[2] Om deze reden worden daar alle dingen zodanig onderzocht, dat deze, van binnenuit bekeken, steeds een en dezelfde grondslag moeten hebben. Daarbij komt het niet op groot of klein aan, ook niet op veel of minder; of dat er gezegd wordt: dit is een groot ding en dat weer klein; of: hier is zo’n afstand, aangegeven met een getal, en direct daarnaast een andere afstand, aangegeven met een ander getal. Als zulke verschillen alleen van buitenaf beschouwd worden, zijn ze zichtbaar en spreken ze elkaar tegen; van binnenuit bezien zijn ze echter volkomen gelijk.
[3] Zo zou Ik bijvoorbeeld tegen jullie kunnen zeggen: De afstand van jullie woonplaats tot de volgende stad, bijvoorbeeld in jullie bergland, bedraagt zeven mijl; vervolgens zou Ik tegen jullie willen zeggen: De afstand tot dezelfde stad bedraagt tien mijl; en dan wil Ik weer zeggen: Die afstand bedraagt twintig mijl, en wel langs een en dezelfde weg; ja, Ik zou jullie nog allerlei afstanden kunnen opgeven. Als jullie dit aan de buitenkant beschouwen, kunnen jullie er niet omheen om naar eer en geweten te beweren: Dat is toch klinkklare onzin! - Want een blinde moet toch nog inzien, dat een bepaalde afgemeten afstand van zeven mijl niet vergroot of verkleind kan worden, vooropgesteld dat de maat, waarmee de weg gemeten wordt, steeds hetzelfde blijft. - Uiterlijk bezien is deze tegenwerping gegrond en kunnen zeven, tien en twintig mijl derhalve niet hetzelfde zijn. - Maar wat voor gezicht krijgt deze bewering, wanneer die van binnenuit onderzocht wordt? - Dat is een heel andere kwestie.
[4] Maar opdat jullie de innerlijke overeenstemming van dergelijke beweringen inzien, zal Ik jullie ook in dit geval met een aanschouwelijk beeld te hulp komen. - Hoe stellen jullie je de stad Bruck voor? - Jullie zeggen: Zoals we haar nog altijd hebben gezien. - Ik vraag jullie weer: Hoe kunnen jullie je dat dan voorstellen? - Jullie zullen zeggen: Ten eerste in onszelf, dat wil zeggen door de kracht van ons beeldend vermogen en onze herinnering van het natuurlijke beeld van deze stad. - Goed, zeg Ik. Zijn jullie bij het je voorstellen van de stad op een bepaalde plaats aangewezen, of zijn jullie in de geest genoodzaakt je deze stad alleen maar daar voor te stellen, waar ze zich bevindt? Jullie kunnen deze stad in de geest toch zeker naar iedere willekeurige afstand verplaatsen. - Welnu, intussen hebben we voldoende en zullen we de kwestie verder nagaan. - Als het van binnenuit bezien voor de geest eigenlijk niet van belang is waar hij zich die plaats wil voorstellen, en dit voorstellen hem ook altijd dezelfde moeite kost, vraag jullie geest dan eens, welk verschil hij tussen de opgegeven afstanden merkt? - Zal hij voor een zeven mijl ver gelegen Bruck minder tijd nodig hebben om het zich voor te stellen dan voor een Bruck, dat honderd mijl weg ligt? - Wie ook maar enigszins de grote vaardigheid van de gedachten kent, zal in zichzelf toch al wel de ervaring hebben opgedaan dat hij geen verschil merkt, wanneer hij zich de afstand van een mijl en direct daarna een afstand van verscheidene triljoenen mijlen voorstelt. Maar als dat voor de ‘geest’, ofwel ‘van binnenuit’ volkomen één en hetzelfde is, zal het toch ook duidelijk zijn dat alle dingen - wanneer ze van binnenuit beschouwd worden, hoe ze van één en hetzelfde punt uitgaan - dus ook in een en hetzelfde punt een en hetzelfde zijn.
[5] Deze dingen kunnen jullie al bij het algemene samentrekken van begrippen vinden. - Onder welke naam kunnen jullie je alle geschapen dingen, zonder onderscheid naar hun uiterlijke gesteldheid, eigenschappen en vormen, verstandig voorstellen? - Jullie zeggen: onder de algemene naam ‘wezens’ of ‘schepselen’. - Goed, zeg Ik. Maar zeg Mij: hoeveel verschillen zien jullie bij zulke algemene aanduidingen in de eindeloze veelheid van de meest uiteenlopende wezens? - Hier moeten jullie toch duidelijk bekennen: Bij deze algemene uitdrukkingen is er absoluut geen verschil zichtbaar tussen al het talloos vele geschapene. Want uit deze twee uitdrukkingen spreekt enkel een synonieme veelheid van geschapen dingen. - Dan vraag Ik weer: Waarom? - Als jullie het voorgaande enigszins overzien, kunnen jullie op dit ‘waarom’ geen ander antwoord geven dan te zeggen: Omdat al die eindeloos vele en uiteenlopende dingen in de grondslag van hun ontstaan volkomen één zijn. - Als Ik daar nog aan toevoeg: Hoe en waarin dan?, dan moeten jullie er toch zogezegd met je neus tegenaan lopen en zeggen: Omdat alle dingen uit de goddelijke liefde voortkomen, moeten ze in deze goddelijke liefde dan ook als volkomen één aanwezig zijn, evenals de goddelijke liefde in Zichzelf volkomen één is.
[6] Als iemand hier eventueel tegenin zou willen brengen: Ja, moet dan echt alles uit de goddelijke liefde voortgekomen zijn? God is immers ook de allerhoogste wijsheid. Is het daarom niet meer terecht om in plaats van de liefde Zijn eindeloze wijsheid als het voortbrengende beginsel van alle dingen aan te nemen? Wij zien dat immers onder ons mensen, aangezien er enkelen zijn, die een flinke portie liefde bezitten, en wel zo, dat zij al hun broeders en zusters als de grootste mensenvrienden zouden willen opeten; maar als ze bij al hun liefde niet tevens de krachten van hun verstand trachten te ontwikkelen, zal er van al hun grote liefde bespottelijk weinig terechtkomen - terwijl weer andere mensen, die niet met zo’n grote portie liefde begiftigd zijn, door hun veelzijdige kennis grote dingen tot stand kunnen brengen. - Zo’n tegenwerping zou wel enige aandacht waard zijn, als God en een mens volkomen een en hetzelfde zouden zijn. Maar omdat daartussen een groot verschil bestaat, bestaat er ook met betrekking tot de liefde in God en de liefde in de mens hetzelfde grote verschil; hoewel een echt mens op dit punt eigenlijk het meest op zijn Schepper zou moeten lijken.
[7] Bij God komt de wijsheid voort uit de liefde, zoals het licht uit de vlam. Ook al worden de dingen in hun verscheidenheid door de goddelijke wijsheid op hun plaats gebracht en geordend, kan toch niemand meer betwisten, dat ze ten diepste toch samen met de wijsheid uit de liefde moeten voortkomen. - Wel, nu we dat inzien, moet het toch ook duidelijk zijn dat alles, vanuit de diepste grondslag bezien, zich in de grootste orde moet aangrijpen en vinden alsof er geen verschil tussen bestond. De verscheidenheid van de reeds bij de vorige mededeling beschreven bomen komt tenslotte in het zaad weer samen in de oude, eenvoudige, eeuwige orde, die geen verschillen kent.
[8] Wie dus vanuit deze innerlijke orde, of nog duidelijker gezegd: wie zichzelf en alle wezens beschouwt vanuit zijn innerlijke liefde voor Mij, de fundamentele kiem van alle wezens, zal overal een en dezelfde in elkaar grijpende orde aantreffen!
[9] Bezie bijvoorbeeld de boom des levens of het geschreven Woord, zowel van het Oude als het Nieuwe Testament: hoeveel duizenden takken, twijgen en wortels kunnen jullie daar wel niet aan zien? - Niet één wortel, niet één tak, niet één twijg lijkt op de andere. Naar het uiterlijk schijnt alles elkaar tegen te spreken. Leerstellingen over een en hetzelfde luiden verschillend. Profetische voorspellingen over een en dezelfde gebeurtenis zijn door verschillende profeten ook verschillend aangeduid. Zelfs de vier evangeliën vertellen een en dezelfde zaak in andere woorden en verschillen ook in de verschillende aantallen die ze opgeven. Ja, zelfs menige plaats, waar feiten hebben plaatsgevonden, worden dikwijls niet volkomen overeenstemmend aangeduid, en evenzo variëren niet zelden de tijdsaanduidingen. - Wie nu van uiterlijk aanschouwen tot de innerlijke samenhang wil komen, zal de weg toch beslist kwijtraken en het centrum even moeilijk raken als iemand, die van buitenaf in een boom wil boren en wil beweren: zoals hij de boor op de boom heeft gezet, moet die tot de kern doordringen. Maar als hij naderhand de loop van zijn boor onderzoekt, zal toch zeker blijken dat hij met zijn boor de kern met verscheidene duimen gemist heeft. - Maar als hij eerst de boom splijt en dan vanaf de kern naar buitten toe boort, zal hij dan ooit de bast kunnen missen? - En waarom niet? - Omdat in de kern alles in één punt samenkomt. - Maar in het uiterlijke is de kern absoluut niet te vinden. Alleen door een blind toeval, zoals jullie zeggen, zou iemand het centrum kunnen raken. Maar wat zal hem dat baten? Zal hij daarmee nu in staat zijn bij iedere boom, die hij opnieuw aanboort, de kern te raken?
[10] Kijk, evenzo baat ook de uiterlijke, in zekere zin anti-solaire verstandelijke wijsheid niets. Zo’n verstandelijk wijze zal constant als een blinde rondtasten, en alles zal slechts een half raden, maar nooit een volle, innerlijk overtuigende zekerheid zijn. - Wie echter met zijn boor langs de solaire weg vanuit de kern in de gespleten boom boort, kan die ooit de bast missen?
[11] Kijk, dat is de juiste sleutel, niet alleen voor het belichten en openen van de ware, innerlijke wijsheid met betrekking tot de religie van de bewoners van onze zevende zonnegordel, maar ook en nog veel meer met betrekking tot de aan jullie geopenbaarde religie en in verband met deze huidige Nieuwe Openbaring. Met deze sleutel, ofwel de ware, innerlijke wijsheidsboor, kunnen jullie niet alleen dit wat nu geopenbaard wordt, maar ook alle overige dingen en verschijnselen beschouwen vanuit de ware, innerlijke, in zichzelf overal één zijnde, zichzelf nooit tegensprekende grondslag, het belangrijkste standpunt van de innerlijke wijsheid, dus vanuit het centrum van jullie liefde voor Mij.
[12] Het vervolg zal de religie van de bewoners van onze zevende gordel voor jullie in een nog groter licht plaatsen. Laten we dus weer tevreden zijn met wat er vandaag gezegd is!
«« 69 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.