[2] Meen jij nu serieus, dat de hoogste, almachtigste geest van God de mens, als Zijn meest volmaakte schepsel als een lege zak heeft gevormd, waar men eerst iets in moet stoppen, als men daar iets in wil hebben? O zie, dan zit je er heel erg naast!
[3] De mens van elke planeet heeft al een oneindige schat aan wijsheid in zich! Deze behoeft slechts door een deugdelijk middel te worden opgewekt, om dadelijk uit zichzelf de heerlijkste vruchten te dragen. Voor zo' n middel echter zorgt reeds de hoogste geest van God.
[4] Heeft de mens een dergelijk middel niet in de wind geslagen, maar het bij zichzelf meteen toegepast, dan zal hij vanuit zijn eigen zaad beginnen te kiemen, te groeien en tenslotte te rijpen. Er is dan geen onderricht van buitenaf nodig, maar alleen van binnenuit.
[5] Want alles wat van buiten af bij de mens komt, is en blijft eeuwig iets vreemds. Het kan de ontvangende geen ware, blijvende, eigen wijsheid geven, maar uitsluitend een wijsheid als van een parasitaire plant die het leven nooit helpt, maar het alleen maar doet verkommeren en tenslotte zelfs te gronde richt, omdat het als iets van buiten af zich steeds naar buiten keert in plaats van naar binnen, naar de woonplaats van het eigenlijke, ware, eeuwige leven uit God, de allerhoogste Geest!
[6] Op deze manier komen wij tot onze wijsheid, namelijk alleen van binnenuit en niet van buitenaf! Als jullie echter ook nog onderricht van buitenaf nodig hebben, dan moeten jullie zeer verstokte wezens zijn en zeer zinnelijk en daardoor op grove wijze zondig: dus tegenstanders van de goddelijke orde en daardoor ook het anti-leven in jullie zelf. Dan moet A evenals B en C enzovoort zeker wel blind zijn en blijven, als onderricht van buitenaf hem niet wekt!
[7] Hier heb je het antwoord op je vraag ook van buitenaf. Want voor een innerlijk antwoord schijn je nog lang niet geschikt te zijn en je vraag is daarvan het zekerste bewijs. Maar vraag daarom gerust verder!'
[8] Bisschop Martinus kijkt na deze woorden van de maanbewoner nog ongelukkiger, omdat hij nu inziet, dat hij met zijn wijsheid niet is opgewassen tegen de wijsheid van de maanbewoner. Hij denkt nu na wat hij moet doen om het maanpaartje te bewijzen, dat hij als bewoner van de aarde tenslotte toch wijzer is. Hij probeert van alles te bedenken, maar er wil hem helemaal niets verstandigs te binnen schieten.
[9] BISSCHOP MARTINUS richt zich daarom tot Mij en zegt: 'Heer, laat mij toch niet helemaal in de steek en help mij om tegen deze meer dan wijze maanbewoner opgewassen te zijn en hem te laten zien, dat op Uw aarde de mensen ook heus geen sparappels zijn. Hij maakt dat ik van duizend vragen van hem er niet één zou kunnen beantwoorden! En toch moet ik zijn heer zijn en over een poosje de leider van deze hele wereld!
[10] Dat zal te zijner tijd wat worden, als de bewoners van alle tot nu toe aan mij voorgestelde werelden mij als hun heer benaderen en mij laten zien, dat ik van deze hele schepping de allerdomste kerel ben! Ik denk dat het nodig zal zijn om ter voorkoming van deze schande hun meteen in het begin door een wijsheid die boven de hunne uitgaat te laten zien, dat ik volledig hun meester ben. Dan zullen ze het in de toekomst wel laten om ons soort mensen zo schoolmeesterachtig te benaderen en als analfabeten te behandelen!'
[11] IK zeg: 'Luister, Mijn lieve Martinus! Denk je dan dat je door een steekhoudende woordenwisseling zo'n echte wijze de mond kunt snoeren? 0, dan heb je het toch wel heel erg mis! Zie, zoals er maar één waarheid is, zo is er ook maar één wijsheid, die evenals een eeuwige vesting ook voor alle eeuwigheid onoverwinnelijk is! Toen deze maanbewoner jou echter met de enige juiste waarheid tegemoet kwam, met welke nog grotere wijsheid had jij hem dan willen bestrijden?
[12] Zie, er is wel een heel andere weg om deze geesten gewillig, hulpvaardig en dienstbaar te maken, dan die jij denkt. Die weg heet liefde, deemoed en grote zachtmoedigheid! Door deze drie voor het leven allereerste en allerbelangrijkste eigenschappen komt men tenslotte op het punt, waarop men zeer krachtig tegenover al deze talloze sterrenbewoners staat.
[13] De liefde leert je om al deze wezens goed te doen en ze zo gelukkig mogelijk te maken. De deemoed leert je klein te zijn en je boven niemand - al zou hij nog zo onbeduidend lijken - hoogmoedig te verheffen, maar jezelf steeds als de minste te beschouwen. En de zachtmoedigheid leert je om iedereen altijd even welwillend te verdragen en er uit het diepst van je hart naar te streven, om iedereen te helpen die je hulp nodig heeft. En dat altijd met zulke zachte middelen, dat niemand hierdoor ook maar in het minst in zijn vrijheid aangetast kan worden. Als er hier of daar ernstiger middelen nodig zijn, dan moet daar nooit de behoefte om te straffen of zelfs rechterlijke toorn achter zitten, maar altijd de allerhoogste en zuiverste, volledig onbaatzuchtige liefde!
[14] Zie, dat zijn de eigenschappen van het hemelse meesterschap! Deze moet je je volledig eigen maken, dan zul je met deze maanbewoners wel beter kunnen omgaan. Ga daarom nog eens naar het paartje terug en probeer het op deze hemelse manier met hen. Misschien zul je dan gemakkelijker met hun overweg kunnen! Ga dat dus doen. Zo zij het!'
[15] BISSCHOP MARTINUS richt zich nu weer tot het maan paart je en zegt: 'Luister, m'n beste kleine, grote vriend, ik heb jouw zeer wijze woorden nu goed overwogen en met de genade van de Heer ingezien, dat je werkelijk in alles wat je zegt volkomen gelijk hebt. Desalniettemin wil ik je toch nog een nieuwe vraag stellen, niet zozeer om jouw degelijke wijsheid verder te willen onderzoeken, maar alleen om van jou te leren!
[16] Zie, je hebt eerder gezegd, dat alle onderricht van buitenaf van nul en generlei waarde is; ik kan je niet zeggen, dat je ongelijk hebt! Maar als alle onderricht van buitenaf, dus ook alles wat men van buitenaf waarneemt - waar dat ook vandaan mag komen en door welk zintuig dat dan ook bij de mens terecht komt - slecht, nutteloos en daarom verwerpelijk is, dan zou ik toch nu vanuit jouw wijsheid te weten willen komen, waarvoor de grote Schepper van alle werelden, mensen en engelen ons uiterlijke zintuigen heeft gegeven? En waarvoor een naar buiten klinkende stem en daarbij een tong die kan spreken? Waartoe dienen eigenlijk alle uiterlijke vormen en alle uiterlijke verschijningsvormen van talloze dingen en wezens? - Of is er soms een wezen zonder enige uiterlijkheid denkbaar? Heft het wegnemen van alle uiterlijkheid elk wezen dan niet totaal op? Want zie, ik kan me in ieder geval geen wezen voorstellen, dat helemaal geen uiterlijk zou hebben! Je ziet nu dat ik terecht twijfel; heb daarom geduld en helder dit voor mij op!'
[17] DE MAANBEWONER zegt daarop: 'Vriend, je grijpt de ene keer lang niet diep genoeg en de andere keer veel te diep! Eenmaal heel weinig en eenmaal een heleboel, daarmee bereik je nog lang niet je doel!
[18] De grote Geest heeft van alles eindeloos veel geschapen. En al het vele dat elkaar alleen uiterlijk kan ontmoeten - omdat het anders onmogelijk véél zou zijn -, is daarom voor elkaar ook iets uiterlijks. Opdat de mens echter ook het uiterlijke begrijpt, zijn hem ook de uiterlijke zintuigen gegeven. Begrijpen kan hij het met deze uiterlijke zintuigen nooit, maar alleen met de innerlijke zintuigen van zijn geest.
[19] Zo heeft de mens uiterlijke zintuigen om het uiterlijke te vatten, en innerlijke zintuigen om het innerlijke te vatten. De wijsheid is echter een aangelegenheid van de innerlijke zintuigen van de geest en niet van de uiterlijke van het lichaam; daarom moet ze ook van binnenuit en niet van buitenaf worden verkregen.
[20] Dit innerlijke onderricht echter geeft alleen de geest aan de ziel, omdat de grote geest van God alles wat ooit geschapen werd en nog eeuwig geschapen zal worden, volledig onthuld in de geest heeft gelegd.
[21] De uiterlijke taal dient er alleen maar toe om het uiterlijke te vatten en dan met het innerlijk te verenigen. Daardoor wordt een huwelijk tussen uiterlijk en innerlijk tot stand gebracht en door dit huwelijk het volle inzicht in de goddelijke orde. Dit inzicht is dan de eigenlijke wijsheid, waarnaar wij alleen moeten streven, omdat die de enige innerlijke kracht van de geest en zijn werkzaamheid bepaalt.
[22] Je zult nu gemakkelijk inzien, dat Gods geest in eeuwigheid nooit de mensen door openbaringen van buitenaf heeft onderricht, maar altijd alleen van binnenuit door de geest. Al leek het misschien ook een persoonlijk onderricht van buitenaf, toch kon dit zo lang geen innerlijke werking hebben, zolang het niet door de alles opwekkende kracht van de geest Gods naar de innerlijke geest van de mens werd geleid. Dus is ook alles wat ik je nu ook alleen maar van buitenaf verklaarde, voor jou zo lang zonder uitwerking, totdat je het ook vanuit jezelf zult vernemen.
[23] Als God Zelf je uiterlijk in alle wijsheid onderwees, zoals ik nu heb gedaan, dan zou ook dit onderricht van God geen zin voor je hebben, zolang Hij, de grote God, door Zijn allerheiligste geest je niet van binnen door je eigen geest zou onderrichten.
[24] Neem dit nu aan, als je dat kunt, als een juist antwoord. En bedenk dat het je niet tot heil strekt, maar een gericht voor je is, zolang je het niet vanuit jezelf zult ontvangen! Want wat niet van jezelf is, dat is een gericht zolang het je niet eigen geworden is en het maakt je niet vrij! - Wil je nu nog iets vragen, vraag dan; ik zal je antwoorden!'
[25] BISSCHOP MARTINUS zegt daarop: 'Vriend, ik zie nu opnieuw, dat jij bij al je uiterlijke nietigheid een in de grond waarlijk wijs wezen bent. Ik erken ook dat ik me met jou nog lang niet kan meten. Maar dat zul jij, vasthoudende wijze, mij toch moeten toegeven, dat ik als ik iemand uit grote liefde, ook al is dit slechts uiterlijk, onderricht geef in dingen die Gods orde, Diens macht, liefde en wijsheid betreffen, dat zulk onderricht toch onmogelijk een gericht kan zijn voor een onschuldige, gewillige leerling, maar alleen een juiste weg tot het eeuwige leven! Want ik heb juist helemaal niet zo veel op met wijsheid alleen, doch alleen met de liefde. Immers, waar deze ontbreekt, daar is wat mij betreft alle wijsheid nog geen simpele klomp leem waard!
[26] Wat vind je van deze opvatting? Ik weet wel dat elk mens eerst uit de geest wedergeboren moet zijn, voor hij in het eigenlijke, vrije rijk van God kan binnengaan. Maar juist om deze wedergeboorte te bereiken, moet men immers toch van tevoren de eerste weg daartoe door uiterlijk onderricht ontvangen, omdat voor mij tenminste een innerlijk onderricht - vooral bij kinderen helemaal niet denkbaar is. En heb ik ook hierin niet gelijk, zeg me dan hoe jullie maanmensjes jullie kinderen onderwijzen!'
[27] DE MAANBEWONER zegt: 'Waarom vraag je nog door, als jouw eigen mening jou veel juister lijkt te zijn, kortzichtige praatjesmaker? Is dan niet elk uiterlijk onderricht een wet, die bepaalt hoe het ene of het andere opgevat moet worden? Oordeelt dan niet elke wet en elke regel? Wanneer heeft de wet ooit iemand vrijgemaakt?
[28] Jullie maken van je kinderen eerst gevangenen en kunnen ze dan nooit vrij maken. Wij echter voeden onze kinderen op, zoals bij jullie een pottenbakker zijn pot vervaardigt die hij tegelijkertijd van binnen en van buiten op zijn draaischijf begint te vormen, omdat hij anders een zeer eenzijdige pot zou maken! Wil je dus leren hoe mensen opgevoed worden tot eeuwige vrijheid, ga dan naar de werkplaats van een pottenbakker, daar zul je je onbegrepen liefde leren kennen! Begrijp goed, bij een pottenbakker vind je meer wijsheid dan tot nu toe in jou!'
[29] Na deze uithaal richt BISSCHOP MARTINUS zich weer tot Mij en zegt: 'O Heer, dit waarlijk radicale maanwezen is helemaal niet bij te houden! Want ik kan een zaak nog zo zuiver volgens Uw leer voorstellen, of hij is me warempel al weer zo'n duizend hele jaren voor! Het wonderlijkste van de zaak is, dat hij als maanbewoner de aarde, die hij toch zeker nooit als een ster heeft gezien, beter lijkt te kennen dan ikzelf! Hij gebood me naar een pottenbakker op aarde te gaan, waar ik de wijsheid en in zekere zin het geheim van de liefde moet bestuderen! Dat is toch wel heel grappig!
[30] Wat moet ik dan wel bij een pottenbakker doen? Moet ik soms hier dit beroep uitoefenen? Ja, de kerel gaat zo ver, dat hij me heel droogjes in mijn gezicht beweert, dat ook U, Heer, mij met Uw mondeling onderwijs niet zou kunnen helpen, als zulks niet van binnenuit uit mijn eigen geest zou komen! Dat is toch kennelijk een grove zonde! Als ik mijn zin kon doen, dan liet ik deze betweter wel een beetje voelen, wat het betekent om zelfs geringschattend over de werkende kracht van Uw leer te spreken!'
[31] IK zeg: 'Laat het nu verder maar, Mijn lieve Martinus, want als jij aan een twistgesprek met deze maanbewoner zou beginnen, dan zou je verreweg aan het kortste eind moeten trekken. Hij verdient het echter helemaal niet, dat Ik hem iets onaangenaams zou laten overkomen, want hij is een buitengewoon goede geest. Dat hij je tenslotte wat zwaarder heeft aangepakt, komt voort uit het feit, dat hij in jou een soort verborgen, eerzuchtig trekje heeft gezien, dat deze maanwezens wel het allerminst kunnen uitstaan. Want bij hen moet het uiterlijke volledig gelijk zijn aan het innerlijke.
[32] Onthoud overigens heel goed wat je van deze wijze hebt gehoord; het zal je te zijner tijd goed van pas komen! De pottenbakker is echter het beste beeld: door dit beeld kun je de gehele volheid van Mijn orde leren kennen! Want zie, Ik Zelf ben immers ook een pottenbakker en Mijn werk is dat van een pottenbakker. Want Mijn orde is als de draaischijf van een pottenbakker. Hoe, dat zal de toekomst je leren!
[33] Laten wij nu naar de twaalfde deur gaan, dan zal je veel duidelijk worden, wat je nu nog onduidelijk is. Zo zij het!'
«« 50 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.