[2] Kortom, ik zeg je dat de Heer deze dertig Jezuïeten zeer genadig was! Ze hebben nu het ergste doorstaan. Ze zijn werkelijk tot aan de rand van de afgrond gekomen en waren veel dichter bij de hel dan bij de hemel, die echter nog heel ver van hen af staat. Maar ze zijn gered en komen nu in de herstellingsperiode. En daarmee is al oneindig veel gewonnen, waarvoor de Heer alleen voor eeuwig alle eer toekomt. Want wat voor de allerhoogste engel niet meer mogelijk is, dat is de Heer nog heel goed mogelijk.
[3] Jij zou in dit derde bedrijf nog wel meer scènes willen bekijken, en daarom kijk je nog zo oplettend in het achterhoofd. Maar ik zeg je, daar zul je nu niets meer zien. Want dit gezelschap keert nu in zich zelf en daarna keren ze zich tot hun betere broeders en wachten dan op de losmaking van deze materieel aandoende omgeving, wat zo dadelijk zal plaats vinden, terwijl wij nog de dames van het H. Hart van Jezus zullen doorzien.
[4] Opdat deze daarop echter niet al te lang behoeven te wachten, zullen wij nu meteen naar de reeds genoemde dames gaan en ze op dezelfde manier gadeslaan, als wij deze dertig Jezuïeten hebben gadegeslagen. Zie, daar zijn ze al! Je kunt er een uitkiezen als je dat wilt; overal zul je precies hetzelfde zien!'
[5] BISSCHOP MARTINUS: 'Goed, als dat zo is, dan is meteen de dichtstbijzijnde goed genoeg; dus maar weer in het achterhoofd gekeken! Juist, juist, net als bij de dertig. Ik zie ze allemaal, zoals ze hier zijn, in een groep bij elkaar staan. In een tuin die met een stevige muur omgeven is en waar in de noordelijk gelegen hoek een heel somber uitziend kloostergebouw is opgetrokken.
[6] Ze lijken in een drukke woordenwisseling met elkaar te zijn. Ik kan echter nog niet horen, waarover ze zich nu eigenlijk met elkaar beraden. Alleen merk ik dat ze nu eens donker en dan weer duidelijk lichter worden, zoals wanneer de wind de wolken over de besneeuwde bergtoppen drijft, waardoor die dan ook onder de schaduw helemaal grijs worden. Wanneer de wolken echter weer het veld hebben geruimd, laten de stralen van de zon de bergtoppen opnieuw lieflijk schitteren! Waar komt bij deze H. H. dames dit verschijnsel dan wel vandaan?'
[7] BOREM zegt: 'Lieve broeder, jij hebt daarvan een heel goed beeld geschetst en je kunt in dit natuurlijke beeld heel goed de verklaring van dit verschijnsel vinden. Zie, ook hier trekken over de bergtoppen van de diverse inzichten van deze dames de wolken van wanbegrip, gedreven door de winden van hun verschillende soorten wereldse passies. Jij weet echter dat, wanneer op de wereld de winden hun spel met de wolken beginnen, het dan gauw slecht weer gaat worden. Zie, zo zal het hier ook geestelijk het geval lijken te zijn.
[8] Merk je niet, hoe deze verduisteringen zich steeds vaker herhalen? Dat wijst er met zekerheid op, dat de eigenlijke dans meteen zal beginnen. Als de verduistering niet meer zal optrekken, dan zal het voorspel van het slechte weer meteen beginnen. Let nu goed op alles; hier zul je nog interessantere dingen zien dan bij de dertig Jezuïeten!'
[9] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Ja, juist, je hebt gelijk! Ik merk al bij enkelen, dat ze helemaal niet meer lichter worden, donker blijven en ook nog steeds donkerder worden. Ook bij de overigen zal het lieve licht zich niet meer in volle sterkte tonen, doch gaat het meer en meer in grijs over.
[10] Werkelijk, het is nu een heel vreemde mengeling van donker en grijs! Diegenen die reeds heel donker zijn, worden nu van onderen af gekleurd als dof, gloeiendrood ijzer. Dat schijnt óf uit een in hen opgekomen woede óf uiteindelijk zelfs uit de hel voort te komen. Luister broeder, dat zijn uiterst verdachte voortekenen van gebeurtenissen die op komst zijn.
[11] Nu ontdek ik, dat door de deur van het klooster twee mannelijke wezens de tuin in gaan, waar onze H. H. Dames zich bevinden, die intussen al heel erg donker zijn geworden. Zij schijnen nog niet te merken, dat deze twee indringers nu al heel dicht bij hen zijn.
[12] Nu, daar heb je het! Nu zal de jacht wel gauw beginnen. Onze dames hebben er lucht van gekregen, dat zich iemand in hun nabijheid bevindt die daar waarschijnlijk niet zou moeten zijn. Want ik zie gloeiende dolken in hun handen, die ze nu naar buiten richten om de twee nieuwkomers op niet al te liefdevolle wijze te ontvangen.
[13] Nu richt de moeder-overste zich op en gebiedt met een handgebaar een algemeen stilzwijgen. Wat zal er nu gaan gebeuren? Misschien wordt er een heel prijzenswaardige toespraak gehouden? Ja, ja, dat zal wel zo zijn, want ze schraapt al geweldig haar keel! Werkelijk, nu ben ik toch heel nieuwsgierig, wat deze priordame de overige dames die onder haar staan voor onzin zal oplepelen. Dus opgelet nu, ze spreekt:
[14] (DE PRIORES:) 'Luister allemaal naar mij, mijn eerwaarde en zeer te respecteren dames! Onze hoogste, waardigste en heiligste orde wordt door een groot gevaar bedreigd! Twee brutale mannen die ik liever boeven zou willen noemen, zijn via ons heilig klooster in onze godstuin binnengeslopen. Waarschijnlijk om met ons ontucht en plezier te bedrijven of tenminste om hier te spioneren naar ons heilig bezit, hoe ze ons dit met geweld zouden kunnen ontnemen, indien wij hun dit niet zonder meer zouden willen afstaan. Maar zij zullen hun nieuwsgierigheid duur moeten betalen!
[15] Wij zijn ongeveer negentig in getal, als ik jullie hier vluchtig overzie. Als deze twee brutale vlegels ons zouden naderen en op onze kreet: 'Naar buiten jullie, godvergeten, eerloze kerels!' zich niet meteen in alle haast zouden verwijderen, vallen we ze allemaal tegelijk aan. En ieder van ons stoot hen de gloeiende dolk tot aan het heft in de borst! Als ze gedood zijn, dan laten we ze door onze huisknecht hier in deze tuin in stukken hakken en op een vervloekte mesthoop verbranden, opdat dit heiligdom van God weer gereinigd zal worden!'
[16] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Kijk, kijk, wat deze lieve dametjes van het H.Hart voor een liefdevolle bloeddorstigheid aan de dag leggen. Dat is toch allerliefst! O jullie goddeloze canailles! Nee, dat zou ik van deze echt helse furies niet hebben verwacht. Nu, als het voorspel al op zo'n manier begint, hoe zal het er dan met de volgende beproevingen uitzien? Kijk nu eens: de twee mannen zien er heel liefdevol uit en ik zou van hen kunnen zeggen: 'Dit zijn twee mensen, in wier zielen geen kwaad te ontdekken is.' En deze slechte canailles verdoemen ze al, zonder ze nog goed te hebben gezien en nog minder te hebben gesproken!'
[17] BOREM zegt: 'Wees maar rustig, je weet immers, hoe het met deze zaken gesteld is. Laat ze maar rustig gaan. Als de tijd is aangebroken om hier te gaan bemiddelen, zullen wij wel door het bord daaraan worden herinnerd. Daarvóór zijn wij alleen maar rustige toeschouwers van alles wat zich hier afspeelt. Kijk nu maar weer verder.'
[18] BISSCHOP MARTINUS kijkt nu weer heel oplettend naar de scène voor zich en zegt na een poosje: 'Wel, broeder, nu keren de twee mannen weer naar de kloosterpoort terug en trekken een gezicht, alsof ze willen maken dat ze wegkomen uit deze godsheiligdomstuin.
[19] Maar de dames merken dat en roepen nu geheel in tegenspraak met hun vroegere voornemen: 'Halt, geen stap verder, jullie goddeloze kerels!'
[20] De twee mannen lijken daar niet op te letten en naderen steeds meer de uitgangspoort. De dames merken nu, dat deze twee op hun geroep geen acht willen slaan. Dat maakt hen helemaal razend, zij stormen onder verschrikkelijk geschreeuw de mannen achterna en versperren hen de weg.
[21] Een deel omringt de twee mannen met getrokken dolken en vraagt met dreigend gezicht als uit één mond: 'Wat zoeken jullie hier, jullie goddeloze kerels? Beken jullie boze opzet, jullie verraderlijke plan, opdat wij jullie dan zonder genade en medelijden des te erger kunnen kwellen. Want door jullie brutaal en onbeschaamd binnenkomen in deze tuin, hebben jullie Gods heiligdom ontheiligd en zogezegd de Geest Gods met voeten getreden! Zo'n hoogst misdadige doodzonde kan alleen maar verzoend worden door de dood, en alleen jullie eeuwige verdoemenis kan de goddelijke gerechtigheid genoegdoening verschaffen! Spreek daarom, jullie reeds bij voorbaat vervloekten!'
[22] De twee mannen zeggen nu: 'Luister geduldig naar ons! Wij zijn door God naar jullie gezonden, om jullie uit je grote dwaasheid te bevrijden. Maar daar we bij jullie niets dan een gloed van toorn en wraak zien, zijn jullie voor zulk een grote genade nog lang niet rijp en zullen van nu af aan heel lang moeten wachten, tot jullie deze genade waardig zult worden. Hebben jullie niet gehoord, dat wie oordeelt en vervloekt, zelf geoordeeld en vervloekt wordt?! Wij willen echter geen kwaad met kwaad vergelden. Kom daarom tot bezinning en laat ons in vrede vertrekken, anders zal het jullie slecht vergaan!'
[23] De dames vallen nu met hun dolken woedend op de twee aan. Deze verdwijnen echter en de dames steken zich nu zelf neer in hun blinde woede.'
«« 72 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.