Alarmerende berichten uit Caesarea.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 140 / 246 »»
[1] CYRENIUS staat verbaasd over de wijsheid van de overste en zegt tegen Mathaël: "Vriend" met hem is het niet goed kersen eten! Alle stelen krijg je in je gezicht! Wat een verborgen kennis ligt er bij hem opgeslagen en hoe schitterend weet hij zijn tegenwoordige situatie te verdedigen! Ah, dat is ongehoord! Uiteindelijk kun je nog niet eens kwaad op hem worden! -Maar in ieder geval moeten ze uit de stad nu zo hier zijn en dan zal wel blijken wat zij allemaal boven water zullen brengen." .
[2] MATHAËL zegt glimlachend: "Helemaal mets; denk Ik, want deze orthodoxe zijn te veel door de wol geverfd en vinden overal wel een gaatje om te ontsnappen! Kortom, als men deze mensen in een hoek wil drijven, heeft men méér dan alleen menselijke kracht en menselijk verstand nodig! Ik acht mijzelf in staat om honderden Grieken en Romeinen in één dag te genezen van hun domheld, want wat Ik hun bij zal brengen zal nieuw voor hen zijn en zij zullen het zelfs heel dankbaar en graag aanvaarden. Maar déze mensen kun je niets nieuws vertellen. Meestal zijn zij ingewijd in alle kennis en weten hun verhaal zo geraffineerd te brengen, dat daar heel moeilijk wat tegen in te brengen valt.
[3] Ik denk dan ook dat de Heer zich daarom wat op de achtergrond houdt, omdat Hij al van tevoren heeft gezien dat met deze Zeloten slecht te onderhandelen en te praten is! En daarom is mijn opvatting ook, dat de aanklagers en getuigen uit de stad met hun mededelingen net zo min wat zullen bereiken als wij."
[4] CYRENIUS zegt: "Nou, dan beleven we nu toch wel een heel gedenkwaardige zitting, die waarschijnlijk onder zulke omstandigheden geen tweede keer op aarde zal plaatsvinden! Als de plaatselijke bestuurder nu maar eens kwam!"
[5] Dan arriveert er buiten adem een BOODSCHAPPER en zegt tegen het gehele gezelschap, zonder rekening te houden met Cyrenius: "Vrienden, zorg ervoor zo gauw mogelijk weg te komen, want er is een verschrikkelijk oproer uitgebroken. Iedereen is op zoek naar de gevluchte, orthodox joodse spitsboeven en Farizeeën, en de Romeinen en Grieken moorden alles uit wat maar enigszins op een Jood lijkt! Ik ben een arme Griek en heb uit nood een Joods kleed om mijn naakte lijf gehangen en daarmee heb ik het er maar ternauwernood levend afgebracht!"
[6] CYRENIUS zegt: "Kerel, ik ben de ópperstadhouder! Leg het eens beter uit! Hoe en waarom is er een oproer uitgebroken?"
[7] De BOODSCHAPPER antwoordt wat verlegen door de onverwachte aanwezigheid van de opperstadhouder: "Vereerde en almachtige heer der heren! Het zit eenvoudigweg zo: Gisteren verlichtte de zon, of een andere lichtbron, de avond ongeveer een paar uur langer dan normaal het geval is, waarna deze echter plotseling van het firmament verdween -een weliswaar zeldzaam, maar toch geen nieuw verschijnsel op deze grote en uitgestrekte aarde -.Toen begonnen de Joodse priesters, die dat net zo goed als wij op grond van menselijke ervaringen en kennis begrepen, in plaats van hun gelovigen klare wijn te schenken, dit blinde, bijgelovige volk te vertellen dat, wat nu plaats vond, volgens hun mystieke profetenboeken te maken had met een reusachtig strafgericht van God. Daardoor ontstond er een vreselijk gehuil bij de domme Joden. Zij bezwoeren hun priesters, die zij beschouwden als hun vrienden en dienaren Gods, bij God tot elke prijs gedaan te krijgen dat Hij Zijn straffende rechterhand genadig terug zou trekken.
[8] Toen de slimme Joden zich zo'n geweldig aanbod in de schoot geworpen zagen, antwoordden zij in priesterlijk mystieke, gezwollen woorden: ' Als jullie het harde Laatste Oordeel van God, dat nu onverbiddelijk werkelijkheid zal worden, van jullie afgewend willen hebben, moeten jullie nu alles wat je aan goud, zilver, edelstenen en parels bezit, benevens jullie beste mestossen, de koeien met de rijkste melkgift en de vetste kalveren, als offer bij ons brengen, zodat wij het dan op waardige wijze aan God kunnen offeren!'
[9] Nauwelijks hadden de Joodse, priesterlijke spitsboeven dat gezegd, of er kwam al letterlijk een wolkbreuk van gevraagde offers! Dat zagen ónze priesters, die eveneens niet op hun achterhoofd gevallen zijn en zij gingen op zoek, of zij hun volk met een handige zet óók niet konden bewegen tot zulke royale offers. Ook zij vonden in de oude leer der goden iets dat hen goede diensten verleende om te laten offeren. Zij lieten Apollo verliefd worden op de een of andere nieuwe Daphne en met haar een onderonsje hebben. Dat had zijn vijand, Pluto, meteen in de gaten en die stal intussen de zon, waardoor Gea, Apollo en zijn nieuwe schone zich meteen in de vreselijkste narigheid bevonden! Dat daaruit een afschuwelijke godenoorlog moest ontstaan kon iedere Griek en Romein wel begrijpen! Misschien, als de machtige Zeus eens goed benaderd werd met offers en smeekbeden, dat hij dan deze gevaarlijke situatie nog kon bijleggen! Dit idee bracht ónze priesters ook behoorlijk wat op, maar lang niet zoveel als het goddelijke gericht dat door de Jóódse priesters aan hun schapen werd verkondigd.
[10] Een wijze Griek, die hart en hoofd op de juiste plaats had, gaf uitleg aan enige nuchter denkenden en die gaven, zo goed als dat in de grote verwarring mogelijk was, de benauwde Grieken en Romeinen uitleg over het natuurverschijnsel. Zij wezen hen op de voor de hand liggende, ordinaire hebzucht van de priesterkasten, die toch echt geen lust meer zouden hebben om offers te vragen en aan te nemen als er ook maar één woord waar zou zijn van hun onheilspellende preken. Ze moesten de beide verkondigingen, namelijk de formeel bezworen Joodse en de Grieks-romeinse maar eens met elkaar vergelijken, dan zouden ze toch wel inzien dat die twee niet samen konden gaan! Want ofwel dat, wat de Joodse priesters, of dat, wat de Grieken hadden aangekondigd, zou moeten gebeuren! De goden zouden toch niet zo dom zijn om nu voor ieder volk een persoonlijke worst te gaan braden, terwijl ze anders toch hun hemelse gaven altijd op dezelfde wijze over alle gelovige en ongelovige mensen verdeelden!
[11] Deze en soortgelijke lessen brachten het volk meteen tot bezinning. Ook de meer gegoede Joden probeerde men dat bij te brengen, maar dat was verloren moeite. Deze kalveren van God uitten integendeel nog bedreigingen en beschuldigden het heidendom ervan dat het de oorzaak was van het komende kwaad!
[12] Dat leidde al gauw tot handtastelijkheden. De Grieken en Romeinen staken bij de domme Joden toen een jongste gericht boven hun hoofden aan en eisten van de priesters de teruggave van de offers die tijdens deze benarde toestand op zeer onrechtvaardige wijze waren afgeperst. Toen men aan een heel bescheiden verzoek niet wilde voldoen, gebruikte men geweld, vooral tegen de Joodse priesters, die zich daarna terugtrokken voor het geweld en zich in de rook van de op alle Joodse hoeken brandende stad uit de voeten maakten.
[13] De wijze, Romeinse stadsbestuurder had daarop meteen nog heel belangrijke, uitgebreide inlichtingen ingewonnen over de Joodse, priesterlijke, orthodoxe spitsboeven en het volk vervolgens aangetoond, dat zij de enige oorzaak waren van deze verwoestende catastrofe. Toen begonnen wij pas met de opstand tegen alles wat Jood was en dat is intussen een afschuwelijk bedrijf geworden, want de Joden worden nu stuk voor stuk vermoord en in de stad stroomt al haast meer bloed dan melk en wijn.
[14] Ik heb de indruk, dat daar onder de grote cipres die ontsnapte, Joodse priesters staan! Nou, goeie dag, die zal het straks slecht vergaan als ze niet ogenblikkelijk het hazenpad kiezen, wat ik die grote schurken zeker niet zal aanraden! Met deze werpspies die men mij, in de mening dat ik een Jood was, heeft nageworpen toen ik hierheen vluchtte, maar die mij gelukkig niet trof, zal ik er zelf nog een paar neersteken! De twee ruiters ontmoette ik aan de stadspoort en zij zullen wel moeite hebben om bij de stadsbestuurder te komen! Heer der heren, nu weet u alles, en wat ik u vertelde, is de zuivere, naakte waarheid, waar ik met mijn leven borg voor sta!"
[15] CYRENIUS zegt: "Ik ben je zeer erkentelijk voor dit bericht, je hebt goed werk gedaan! Maar blijf nu hier, en als je honger en dorst hebt, neem dan brood en wijn! Ik zal intussen een paar cohorten naar de stad sturen om de opstand neer te slaan, daarna zul je mij als getuige dienen tegen die Joodse priesters!"
[16] De boodschapper neemt dit aanbod heel graag aan omdat hij al erg hongerig en dorstig was, en Cyrenius wenkt slechts naar de aanwezige Julius, die al weet wat er moet gebeuren omdat hij ook het hele relaas van de boodschapper mee heeft aangehoord.
«« 140 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.