De religie van de bewoners van het vierde gordelpaar

Jakob Lorber - De natuurlijke zon

«« 42 / 74 »»
[1] Wat de religie betreft, die is vrijwel nergens zo eenvoudig als hier.
[2] Ze bestaat enkel uit het levende geloof, dat God een uiterst volmaakt mens is, en deze uiterst volmaakte mens de hemel, hun aarde en alle dingen en wezens vanuit Zijn vrije wil heeft geschapen, de mens naar Zijn evenbeeld heeft gemaakt en hem op de wereld als heer daarover heeft geplaatst, opdat hij zowel de uiterlijke als zijn eigen wereld - die het natuurlijke van ieder mens is tijdens zijn lichamelijke leven - zou beheersen. Dat wordt als grondbeginsel van hun religie geleerd en maakt in zekere zin het eerste gedeelte van hun religie uit.
[3] In het tweede stuk van hun religieuze leer wordt echter getoond, dat de mens een volmaakt vat is om de goddelijke wil op te nemen; en verder wordt er getoond, hoe de mens alleen door deze wil op te nemen een werkelijk machtige heerser over alle andere schepselen van de wereld en ook over de wereld zelf kan worden.
[4] Bovendien wordt in dit gedeelte nog getoond, hoe de mens zich de goddelijke wil volkomen eigen kan maken - namelijk door die te vervullen. Want daar zegt men: Wie de wil van God volkomen in zichzelf vervult, moet hem immers eerst volkomen in zich hebben opgenomen. Maar niemand kan de goddelijke wil in zich opnemen, zolang hij zijn eigen schijnwil niet laat varen. Maar hoe laat de mens zijn wil varen? Dat doet hij, wanneer hij hem gebruikt voor het doel, waarvoor deze wil hem door de Schepper werd ingegeven.
[5] Hoe luidt dit doel nu? - Het luidt als volgt: De mens moet zijn eigen wil de wil van God willen vervullen en die wil voor dat doel willen leren kennen. Aan wie dat volledig ernst is, zal God weldra in de juiste mate Zijn wil doen kennen. In hoeverre iemand dan echter de wil van God begrijpt en met zijn eigen wil overeenkomstig de wil van God handelt, voorzover hij die heeft herkend - die mens verenigt dan zijn eigen wil met de goddelijke; daardoor wordt pas de hernieuwde verbinding tussen God en de mens bewerkstelligd, en dat is de eigenlijke religie33.
[6] Hoe meer de mens zich dus op het gebied van de religie inspant de wil van God te leren kennen en ernaar te handelen, des te meer verbindt hij zich ook met de kracht van de goddelijke wil. En als iemand zich de goddelijke wil in zo’n mate eigen heeft gemaakt, dat hij absoluut geen eigen wil meer heeft (zelfs niet, om de goddelijke wil te vervullen), maar elke wil in hem al puur goddelijk is geworden - dan heeft de mens zich niet alleen met God verbonden, meer heeft hij zich met Hem verenigd.
[7] En dat is het doel van de religie, namelijk dat de mens zich met God moet verenigen, dat wil zeggen dat hij geen andere wil als beweegreden voor zijn handelen heeft dan alleen de goddelijke wil.
[8] Wie nu enkel en alleen de goddelijke wil als beweegreden voor al zijn handelingen heeft, handelt met gemak en buitengewoon effectief. Want de almacht van de goddelijke wil openbaart zich overal en in ieder mens, wanneer deze wil als zuivere beweegreden van de een of andere handeling naar voren treedt. -
[9] Kijk, deze korte beschrijving geeft het tweede gedeelte van de religie van de bewoners van deze gordel weer.
[10] En nu komt er nog een derde deel. - In dit gedeelte wordt alleen het inwendige leven beschreven, eveneens op de kortste en eenvoudigste wijze; dat zullen jullie onmiddellijk zien in de leer, die Ik evenals de voorgaande letterlijk voor jullie zal aanhalen.
[11] De leer van het derde gedeelte luidt dus als volgt: God is het meest oereigen Leven zelf. Daarom heerst in God Zelf als zodanig eeuwig en onverbiddelijk de grootste vijandschap tegenover de dood. Want het leven kan nooit op vriendschappelijke voet staan met de dood. - Hoe zou God, die het oereeuwige, meest feitelijke fundamentele Leven van alle leven is, ooit gemeenschap en vriendschap kunnen hebben met de dood, die de allerscherpste tegenstelling van alle leven is?!
[12] Deze vijandschap, die in de eeuwige orde van God wortelt, is de ‘toorn Gods’. Maar als God, de grondslag van alle leven, de wereld en de dingen uit Zichzelf heeft geschapen, dan heeft Hij die beslist niet vanuit Zijn toorn, maar vanuit Zijn eindeloze vriendschap geschapen. Deze vriendschap, de liefde, is het eigenlijke fundamentele wezen van God, waaruit wij en alle dingen zijn voortgekomen.
[13] Maar als wij als zelf levende, denkende en willende wezens toch duidelijk onmiskenbaar uit het leven van God zijn voortgekomen, , waarin geen dood denkbaar is, dan zijn wij zeker niet voortgekomen voor de dood, maar voor het leven. En aangezien dat zo is, kunnen daar allemaal duidelijk uit afleiden, dat wij als levende wezens bestaan.
[14] Want de dood, dit onding zonder bestaan, enkel als een begrip voor de tegenstelling van het leven, kan immers onmogelijk iets voortbrengen. Want als hij dat zou kunnen, zou hij eerst moeten bestaan. Maar hoe en waar zou hij kunnen bestaan, aangezien het levende Wezen van God Zijn eigen oneindigheid vervult, buiten welke er geen tweede oneindigheid meer denkbaar is, omdat die ene oneindigheid van God eeuwig onbegrensd is?
[15] Maar aangezien wij nu levend zijn, denken en onszelf voelen, bestaan wij toch ontegenzeglijk vanuit het oerleven van God en zijn wij, daar waar we zijn, in het centrum van Zijn oereeuwige, allervolmaaktste leven. Niets kan ons daarvan scheiden dan voor een korte tijd alleen onze eigen wil, die ons door God gegeven is.
[16] Als wij deze weer met Zijn wil verenigd hebben, zijn wij daardoor ook teruggegaan in het oerfundamentele Leven en scheidt niets ons daar meer van - dan schijnbaar alleen de zwakke huid van het lichaam. - Wanneer deze overeenkomstig de wil van God van ons wordt afgenomen, zijn wij weer volkomen één leven met God, dat zichzelf dan in de hoogste mate van helderheid eeuwig in alle volmaaktheid zal herkennen en beschouwen.
[17] Maar hoe voelen wij dit oergoddelijke leven in ons? - Dit oergoddelijke leven voelen en beleven wij door de liefde. Wie dus de liefde heeft, heeft ook het leven al in zich. Maar wie de liefde niet zou hebben, zou nog verdere beproevingen moeten doorstaan, en wel net zolang, tot de liefde zich in hem kenbaar maakt.
[18] De liefde voor onze broeders en zusters is het begin van innerlijk leven. Wie vanuit deze liefde in de liefde voor God is overgegaan, is ook van het begin van zijn leven overgegaan in de volheid van het goddelijke leven zelf.
[19] Want wie zijn broeders en zusters liefheeft, leeft al in hun harten en zij in het zijne. Wie evenwel God liefheeft, leeft in God en God in hem!
[20] Niemand kan echter vanuit zijn eigen liefde God liefhebben, omdat God de volheid van het leven is. Maar als iemand door zijn liefde zijn broeders en zusters levend in zich heeft opgenomen, heeft hij daardoor zijn eigen levenssfeer wijder gemaakt, zodat hij dan pas hierin de volheid van het goddelijke leven kan opnemen.
[21] Want het eigen leven door de eigen liefde is veel te onvermogend om de volheid van het goddelijke leven te dragen. Maar een leven als broeders en zusters, dat door de liefde in het hart van een mens verenigd is, kan langzamerhand zodanig versterkt en krachtig gemaakt worden, dat het dan in staat is de volheid van het goddelijke leven in zich op te nemen.
[22] Hoewel ieder mens als zodanig weliswaar een levend wezen is, zou toch het leven van een individueel mens in zichzelf zich louter als dood voordoen vergeleken bij de volheid van het goddelijke leven, en niemand zou die volheid kunnen verdragen, als die over hem zou komen in zijn armzalig levende afgeslotenheid. Spreidt daarom de armen van jullie harten wijd uit en omvat alle broeders en zusters daadwerkelijk met de innigste liefde, dan zullen jullie daardoor jullie hart omvormen tot een ruime woonplek, waar de volheid van het goddelijke leven zal kunnen binnentrekken en daar voor eeuwig haar intrek nemen. Want God is groot en de volheid van Zijn leven is eindeloos.
[23] Nu weten wij, dat er in een punt geen grote kracht kan heersen. Wanneer de punten zich echter verenigen, zullen ze ook een kracht bezitten, die overeenstemt met de omvang van hun vereniging. - Is onze grote wereld niet samengesteld uit louter punten? Als wij daar nu één punt van nemen en de kracht daarvan onderzoeken, hoe gering blijkt die dan te zijn vergeleken bij die van ons, zodat wij het tussen onze vingers zouden kunnen verpletteren. - Maar kunnen wij dat ook met onze grote wereld? - O, bij lange na niet! Want de kracht van de wereld is een volheid, die overeenkomt met de eindeloze veelheid van punten, waar ze uit bestaat. Deze kracht is echter eveneens niets anders dan het voortdurend machtig werkende leven van God in onze wereld.
[24] Een egocentrisch mens lijkt op een punt, dat reeds door onze kracht vernietigd wordt. Wat zal er dan wel niet met hem gebeuren tussen de vingers van de goddelijke levenskracht? - Maar wanneer wij ons hart wijder maken door liefde voor onze broeders en zusters, dan maken wij - door levende, individuele punten in onszelf samen te trekken - onze eigen innerlijke wereld groter (en dat doet de liefde voor onze broeders en zusters allemaal) en vormen zodoende een krachtig orgaan om steeds grotere krachten op te nemen. Als dit orgaan overeenkomstig Gods wil volmaakt gevormd is, evenals de uiterlijke wereld die ons draagt, dan zal het ook het vermogen krijgen de volheid in zich op te nemen van de hogere krachten, die uitgaan van de oereeuwige, eindeloze volheid van de goddelijke levenskracht.
[25] Heb jullie broeders en zusters dus lief, opdat jullie God lief kunnen hebben; want zonder de liefde voor broeders en zusters kan niemand God liefhebben.
[26] Kijk, dat is het hele derde grondbeginsel van het leven door de ware religie.
[27] Met dit grondbeginsel is ook het huwelijk verenigd. Daarom is het huwelijk ook nergens zo’n innige band als hier.
[28] Dat dit zonder enige uitzondering het geval is op de beide gordels, die met de planeet Jupiter overeenstemmen, kunnen jullie wel afleiden uit het feit, dat Ik bij het beschrijven van de noordelijke gordel de zuidelijke helemaal nergens speciaal heb genoemd. - En daarmee zijn we ook klaar met deze vierde gordel en zullen ons direct naar de vijfde begeven.
«« 42 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.