Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 8 / 204 »»
[1] Weer geheel alleen op de weide, begint hij na een poos in zichzelf de volgende monoloog te voeren:
[2] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Waar is mijn gids nu gebleven? Een mooie leider is me dat; als je hem het meest nodig hebt, verdwijnt hij en nu is hij God mag weten waar. Alleen wanneer je gefaald hebt, dan is hij er in een oogwenk, - een eigenschap die ik wel het allerminst kan uitstaan. Of bij iemand blijven en hem leiden op zulke onveilige wegen zoals hier in de geestenwereld, of hij moet maar voor altijd van mij weggaan, als hij alleen maar komt, wanneer ik gezondigd heb. O, van zulke dwazen zou je er meer moeten hebben!
[3] Als hij mij naar de zaligheid wil leiden, laat hij dan zichtbaar bij mij blijven, anders is zijn leiderschap niets waard. Wacht maar, jij lutherse verdwijngeest van een leider, je zult aan mij zo'n kluif hebben, dat je alle geduld vergaat! Wat kan mij nu nog meer overkomen? Ik ben nu luthers en volgens de leer van Rome volkomen rijp voor de hel - misschien bevind ik me daar al zonder het te weten?!
[4] Laten daarom die mooie lammeren nog maar eens naar mij toekomen. Ik zal voor hen weliswaar geen wolf in schaapskleren zijn, maar een vurig minnaar zoals er geen tweede ooit op aarde is geweest! - Mijn hand zal ik nimmer tegen hen opheffen en ook niet uit dit boek hun namen oplezen, opdat zij niet weer van mij wegvluchten. Ik wil mijzelf weliswaar ook niet meer zo vergeten met de een of andere; maar van een hand opheffen of een naam oplezen zal bij mij geen sprake zijn. En komt hij dan ergens uit een schuilhoek te voorschijn, dan zal hij ondervinden hoe een bisschop van de aarde kan spreken, als hij dat wil!
[5] Waar blijven die lieve engeltjes toch zo lang? Tot nu toe is er nog nergens een spoor van hen te ontdekken. Ik merk nu ook aan mijzelf dat ik nu veel dapperder en vrijmoediger geworden ben! Daarom kom nu maar lieve engeltjes, jullie zullen nu bij mij de juiste man vinden, geen lafaard meer, maar een held, en wat voor held!
[6] Maar nog altijd verschuilen zij zich ergens. Het is toch al geruime tijd geleden, dat mijn gids mij verliet en nog steeds is er nergens een ziel te bekennen. Wat heeft dat te betekenen? Heeft soms die mooie gids van mij dit zo fraai voor mij geregeld voor alle eeuwigheid? Daar heeft het veel van weg. Het komt mij al weer voor alsof er enkele tientallen jaren zijn verstreken sinds hij mij verliet, zullen dit soms weer miljoenen jaren worden?
[7] Dit leven in de geestenwereld is toch een echt hondenleven! Men kan hier werkelijk geen kant meer uit. Alles is hier zo wazig; nergens goed licht. En alles is niet dàt, wat het lijkt. De steen, waarop ik nu al een hele tijd op de schapen en lammeren zit te wachten, is zeker ook heel wat anders dan hij lijkt te zijn. Ook die lieve engeltjes: God weet waar en wat zij eigenlijk zijn? Waarschijnlijk niets, want waren zij iets, dan moesten zij er al zijn! Ja, ja, alles wat er is, is niets! Mijn gids ook; anders had hij onmogelijk zo snel in het niets kunnen verdwijnen!
[8] Dit leven lijkt nog het meest op een droomleven. Vaak heb ik van allerlei gedaanteverwisselingen gedroomd, maar wat waren dat? Niets anders dan beelden, te voorschijn gebracht door het fantastisch voorstellingsvermogen van de ziel. Zo is ook dit leven niets anders dan een ijdele, lege, hoogst waarschijnlijke eeuwige droom! Alleen mijn overwegingen lijken echt te zijn, al het andere is niets dan louter fantasie van de ziel! Nu wacht ik zeker al haast 200 jaar hier op de schapen en lammeren, maar er is geen spoor van hen te ontdekken!
[9] Het verbaast mij echter wel, dat in deze fantasiewereld dit boek, mijn boerenkleding, ook deze streek met dit lutherse huis en de tempel zo geheel onveranderd blijven. Al met al is deze geschiedenis toch wel grappig. Er schijnt toch wel iets aan de hand te zijn, maar wat, dat is nu juist de vraag!
[10] Of is het toch niet goed geweest, dat ik meteen vanaf het begin al niet van plan was zijn raad echt op te volgen? Als hij echter een goede gids is, dan had hij mij meteen terecht moeten wijzen, in plaats van zich zomaar uit de voeten te maken. Heeft hij dan niet zelf gezegd dat, wanneer ik nog eenmaal dezelfde fout zou maken, daar zo'n schade van zou ondervinden, dat ik daar werkelijk honderden jaren naar aardse tijd aan te knagen zou hebben? Ben ik dan werkelijk al gevallen? Met mijn gedachten en verlangens zeer zeker, maar metterdaad niet, daar die engeltjes helemaal niet teruggekomen zijn.
[11] Misschien zijn zij juist daarom niet verschenen, omdat ik zulke gedachten en plannen koesterde? Dat zou best kunnen. Als ik nu zulke gedachten maar van mij af zou kunnen zetten! Waarom moesten zij dan ook zo ontzettend mooi en bekoorlijk zijn? Daar heb ik mij nu geweldig in de nesten gewerkt, dat betekent wachten, totdat mijn domme gedachten verdwenen zijn en mijn wensen ook!
[12] Dat zie ik nu wel in: wanneer dit een beproeving van mijn grootste zwakte is, dan zal mij dat veel moeite kosten, omdat ik op aarde op dit punt in het geheim een beest was in optima forma! Ja, wanneer ik zo' n echt weelderig meisje zag, dan ging bij mij - taceas*! (* zwijg!) Hoeveel heb ik - taceas de rebus praeteritis ** (** zwijg over de dingen die gebeurd zijn) mooie jonge nonnen! O, dat waren fantastische tijden, echter nu taceas!
[13] Hoe streng was ik in de biechtstoel tegen de biechtkinderen, en hoe lauw tegen mijzelf! Helaas, helaas, dat was niet juist; maar wie - buiten God - heeft de kracht om de macht van de natuur te weerstaan?
[14] Wanneer dat stomme celibaat er niet was en een bisschop de man van een ordentelijke vrouw zou zijn, zoals naar mijn weten Paulus ook uitdrukkelijk verlangde, dan zou het gevecht met het vlees zeker veel minder moeilijk zijn. Maar nu leeft zo'n bisschop steeds zoals Adam vóór de zegening van de boom der kennis met de verleidelijke Eva in een zeker paradijs, en kan nooit genoeg krijgen van de aangeboden appel!
[15] O, wat een zwijnerij! Maar het is nu eenmaal zo; wie kan het veranderen? De Schepper alleen, als Hij het wil; zonder Hem blijft de mens - in het bijzonder mijn soort - wel altijd en eeuwig een beest, en dan wel een echt afschuwelijk beest!
[16] Heer, wees mij genadig en barmhartig! Ik zie nu wel in, wanneer U mij niet Uw helpende hand toesteekt, dan zal het mij slecht vergaan; want ik ben een beest en mijn gids een eigenzinnige sukkel, misschien wel de geest van Luther! Zo zal het niet gaan! Geduld, verlaat mij niet; alweer duizend jaar op één plek!'
[17] Nu zwijgt hij eindelijk en wacht op de schapen en lammeren.
«« 8 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.