[2] In de keuken van Marcus is men al druk in de weer en de beide zonen leggen samen met de oude Marcus een aantal open vuren aan om voor al die gasten een flinke hoeveelheid eten klaar te maken.
[3] Een deel van de uit Caesarea aangekomenen gaat de berg op, omdat ze daar reeds van verre mensen hebben gezien. Als zij echter Romeinen ontwaren, trekken ze zich meteen weer terug. Ze veronderstellen namelijk dat die hier op wacht staan om de vluchtelingen op te vangen en ze weer naar de nog brandende stad terug te sturen om mee te helpen blussen, wat de orthodoxe joden op deze sabbat heel erg ongelegen zou komen. Er woonden namelijk in Caesarea nogal wat orthodoxe joden die, hoewel zij geen Farizeeër waren, heel streng de hand hielden aan de instellingen van Mozes. Het was nu de sabbat van de nieuwe maan en die werd altijd nog strenger gehouden dan de gewone! Daarom waren zij door de noodlottige gebeurtenissen van de vooravond als het ware in hun geloof versterkt en met as op het geschoren hoofd en verscheurde kleren nog veel fanatieker dan op enige andere sabbat van de nieuwe maan. Het zou voor deze zeer strenge nalevers van de sabbat beslist fataal zijn geweest, als zij door de niet sabbathoudende Romeinen teruggestuurd waren om te blussen. Derhalve bleven zij bij de aanblik van de Romeinen, hoewel die nog sluimerden, maar heel kort op de berg en verdwenen zoals gezegd met de noorderzon.
[4] RAPHAËL lachte fijntjes en zei tegen Mathaël: "Heb je ze gezien, die strenge sabbattisten? Die maakten zich snel uit de voeten toen zij de Romeinen zagen! Reken maar, die zullen ons vandaag nog heel wat te stellen geven!"
[5] MATHAËL zegt: "Vriend, met liefde, wijsheid en geduld komt alles wel in orde en zeker met de hulp van de Heer! Ik heb medelijden met hen! Blind in hun harten, pure verstandsmensen, -zitten ze, als oude, verroeste spijkers in een balk, vast in hun domheid. Arme stakkers! Nou, misschien genezen we ze allemaal! "
[6] RAPHAËL zegt: "Vriend, zolang een mens alleen maar dom is, is de aanpak gemakkelijker, maar als domheid zich paart aan hoogmoed, heers en genotzucht, is verbetering heel moeilijk. En nog moeilijker is het bij het hoogstaande slag mensen van de priesterstand!
[7] Neem nou eens een willekeurige, menselijke betrekking, bijvoorbeeld die van een veldheer of een andere hoge, keizerlijke dienaar! Zolang iemand die waardigheid bekleedt, zal hij ook aanspraak maken op de hem verschuldigde achting en eer, en hij krijgt die ook. Na verloop van tijd kan hij echter ongeschikt voor de dienst en gepensioneerd worden en dan is hij de facto (feitelijk) niets meer en hij maakt zich ook helemaal niet meer druk over zijn vroegere, zware ambt! Maar de hogepriester behoudt zijn aanzien tot aan het graf, en na zijn dood laten de levende priesters ten behoeve hun eigen eer en aanzien een op een tempel gelijkend gedenkteken op het graf zetten en hem goddelijke eer bewijzen! Het priesterdom weet op die wijze de waardigheid lange tijd onaantastbaar hoog te houden en in alle denkbare levensomstandigheden te bewaren.
[8] Ga maar eens naar zo'n onverbeterlijke priester, aan wie je heel goed kunt merken hoezeer hij vergroeid is met het onware en leugenachtige, dan zul je merken dat er niets mee te beginnen is! Hij vindt zichzelf veel waardiger dan een keizer, omdat hij zich verbeeldt een plaatsvervanger van God op aarde te zijn, en daarom ruilt hij zijn waardigheid voor niets ter wereld.
[9] Mocht je voor veel goud en zilver proberen zijn waardigheid te kopen, dan zal hij zeggen: 'Goud en zilver heb ik toch al, maar mijn waardigheid is meer waard dan alle schatten ter wereld, want ik ben een ambtenaar van God en geen ambtenaar van een werelds vorst, en mijn ambt blijft eeuwig!' Na dat commentaar heb je niets meer in handen en moet je tenslotte nog dansen naar het pijpen van zo'n onverbeterlijke hogepriester! Daarom denk ik dat met deze orthodoxe joden niet zo heel veel te bereiken zal zijn! Toch is je instelling zonder meer zeer godvruchtig. God de Heer kan echter heel veel, wat ons engelen en jullie mensen vaak voor onmogelijk houden."
[10] MATHAËL zegt: "Ik dank je voor deze woorden, maar nu komt de zon op en wij moeten ons in onze harten gereed houden voor de komst van de Heer!"
[11] RAPHAËL zegt: "Je hebt gelijk, want de Heer is de ware zon aller zonnen! Als Hij opgaat in het mensenhart, is daar de dag der dagen aangebroken. -Zie je Hem al uit het bos komen, dat je zo ingespannen staat te turen?"
[12] MATHAËL zegt: "De zon staat nu wel helemaal boven de horizon, maar van de Heer en de twee die Hem tegemoet gesneld zijn, is nog niets te bekennen. Ik geloof, als ik mij tenminste precies aanjouw verklaring houd, dat je je ditmaal zelf wat verrekend hebt met je hemelse voorspelling! De voltooiing van de zonsopgang en de terugkeer van de Heer vallen dit keer niet zo exact samen! Kijk, de zon staat al aardig hoog boven de horizon en van de Heer is nog geen spoor te bekennen! Zeg me nu eens hoe ik je voorspelling moet uitleggen!"
[13] RAPHAËL zegt: "Je moet je ogen ook daarheen richten, waar Hij vandaan komt en niet daarheen, waar Hij niet vandaan komt! Kijk eens om, dan kun je je meteen ervan overtuigen dat ik geen verkeerde voorspelling heb gedaan!"
«« 132 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.