Chanchah’s verlangen, het wezen van de Heer te doorgronden - Het recept van de Heer - Chanchah' s vurige liefde tot de Heer

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 95 / 204 »»
[1] CHANCHAH neemt eerbiedig het kleed, dat op het moment dat ze het aanraakt, haar hele wezen al buitengewoon mooi siert. Als ze daar zo hemels gekleed staat, huilt ze van vreugde en zegt: 'O vriend, wat is toch je naam? O zeg het mij, opdat ik hem met gloeiend schrift voor eeuwig in mijn hart kan schrijven!'
[2] IK zeg: 'Mooie Chanchah, daar is al voor gezorgd. Wat jij zou willen doen, is al gebeurd. Zoek maar in je eigen hart en je zult datgene vinden, wat je nu probeert van Mij te vernemen. Ik zeg je: Je liefde tot Mij zal je alles onthullen!'
[3] CHANCHAH zet grote ogen op over Mijn woorden en is hoogst verbaasd. Na een poosje zegt ze helemaal in zichzelf verdiept: 'Jouw liefde tot mij zal je alles onthullen. Wat je zou willen doen, dat is al gebeurd. Zoek maar in je eigen hart en je zult datgene vinden, wat je van Mij probeert te vernemen!'?
[4] Vreemd, heel vreemd. Hm, hm, hoe kan hij zo praten?! Waarom gloeit toch mijn hart zo hevig van liefde, als hij met mij spreekt? In zijn stem ligt zo'n onbegrijpelijke tovermacht, dat het mij voorkomt, alsof deze door de macht van zijn woorden werelden kan scheppen en weer vernietigen. Een ongekende mildheid en daarbij echter toch vol waarachtige, goddelijke ernst. Werkelijk, werkelijk - ik vermoed iets groots!
[5] O jij heilig woord, op aarde nog nooit vernomen! O heilige klank van zulke woorden: 'Jouw liefde tot Mij zal je alles onthullen!' Ik wil immers maar één ding, alleen zijn naam wil ik. En hij zegt: 'Alles! Alles!' Hoe eindeloos veel groter is dan wel alles dan een. Ik wilde immers maar één ding en hij zegt: alles!
[6] O Lama, Lama! Gij grote, heilige Lama, hoe moet ik dit begrijpen? Ach, wat is zijn gestalte toch mooi en wat een verheven pracht is er in zijn ogen! Die andere twee zijn ook wel verheven gestalten en ze lijken ook heel wijs en machtig te zijn. Maar als ik deze éne aankijk, dan ontvlamt mijn hart als de grote keizersfakkel, die als hij wordt aangestoken boven de grote fakkeltoren van de keizerlijke burcht, de hele stad helderder verlicht dan de volle maan.
[7] (Zich tot Mij wendend:) Ach, lieve vriend, ja goddelijke vriend! Wat voor woorden heb jij tot mij gesproken! Wie kan behalve jij hun betekenis uitleggen? Ze hebben in mij diepe vermoedens gewekt en ach - ik kan het met geen mogelijkheid meer voor je verbergen - een liefde, ja een wonderbaarlijke, machtige liefde tot jou, jij allerheerlijkste! Ja, je hebt gelijk, je hebt waar gesproken: 'Jouw liefde tot Mij!' Jawel, liefde tot jou, jij heerlijkste!
[8] Zie, toen ik op aarde wandelde in de mooie en grote tuinen, waaraan de stad van mijn broeders zo rijk is, luisterde ik dikwijls naar de zachte klanken, waarmee de zwanen over de spiegel van een sierlijke vijver weg deinden en de ondergaande zon begroetten, wat een lieflijke aanblik bood. Het waren heerlijke klanken; maar ze waren helemaal niets in vergelijking tot de zachte mildheid van de klank van jouw woorden.
[9] Dikwijls ging ik in de vroege ochtend voor mijn plezier wandelen en nam mijn windciter mee. Deze klonk zo heerlijk, als de opgewekt zachte ochtendbries haar snaar begroette, dat mijn hart dan van vreugde begon te beven. Ja, toen beefde mijn hart - want toen had ik immers jouw stem nog niet gehoord; nu zou Chanchah' s hart niet door die klanken worden beroerd, sinds het beefde bij de hemelse klank van jouw woorden!
[10] Ach, hoe zoet klonken ooit ook de woorden van mijn moeder, als ze me riep en sprak: 'Chanchah, jij mijn leven, kom aan het hart van je moeder, die meer van je houdt dan van haar eigen leven!' - Ach lieve vriend, in deze roep lag meer harmonie, dan de wereld kan vatten. Wat voelde de vrolijke Chanchah zich gelukkig bij deze roep! De aarde werd mooier, leek wel op te lichten, ja, ze werd dan een hemelse tuin!
[11] Maar, O vriend, jij heerlijkste, toen had ik de klank van jouw woorden nog niet gehoord. O, hoe diep zakt dat alles nu in het stof weg, als ik jou aankijk en jouw hemelse woordenklank in mijn bevend hart verneem als een heilige echo die uit de hemel weerklinkt! Ach, jij heerlijkste, wat zal ik beginnen als mijn hart steeds onstuimiger voor jou, voor eeuwig alleen voor jou ontbrandt?
[12] Lama, Lama, U bent wel groot en heerlijk, waar U bent. U dient men meer lief te hebben dan alles. Maar wat kan de arme Chanchah er aan doen, dat haar hart deze, zeker ook Uw vriend, zo heel innig omsloot!
[13] Maar jij, o heerlijkste, zult toch niet boos op mij zijn, omdat ik het waag zo machtig veel van je te houden? Ik kan er toch niets aan doen, dat jij mijn hart zo dierbaar bent geworden!
[14] Men leerde mij op aarde wel, dat er voor hen die goed zijn, een hemel is, die nog duizendmaal mooier zou zijn dan Peking, de grote keizerstad, en verhevener dan de majesteit van de blauwe bergen. Ik echter vind deze hemelse pracht nu heel leeg en ik vind, dat nooit de hoogste pracht van de hemelen, maar alleen een hart voor de ander eeuwig een hemel der hemelen blijft!
[15] Ik heb in jou mijn hemel der hemelen gevonden! Ach, mocht jij ook in mij, tenminste zo'n klein lusttuintje vinden!' - Met deze woorden valt de lieftallige aan Mijn voeten.
[16] MARTINUS zegt: 'O Heer - 'broeder' wilde ik zeggen, ik zou U bijna hebben verraden! - nog nooit ben ik iets tegengekomen wat ook maar enigszins lijkt op deze maagdelijke zachtheid. Dat wil ik toch liefde noemen! Daar zijn wij maar ruwe ossen bij. - Broeder Borem, bij haar kunnen wij beiden nog wel een tijdje in de leer gaan. Wat vind jij?'
[17] BOREM zegt vol van hoogste eerbied: 'Ongetwijfeld, lieve broeder Martinus, wij zullen wel eeuwig niet uitgeleerd raken in het zo gelukkig makende gezelschap van de Meester aller meesters. Overigens alle respect voor deze lieftallige Chinese; tegen de tederheid van haar gevoelens en tegen de echt oriëntaalse gloed van haar liefde zullen wij het stellig nog lang niet kunnen opnemen. Het is buitengewoon verheugend om haar te horen praten en daarbij de toename van haar liefde te aanschouwen. Helemaal gelukkig stemt het ons te weten, waarheen haar nu nog blinde liefde haar voert.'
«« 95 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.