[2] Bij Mij aangekomen, groeten zij Mij weliswaar heel hartelijk en danken zij Mij dat Ik er weer ben, maar omdat zij Jarah en Helena niet bij Mij zien, bekruipt hen een angstig gevoel. Ebahl, zeer bezorgd over zijn Jarah, vraagt Mij wat angstig of de twee Mij in het bos niet gevonden hebben, want volgens de woorden van Raphaël zijn zij Mij in de ochtend tegemoet gegaan. Omdat ze nu niet bij Mij zijn, zouden ze Mij in het bos nog aan het zoeken kunnen zijn. Daarom verzoekt hij Mij om Raphaël achter hen aan te sturen om ze weer veilig bij het gezelschap te brengen!
[3] IK zeg: "Waarom maken jullie je zorgen over degenen, die Mij zoeken? Veronderstel je dan, dat Ik iemand alleen dan voor gevaren kan beschermen, als Ik persoonlijk bij hem ben? Wie zei Mij dan, Ouran, toen jij in groot gevaar was, dat Ik aan je moest denken en je redden? Denk je dat Ik soms niet weet, waar de twee nu zijn op hun zoektocht? Laat ze maar, ze komen wel terug!
[4] Zij hebben Mij ook in hun harten gevonden, iets dat voor niemand moeilijk is. Maar wie Mij uiterlijk gaat zoeken, hoewel hij weet dat Ik slechts innerlijk gezocht moet worden, heeft deze les nodig. In dit geval geef Ik deze natuurlijk slechts als voorbeeld om aan te geven, dat een puur uiterlijk zoeken en Mij tegemoet gaan, niet betekent dat men dichter bij Mij komt, maar wel dat men Mij steeds meer kwijt raakt! Dit mogen jullie nu op de morgen van de sabbat wel eens heel goed ter harte nemen! - Overigens zijn de twee Mij toch op het spoor gekomen en zullen nu al gauw hier zijn."
[5] EBAHL zegt: "Wel, als het dat alleen is, dan is alles weer in orde! Als Raphaël hen met zijn opmerkingen niet zo snel tot een besluit had gebracht, zouden ze zeker hier zijn gebleven! De brave knaap ziet alles vlak bij, ook al is het nog zo ver weg en dat is erg misleidend! Hij zal nooit zo snel iemand wat afraden ook al zou het iets kwaads blijken te zijn, want op die manier wil hij dan iemand door bittere ervaringen op de goede weg brengen. Dat is de reden waarom hij de twee niet heeft afgeraden om U tegemoet te gaan, maar ze zelfs nog meer heeft aangespoord en daarom zijn ze nu ergens vermoeid gaan zitten en hebben geen idee van wat ze moeten doen! Maar het is Jarah's eigen schuld, want zij kent Raphaël's manier van doen en weet hoe ze daar op moet reageren. Hij heeft haar er weer in laten lopen en dat is heel gezond, maar hij kan zich wel vast verheugen op wat hem te wachten staat! Als zij terugkomt zal hem weer behoorlijk de les worden gelezen en kan hij zich weer verbazen over Jarah's welbespraaktheid!"
[6] Dan komt Raphaël, die intussen de slapenden heeft gewekt, net aangelopen en EBAHL zegt tegen hem: "Nu ben je alweer de oorzaak van een ietwat mislukte onderneming van zowel Jarah als Helena! Ik moet je eerlijk bekennen, dat de manier waarop jij met de jou toevertrouwde mensen omgaat en waarop je ze leidt, mij helemaal niet bevalt! Als een van je leerlingen iets wil doen wat niet helemaal goed is, moet je hem met raad en daad daarvan afhouden. Het is niet juist hem de verkeerde daad uit te laten voeren en die in zekere zin nog aan te raden, en hem pas door de kwade gevolgen die hij daarvan ondervindt, voor een toekomstige zonde te bewaren! Dat kan misschien voor geesten van jouw soort heel goed en doelmatig zijn, maar naar mijn mening gaat dat bij mensen nooit op!"
[7] RAPHAËL zegt: "Je bent beslist een eerlijke en rechtschapen Jood, maar wat de geheime wegen van de Heer betreft, ben je zo dom als een ezel! Denk je dan dat ik dat, wat ik doe, uit mijzelf doe?! Ik ben een vinger van de Heer en doe wat de geest van de Heer mij opdraagt! Had je ook maar iets meer begrip, dan zou je dat wel inzien, maar ik weet hoe ver jouw begrip in geestelijke zaken gaat en neem je daarom die tekortkoming niet kwalijk. Dat de twee niet verdwaald zijn, kun je zien aan het feit dat zij nu gezond en behouden over de berg van Marcus' hut hier naar toe komen, begeleid door een dochter van Marcus die ons komt zeggen dat het ochtendmaal voor ons klaar staat!"
[8] EBAHL zegt: " Ja, maar hoe zijn die twee dan daar naar beneden gekomen, zonder dat wij hen hebben gezien?"
[9] RAPHAËL antwoordt: "Zei de Heer niet daarnet, dat zij Hem op het spoor zijn gekomen?"
[10] EBAHL zegt: "Nou, nou, ik zeg al niets meer. Ze zijn er nu weer en dus is het, wat mij betreft, in ieder geval weer helemaal in orde!"
«« 133 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.