[2] Als een weg bergopwaarts moet lopen, mag deze geen bochten maken om bij de hoger gelegen hoofdweg te komen, maar eveneens over heuvels en diepten heen aangelegd zijn en langzaam stijgen, net zo lang tot de weg de hoofdweg bereikt. Als zich hierbij aanzienlijke moeilijkheden met het landschap voordoen, moet dat aan de tempel gemeld worden. Onmiddellijk worden dan door de tempel de buren geroepen om bij het een of andere huis het werk te helpen voltooien; en dat doen ze dan ook direct zonder tegen te spreken. - Als een woonhuis echter hoger ligt dan de weg, mag de weg geen haakse verbinding met de hoofdweg hebben, maar moet die een zodanige richting hebben, dat hij onder een hoek van tenminste vijfenveertig graden op de weg aansluit.
[3] Ook mag geen enkele zijweg in tegengestelde richting met de weg verbonden worden, dus vanuit de richting waarin de sterren opgaan, maar altijd vanuit de richting waarin ze ondergaan, opdat niemand zich van zijn woning naar de hoofdweg in de richting van de ondergang, maar in de richting van de opgang moet bewegen.
[4] Verder bestaat er nog een regel, op grond waarvan niemand over de hoge ring van bergen heen mag klimmen, omdat aan de andere kant in de vijfde gordel na een licht glooiende helling de eindeloos diepe steilten volgen, waar niemand een voet kan zetten zonder overduidelijk levensgevaar. Want de bewoners kunnen wel vanaf de hoogste rand van het ringgebergte in de vijfde gordel kijken, maar ze zien daar niets anders dan een eindeloos grote zee. Van de landen van de vijfde gordel kunnen zij niets ontdekken vanwege de te grote afstand.
[5] Daarom verkeren ze ook in de mening dat de wereld bij deze gebergten ophoudt en dat daarachter eeuwige wateren beginnen. Van hun eigen wereld hebben ze de voorstelling, dat die een grote ring is, die weliswaar rondom boven de grote wateren uitsteekt, maar van binnen hol is en enkel gevuld met de grote wateren. - Dit is dus het denkbeeld van het volk. - De voornaamste wijzen van de tempel weten echter, omdat zij ook contact hebben met de geesten, heel goed hoe het met hun wereld gesteld is, maar dat delen ze het volk niet mee; want zij zeggen: Als ons volk zou weten dat de wereld, waarop wij wonen, nog veel groter is dan het gedeelte, waar wij wonen - dan zou het een tunnel onder de ring van bergen door graven, daar doorheen reusachtige schepen naar de zee aan de andere kant brengen en het land van andere volkeren betreden. Dat is echter niet de goddelijke wil. Het volk moet dus bij zijn onschuldige wereldbeeld blijven en altijd bereid zijn daar te dienen, tot eer van de grote, almachtige God.
[6] Dat is dus nog een regel. - Verder is er nog een regel, dat alle huizen langs de weg constant rijkelijk van etenswaren voorzien moeten zijn om daarmee de reizende gasten te kunnen verzorgen. Om deze reden heeft ieder woonhuis dan ook de plicht om de huizen langs de weg, die binnen het eigen district vallen, daarvan te voorzien. - Als hier en daar sommige woonhuizen te ver van de weg af liggen, moeten ze hun deel naar de buren brengen, die het dan bij de huizen langs de weg afleveren. - Dat is wel al het wezenlijk belangrijke, wat de uiterlijke, daadwerkelijke gedeelte van de religie uitmaakt.
[7] Wat houdt het geestelijke deel dan in? - Het geestelijke gedeelte bestaat uit heel eenvoudige fundamentele leren over God, die iedereen moet kennen en derhalve ook in het daadwerkelijke gedeelte van zijn religie moet opvolgen. - Hoe luiden deze grondbeginselen? - Die luiden als volgt:
[8] God is één enkel wezen en heeft geen ander wezen buiten zich, dat is zoals Hij. - Daarom is Hij als enige boven alles machtig, boven alles verheven, boven alles heilig en vol van de allerhoogste eer. Wat Hij doet is de vrijheid van Zijn wil. En Zijn wijsheid is het in act nemen van Zijn eigen, eeuwige orde. Hij is de Schepper van alle dingen. Alles, wat Hij maakt, maakt Hij vanuit Zijn wil; de elementen zijn Zijn gedachten, en Zijn wil vormt hen tot wezens. Wanneer Hij een wereld bouwt heeft Hij geen materie nodig, maar de materie wordt gevormd door Zijn gedachten, en Zijn wil is de bouwmeester overeenkomstig de eeuwige orde in Hem. Wij kunnen God in eerste instantie niet anders kennen dan uit Zijn werken, die ons Zijn grote macht en Zijn grote eer verkondigen. Daarom kunnen wij God ook niet anders eren dan door Zijn natuur na te bootsen en van de door Hem gegeven materie werken te bouwen, in overeenstemming met de vrijheid van onze kennis. God heeft ons werk weliswaar niet nodig; want Hij schept in één ogenblik grotere dingen dan wij met al onze kracht in vele duizenden jaren. Toch bouwen wij werken, zo groot en verheven wij maar kunnen, om Hem daarmee metterdaad te tonen, dat wij wat in ons hele wezen van Zijn eeuwig oneindige eer doordrongen zijn. Ook al hebben wij nog zoiets groots gebouwd, en daar geen lof van God voor ontvangen, dan moet ons dat er toch niet van weerhouden steeds weer grotere dingen te doen. Want hoe zouden al onze nog zo grote werken zich ook in goddelijke lof kunnen verheugen, aangezien ze allemaal bij elkaar niets zijn in Zijn ogen!? - Maar al kijkt God niet naar onze werken, Hij kijkt toch naar onze wil en onze volharding tot Zijn eer. En zo worden wij niet op grond van onze werken, maar alleen op grond van de standvastigheid van onze wil door Hem gezegend.
[9] Omdat wij echter weten waar God welbehagen aan heeft, richten wij ons ernaar, dat wij ons dit welgevallen altijd waardig kunnen maken. - Om zich echter God welgevallig te maken, moet iedereen de volgende belangrijke deugden onophoudelijk in zichzelf in acht nemen:
[10] Ten eerste: Omdat God de Allerhoogste is, moeten wij de allerlaagsten zijn. - Ten tweede: Omdat God als enige almachtig is, moeten wij altijd onze machteloosheid tegenover Hem belijden. - Ten derde: Omdat God vol van de hoogste eer is, moeten wij altijd vervuld zijn van de diepste deemoed. - Ten vierde: Omdat God boven alles heilig is, moeten onze knieën altijd voor Zijn naam buigen. - Ten vijfde: Omdat alleen God alle dingen toebehoren, mogen wij ons die nooit toe-eigenen en moeten wij Hem altijd dankbaar zijn voor iedere gave, ook al is het maar een enkele druppel water; want ook een druppel water kan de mens niet scheppen. - Ten zesde: Om dat alleen in God alle kracht en macht is, moet iedereen weten dat ook zijn kracht uit God is en dat dus ook niemand iets zonder God kan doen; degene aan wie God echter Zin kracht schenkt, kan alles. God zal niemand de afgesmeekte kracht onthouden, wanneer hij die alleen tot Zijn eer wil aanwenden. - Ten zevende: De grootste eer, die wij God kunnen betuigen, is dat wij elkaar wederzijds liefhebben en achten, en wij in Zijn heiligdom vanuit deze liefde en achting en in alle deemoed van ons hart Hem Zelf durven liefhebben.
[11] Kijk, dat is het gehele geestelijke wezen van de religie van de bewoners van deze gordel; echter zeker niet alleen in woorden, maar altijd volkomen ernstig in daden. - daarom is het voor alle bewoners van deze gordel ook de hoogste zaligheid om de tempel te kunnen bezoeken en God daar de eer van hun hart te geven.
[12] Daarmee zijn we ook helemaal klaar met deze gordel, en we zullen ons de volgende keer dus voor het eerst naar de zevende en laatste gordel van de zon begeven. - Dat overigens op de zesde zuidelijke gordel alles precies hetzelfde is als op de noordelijke, is bij verschillende gelegenheden al vermeld.
«« 52 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.