[2] Dan zegt OURAN tegen Helena: "Heb je, toen je beneden was, nog gezien of onze tenten er nog staan en in orde zijn? En hebben onze dienaren ook wel te eten en te drinken, -en zijn onze lastdieren allemaal verzorgd?"
[3] Nu zegt MATHAËL tegen Ouran: "Vriend en schoonvader, in het bijzijn van de Heer is iedere zorg onnodig! Denk nu aan niets anders dan aan de Heer, want Hij denkt voor ons en voor de gehele oneindigheid!"
[4] Toen wij ons na deze opmerking van Mathaël van de berg af naar de tafels begaven, vroeg CYRENIUS Mij onderweg: "Heer, moet ik soms een afdeling van mijn soldaten naar de stad zenden om te blussen? Want als we de stad niet helpen, is zij nog voor vanavond een gloeiende puinhoop!"
[5] IK zeg: "Beste vriend, als Ik dat wilde, zou Ik allang Raphaël erheen hebben gestuurd en dan zou de brandende stad in een ogenblik geblust zijn, maar Ik wil dat deze stad, die zowel voor God als de keizer slecht is, gedeemoedigd wordt en daarom laat Ik alles, behalve de huizen van de armen en eenvoudigen, door het vuur verwoesten. Al het andere moet tot as vergaan! Hierna zullen er betere mensen gaan wonen en de nakomelingen van onze oude Marcus zullen met toestemming van de keizer rechtvaardig over deze stad en omgeving heersen en zij zal hun erfenis blijven van kind op kind en kleinkind op kleinkind. Als zij echter God zullen vergeten, zal het hen vergaan, zoals het nu de bewoners van deze stad vergaat.
[6] Als de brand deze stad van hoererij op een werkdag getroffen zou hebben, zou deze allang zijn geblust. Maar op de sabbat en speciaal op een sabbat van de nieuwe maan, raakt geen orthodoxe jood ook maar iets met de top van zijn pink aan, uit angst voor God verontreinigd te worden.
[7] Op dat punt is het geweten van de orthodoxe joden zeer gevoelig, maar het nalaten van goede werken verontrust hun geweten niet in het minst, net zo min als de lichamelijke en geestelijke echtbreuk en allerlei bedrog.
[8] Zij zijn zelfs van mening, dat op een werkdag een zonde tegen het gebod van God vrijwel geen zonde is en dat men zich reeds lang voor de avond weer gezuiverd kan hebben, terwijl men op een sabbat tot aan de avond onrein blijft. Dan begint de vorst der nacht echter al te heersen, zodat het best mogelijk is dat er dan een afgezant van satan komt, iemand onrein aantreft en daardoor in staat is de onreine ziel in bezit te nemen!
[9] De zonde doet de mens alleen maar 's nachts kwaad en ook alleen nog maar tot na het middernachtelijk uur, omdat satan gedurende die tijd op jacht mag gaan. Overdag heeft hij geen macht en dan kan men naar hartelust zondigen, dat geeft niets. Wel moet men er op bedacht zijn, zich vóór zonsondergang op de door Mozes voorgeschreven wijze te reinigen, dan "heeft men voor de overdag begane zonden 's nachts niet het geringste te vrezen.
[10] Aan God storen deze blinden zich niet in het minst, ook al zouden zij overdag nóg zoveel zonden tegen Zijn geboden begaan hebben! Alles is hun eraan gelegen, dat de satan hen niet te pakken krijgt. Omdat dat op een sabbat het gemakkelijkst kan gebeuren, daar zij dan geen bok, geen lam en geen kalf mogen slachten, ja zich zelfs geen zeven maal mogen wassen, zorgen zij er angstvallig voor gedurende de sabbat zoveel mogelijk rein te blijven zodat de duivel hen niet in zijn macht kan krijgen als de zon is ondergegaan!
[11] Nu weet je de reden waarom deze duisterlingen hun mooie huizen op een sabbat liever laten afbranden, dan een hand uit te steken om te blussen. Daarom zal eens een Romeins veldheer, die niet onbekend zal zijn met deze grove en hardnekkige dwaasheid van dit volk, weinig moeite hebben om dit geslacht, wanneer het opstandig wordt, speciaal op een wintersabbat met één slag uit zijn voegen te slaan en zijn grote stad in een puinhoop te veranderen.
[12] Maar nu moeten wij ontbijten, anders worden we verrast door een aantal niet zo opwekkende bezoeken, die ons veel werk zullen verschaffen om er op een beetje goede manier vanaf te komen!"
[13] Daarop ging iedereen aan tafel en het smakelijke ochtendmaal werd dit keer met grote eetlust genoten en iedereen was erg tevreden over de oude Marcus. Ook Ouran en Helena merkten op, dat zij nog nooit zulke goed toebereide vissen geproefd hadden en zulk smakelijk brood. Maar MARCUS gaf alle lof aan Mij en zei: "Hij is het zout en de beste specerij van alle spijzen, geef jullie verdiende lof aan Hém alleen!"
[14] Er was er niet één onder de vele gasten, die niet begrepen had wat Marcus bedoelde, en allen prezen Mij in stilte in hun hart. Maar MATHAËL zei hardop: "Ja, ja, oude Marcus, waar de Heer de keukenmeester van alle leven is en alles in alles is, is het zeer goed te leven, want daar moeten geest, ziel en lichaam de beste kost krijgen! Je hebt er heel goed aan gedaan dat je de aan jou gegeven lof terug verwezen hebt naar de Heer , maar juist daarom zal ook jóuw naam niet worden uitgewist in de harten van die mensen, die jou als een vriend van de Heer hebben leren kennen!"
[15] Marcus dankt Mij ervoor, dat Ik zijn huis zo'n buitengewoon grote eer heb aangedaan. Daarna bedankt hij echter ook Mathaël voor zijn vriendelijke woorden en zegt dat hij die eer helemaal niet verdient.
«« 134 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.