Gesprek met de orthodoxe Farizeeën.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 135 / 246 »»
[1] Na afloop van het ontbijt vragen Cyrenius en Julius Mij, wat er nu gedaan moet worden.
[2] IK zeg: "Laten we maar even wachten, er zal zo wel wat op komen dagen! Kijk maar naar de oever! Daar schuifelen als trage schaduwbeelden een aantaloude, orthodoxe Farizeeën met hun leerlingen rond. Die weten al, dat je je hier, om redenen die zij niet kennen, ophoudt. Zij vermoeden, dat je de plaatsen aan de Galilese zee inspecteert, maar hier een soort kampement hebt. De statietenten van Ouran bevestigen hen in hun vage vermoedens. Nu wachten zij tot je misschien in een schip over de zee of misschien uit een tent zult komen, want dan willen zij met een verzoek om schadevergoeding bij je aankomen, omdat zij denken dat de heidenen hun huizen in brand hebben gestoken.
[3] Maar nu zullen zij al gauw genoeg merken dat jij hier bent en dan krijgen we ze op ons dak. Je kunt je wel voorstellen hoeveel werk ze ons zullen geven! Maar Ik zeg jou en jullie allemaal, dat Ik niet voortijdig verraden mag worden! Ze moeten eerst behoorlijk bang gemaakt worden en dan pas moet Mijn naam hen de doodsschrik op het lijf jagen. Het zal je wel duidelijk worden, wat wij met deze overspelige soort te doen en te bespreken krijgen!
[4] Mathaël en Raphaël zullen ons goede diensten verlenen, maar eerder dan na het middaguur zullen wij nauwelijks van hen af kunnen komen. Laten we dus nog een ogenblik stilte betrachten en verzamel je krachten, want je weet nu wat er over je heen zal komen!"
[5] Daarop wordt alles stil, alleen de soldaten en de bedienden zijn wat luidruchtig bezig op de berg.
[6] Na een poosje vraagt Mathaël Mij of hij met de orthodoxe duisterlingen helemaal zonder enig voorbehoud zou mogen spreken.
[7] IK zeg: "Zeker, maar je zult je ook heel speciaal moeten voorbereiden! Denk maar niet dat je zo gemakkelijk met deze gepantserde helden van de nacht kunt discussiëren, want zij zijn voor heel veel gevallen tot aan de tanden gewapend!" Daarop begon Mathaël zich ook geconcentreerd innerlijk voor te bereiden.
[8] Ook een paar leerlingen vragen Mij hoe zij zich in dit geval moeten gedragen.
[9] IK zeg: "Jullie hoeven daarbij niets te zeggen en ook mets te doen. Kijk als zwijgende getuigen toe en als iemand van de Farizeeën jullie wat vraagt, verwijs hem dan naar Cyrenius en geef toe, dat de zaak jullie helemaal niets aangaat, dan zullen zij jullie met rust laten. Ik zal Zelf in het begin op gelijke wijze handelen." Qat stelde de leerlingen ook tevreden en wij wachtten daarna rustig op de komende lastposten.
[10] Na verloop van een klein half uur vernamen degenen die aan de oever van de zee op Cyrenius wachtten, van een ons passerende Jood uit de stad die Cyrenius kende, dat Cyrenius zich in de tuin van de oude krijger bevond. Op dat bericht keerden alle orthodoxe Farizeeën en de orthodoxe joden terug op hun schreden en begaven zich zo snel mogelijk in onze richting.
[11] Toen MATHAËL hen naar zich toe zag komen, zei hij: "Wel, geëerde vriend Cyrenius, bereid je voor, nu breekt de storm los! Ik ben erg benieuwd wat deze kerels allemaal naar voren zullen brengen!"
[12] CYRENIUS zegt: "Ik niet minder, hoewel ik eerlijk toegeef dat ik met deze mensen het minst graag onderhandel. Als je ze maar een vinger geeft, nemen ze meteen de hele hand. Dat kunnen we echt niet gebruikenwant er zijn nog andere, werkelijk arme mensen, die hard nodig geholpen moeten worden. "
[13] Inmiddels waren de hulpzoekers, natuurlijk met hun OVERSTE van de synagoge voorop, ook al ter plekke aangekomen. Deze herkende direkt de opperstadhouder en sprak hem als volgt toe: "Hooggeplaatste, verlichte en van alle volmachten voorziene heer opperstadhouder van Coelesyrië, van het gehele Joodse land, van het overige Klein en Groot-Azië en van een deel van Afrika! Het zal u niet onbekend zijn wat voor verschrikkelijk ongeluk ons, de altijd aan God en de keizer toegewijde inwoners van de stad Caesarea Philippi, in deze nacht is overkomen. Als wij daar ook maar op enigerlei wijze schuld aan zouden hebben, zouden wij nu onze nalatigheid kunnen verwensen en diep betreuren, en verder met geduld dragen wat God de Almachtige over ons heeft laten komen. Maar voor zover wij weten hebben wij niet de minste aanleiding gegeven tot dit ongeluk, maar heeft de boze opzet van een paar kwaadwillige heidenen ons dat aangedaan! De eigenlijke reden waarom wij hier zijn is dan ook, u een rechtvaardige schadevergoeding te vragen!
[14] Deze zult u ons des te eerder naar recht en billijkheid ten goede laten komen, omdat wij ten eerste geheel en al Romeinse onderdanen zijn, net als de moedwillige heidenen. Ten tweede echter omdat wij als priesters en dienaars van de enig ware god, die Rome welgezind zijn, het volk meer sympathie voor de keizer bij kunnen brengen, dan duizenden zwaarden en lansen. Zouden wij echter ooit tégen Rome zijn, dan brengen onze tongen in een paar uur meer tot stand dan honderdduizend soldaten in een jaar. Hier wast de ene hand de andere.
[15] Willig ons verzoek in, verlos ons van de huidige bedelstaf en laat ons op kosten van de staat onze verwoeste gebouwen, onze leer en bedehuizen weer opbouwen, dan zult u in de naam van de keizer ervaren dat wij u dankbaar zijn voor uw hulp. Ja, als het niet anders gaat, nemen wij ook de verplichting op ons om de staat een eventueel voorschot na twintig jaar met interest terug te betalen. Geëerde opperstadhouder, denk goed na over ons verzoek en willig het in! Het zal zowel u als de keizer geen nadeel opleveren, want wij weten wie en wat wij zijn, en waartoe wij in staat zijn! Als wij des keizers vrienden zijn, zal hij moeiteloos zijn grote rijk regeren. Zijn wij echter, in ons binnenste, vijanden van de keizer, dan zouden kroon en scepter hem wel eens gauw tot een uiterst onprettige last kunnen worden! Houd daarom rekening met onze huidige nood, denk als een verstandig man over ons verzoek na en doe wat u goed dunkt!"
[16] CYRENIUS antwoordt, terwijl hij nauwelijks zijn verontwaardiging kan verbergen: " Aleer ik ja of nee zeg, zal ik eerst heel precies laten onderzoeken hoe en door welke oorzaak de stad en uw huizen in brand zijn geraakt. Het is me nog helemaal niet duidelijk of u daar wel absoluut onschuldig aan bent, want ik heb juist in deze nacht bepaalde zaken over u gehoord. Iemand vertelde mij dat u, naar aanleiding van de totale zonsverduistering van gisteren en later nog meer vanwege het plotselinge verdwijnen van de avondlijke na-zon, het volk geheel ten overvloede hebt toegesproken over een door één van uw profeten voorspeld Godsgericht dat nu zou komen. Ook de priesters der Grieken hebben van hun kant niet nagelaten het uitzonderlijke spel der natuur in hun voordeel uit te buiten. Beide priesterlijke groeperingen hebben dat bepaalde natuurverschijnsel misbruikt om het volk, terwille van schijnbaar doeltreffende en de wil van uw god bereikende gebeden, de meest ongehoorde offers af te persen. Het door u van kindsbeen af doof en blindgemaakte volk deed alles wat het maar mogelijkerwijs doen kon, om het door u aangekondigde jongste gericht af te wenden.
[17] Gelukkig was er een verstandig en ervaren man, die enige gegoede mensen uit het volk, die hij kende, bij zich riep en hen vervolgens in alle rust en kalmte het verschijnsel op heel natuurlijke gronden verklaarde en zei dat hij het al meermalen had meegemaakt. Ter bekrachtiging van zijn verklaring bracht hij echter ook heel fijntjes onder hun aandacht, dat de priesters, als hun voorspelling waar zou zijn, zeker de moeite niet zouden nemen het volk zulke massale offers af te persen wanneer het verblijf op deze wereld volleugen en bedrog nog maar zo kort zou duren! De onverzadigbare, hebzuchtige en harteloze priesters wisten net zo goed als hij dat het hele gebeuren alleen maar kon betekenen, dat de weersomstandigheden de volgende dag mogelijkerwijs zouden veranderen. Maar zij kenden het bijgeloof van het volk en namen deze gelegenheid te baat om er zo gewetenloos mogelijk op los te zondigen!
[18] Kijk, dat heeft een heel betrouwbare getuige mij vannacht meegedeeld! Wel, hoe ging het verder na dit wijze en actuele onderricht? De paar mensen, die op deze wijze met weinig woorden juist waren voorgelicht, haastten zich vervolgens naar het vertwijfelde volk en riepen opgewekt: 'Troost, troost, troost en nogmaals troost! Wees kalm en luister voor je bestwil naar ons!' Daarna legden zij alles op een begrijpelijke manier aan het volk uit. Toen het volk begreep wat er aan de hand was, ontbrandde het in toorn en woede tegen u en gaf u vervolgens een voorproefje van een oordeelsdag van Daniël. Omdat ik door deze getrouwe berichtgeving nu maar al te duidelijk inzie dat in werkelijkheid niet de moedwil van de heidenen de oorzaak ervan is, maar dat uzelf juist eraan schuldig bent dat in deze nacht de toch zo mooie en belangrijke stad in de as gelegd wordt als gevolg van de rechtvaardige woede van het volk over uw bedriegerijen, zult u hopelijk wel inzien dat ik uw zeer brutaal gestelde verzoek niet alleen niet kan inwilligen, maar dat ik u daarentegen als vice-regent hier, in het belang van mijn keizer en in het belang van het volk, streng ter verantwoording zal roepen en tot volledige schadevergoeding zal veroordelen! -Dit onder voorbehoud dat alles zich zo toegedragen heeft als ik van een maar al te geloofwaardige getuige heb vernomen! -Wat heeft u daartegen in te brengen? Spreek, als u daar iets tegen in kunt brengen!"
[19] Reeds tijdens de toespraak van Cyrenius verschoten de zwarte aanbieders van het verzoek als kameleons van kleur en hun inwendige woede was duidelijk aan hun gloeiende wolfsogen te zien. Maar nu zij de kans kregen om zich te verdedigen, konden ze van pure woede geen woord meer uitbrengen.
[20] CYRENIUS wachtte een poosje en toen er nog niemand wat wilde zeggen, werd hij boos om hun woedende gezichten en hij zei onheilspellend ernstig, helemaal op' de wijze van een echte Romein die onverbiddelijk is: "Geef vlug antwoord, anders ben ik genoodzaakt uw kwaadwillige zwijgen te beschouwen als een volledige bekentenis van datgene waarvan u bent beschuldigd, en daarover meteen, zonder enige verdere consideratie, het door u welverdiende oordeel uit te spreken en de voltrekking daarvan aan u uit te laten voeren! Spreek, want u weet dat wij Romeinen niet plegen te schertsen!"
[21] Dan zegt de OVERSTE tenslotte: "Heer, de belastering is te groot! In zo'n geval kan men niet zo snel zijn kalmte herwinnen en weerwoord geven, maar daarbij moet men zich helemaal beheersen en bedenken hoe zo'n laster mogelijk is, en zinnen op de krachtigste middelen om deze neer te slaan en tot niets te reduceren. Wie kan bewijzen dat wij het volk dwongen te offeren?! Wij droegen slechts uit wat wij zelf ondervonden en vreesden! Wie kan bewijzen dat wij anders handelden dan wij volgens de profetie moesten aannemen?! Waren de tekenen er niet naar?! Of toont de geschiedenis ons niet voorbeelden in overvloed, waar Gods geduld ophield en plotseling een verschrikkelijk gericht over de mensen kwam?! Maar wij hebben ook genoeg voorbeelden, dat God, ondanks een zeker en onherroepelijk aangekondigd strafgericht, weer zijn grote genade en erbarming schonk aan de berouwvollen, als het volk terugkeerde tot ware boete en berouw.
[22] Maar als uw wijze man, die die paar mensen tegen ons opzette, echt zo eerlijk was, waarom kwam hij dan niet naar óns en vertelde hij aan óns, wat hij aan een paar ontevredenen die ons steeds vijandig gezind waren, heeft verteld? Alleen een mens die onze verheven godsdienst niet kent en geen benul heeft van het goddelijk woord door de mond van een profeet en van het effect daarvan op een door hemelse tekenen bedreigde tijd, kan zo schandalig lasterlijk tegen ons te keer gaan! En kan een opperstadhouder van Rome zo'n mens dan eerder geloven dan ons!? Men kan nu wel zeggen: ' Als die wijze man naar jullie was toegekomen en jullie dat verteld had, wat hij het vertwijfelde volk heeft verteld, zouden jullie niet naar hem hebben geluisterd, maar hem hebben veroordeeld of zelfs gestenigd!' Maar wie kan dat al van ons zeggen nog voor hij het bij ons heeft uitgeprobeerd!? Wij plegen pas na de daad te oordelen en recht te spreken, maar nooit vóór de daad, bij vermoedens of bij kwaadsprekerij! Onze godsdienst rechtvaardigt ons gedrag. Wie staat dan op en bewijst dat wij anders geloven en handelen?! Kwaadwillige laster of alleen ernstige vermoedens bewijzen bij ons niets, en uw getuige kan hebben gezegd wat hij wil, maar wij verklaren zijn aanklacht zólang van nul en gener waarde tot hij ons kan bewijzen, dat wij werkelijk anders deden dan wij zelf geloofden en dat wij de man, die het volk met zijn praatjes tegen ons heeft opgehitst, onaangehoord zouden hebben laten gaan als hij naar ons toe was gekomen!
[23] Wij deelden oprecht in de angst van het volk. Hadden wij dan de offers niet moeten aannemen, toen het volk ter verzoening van zijn zonden ons massaal offers bracht in het geloof daardoor God mild te stemmen?! Waar staat het tegendeel daarvan dan geschreven?!
[24] Edele opperstadhouder, bedenk toch dat u hier te maken heeft met echte, orthodoxe dienaars van God en niet met tempeldienaars van de nieuwe soort, die jammer genoeg maar al te goed weten hoe de huik naar de wind te hangen! Dat zien wij overduidelijk en de tempel is ons daarom ook niet goedgunstig gezind. Maar bij ons, hoewel we maar met weinigen zijn, houdt men nog vast aan het oude geloof en dat kunnen de nachtvliegen die u een verkeerd oordeel in het oor fluisterden, ons niet afnemen! Vandaag is het een prachtige dag van de Heer en nergens is ook maar een spoor te zien van een gericht van God, behalve dat onze stad een prooi der vlammen wordt, -echter niet door een godsgericht, maar door de betreurenswaardige, duistere manipulaties van een paar ons steeds vijandiger wordende heidenen. Zou het dan voor God zo onmogelijk zijn geweest met deze streek hetzelfde te laten gebeuren als eens met Sodom en Gomorra? Wie kan hier opstaan en zeggen, dat na het voorafgegane teken niet hetzelfde had kunnen gebeuren?! Wij willen helemaal niet zeggen dat God misschien vanwege onze vele gebeden en verzuchtingen deze streek heeft gevrijwaard van Zijn bedreiging met het gericht. God kan het wel terwille van een ons geheelonbekende vrome gedaan hebben, omdat dan toch ook onze gebeden tesamen met de gebeden van die ene vrome tot aan de treden van Zijn troon zijn opgeklommen. Maar wie bewijst ons, tegen ons geloof en onze overtuiging in, dat het niet zo, maar geheel anders is?! -Ik heb nu uit onze naam gesproken. Edele heer, spreek u nu een voor God en alle mensen rechtvaardig oordeel uit!"
«« 135 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.