[2] IK zeg: "Ja, je hebt volkomen gelijk datje over Mij een waar getuigenis geeft en dat zal ook veel vrucht voor je dragen! Jouw vlees en bloed geeft je dat niet in, maar je geest, die net als de Mijne uit God is en daarom ben je ook een ware vriend en broeder van Mij.
[3] Maar omdat wij ons in het vlees bevinden, volgen wij nu de roep die van het vlees uitgaat om te voorzien in de uiterlijke behoeften!"
[4] Allen gehoorzamen en wij gaan aan de tafels, waarop goed toebereide vissen van het edelste soort op ons wachten.
[5] Aan de tafel waaraan Ik plaats neem, zit rechts van Mij Cyrenius, naast hem Cornelius en tegenover ons zitten Faustus, Kisjonah, Julius en Philopold. Links van Mij zit Jarah, dan Raphaël, de jongen Josoë en dan Ebahl. De onderste, lange vleugel verder naar links wordt bezet door Mijn leerlingen en de bovenste rechter door de koninklijke familie Ouran met Mathaël, Rob, Boz, Micha en Zahr .
[6] Een andere, zeer lange tafel geeft plaats aan de vijftig Farizeeën. Deze loopt in dezelfde richting als de Mijne en staat in Mijn gezichtsveld en Stahar en Floran zitten zodanig in het midden dat zij Mijn gezicht kunnen zien.
[7] Een derde tafel, achter Mij, geeft plaats aan de dertig jonge Farizeeën en levieten, Hun voornaamste sprekers Hebram en Risa zitten net achter Mijn rug, maar met de gezichten er naar toe.
[8] Schuin tegenover de linker vleugel van Mijn tafel, dus achter Mijn leerlingen, staat wat naar onderen een kortere tafel met de twaalf waaronder hun sprekers Suetal, Ribar en Baël, en aan de bovenste vleugel vlak achter Ouran is nog een kleine tafel waaraan de arme Herme zit, de bekend~ boodschapper uit Caesarea Philippi, met zijn nu deftig geklede vrouw, drie eigen dochters en een vierde pleegdochter. Zo zitten nu allen die bij Mij behoren, op de juiste plaats.
[9] De bedienden hebben hun tafels wat meer aan de buitenkant en zijn ook heel goed verzorgd, evenals de honderden soldaten, die in hun kampement zelf voor hun onderhoud moesten zorgen zoals dat bij de Romeinen altijd gebruikelijk was.
[10] Allen zorgen wij nu voor de nodige sterking van ledematen en ingewanden en allen prijzen Mij voor zo'n uitzonderlijk versterkend onthaal.
[11] De vissen, het brood, allerlei goede en zoete vruchten -zoals vijgen, peren, appels, pruimen.en zelfs druiven -vullen de tafels en er is nergens gebrek aan heerlijke wijn. Er is aan geen enkele tafel ook maar iemand die geen goede eetlust heeft en de oude Marcus, zijn beide zoons en ook een paar van zijn oudere dochters reppen zich monter heen en weer en zorgen dat er op geen tafel iets ontbreekt!
[12] De wijn maakt langzaam maar zeker de tongen los en hier en daar klinken de stemmen luider en luider aan de tafels. Ook aan Mijn tafel wordt op allerlei manieren verbazing uitgesproken over spijs en drank, ja zelfs Mijn Jarah wordt levendiger en heeft geen woorden en bewondering genoeg v,oor de zoete druiven, omdat het nu eigenlijk nog geen tijd was voor druiven.
[13] Ook Mijn leerlingen begonnen aardig spraakzaam te worden, wat zelden het geval was. Alleen, Judas Iskariot zweeg, want hij was nog te druk bezig met een grote vis, en de aanzienlijke wijnbeker voor hem hield hem ook te veel bezig om tijd te hebben voor een gesprek. Thomas had hem al wel een paar keer aangestoten, maar Judas Iskariot merkte mets en dat was maar goed ook, omdat hij anders al gauw iets ongepasts zou hebben gezegd.
[14] Jarah aan Mijn linkerkant vlaste echter op een gelegenheid om de haar onwelgevallige leerling eens goed op zijn nummer te zetten maar Judas Iskariot was dit keer voor geen prijs van zijn onverstoorbare gulzige eten en drinken af te brengen.
[15] Toen hij, echter klaar was met zijn grote vis, maakte hij aanstalten een tweede niet minder grote te pakken. Maar Raphaël was iets vlugger en was Judas Iskariot net voor. Wel dat gaf natuurlijk aanleiding tot wat onderdrukte hilariteit en Jarah kon maar met moeite voorkomen hardop te lachen.
[16] Ik vroeg Jarah wat er met haar was.
[17] En het MEISJE zei: "O Heer, Mijn liefde, waarom vraagt U iets aan een mens, als U zijn innerlijk duidelijker ziet dan wij de buitenkant van deze drinkbeker?! O Heer, heeft U dan niet gemerkt dat de leerling Judas Iskariot al eerder de allergrootste, zeker tien pond zware vis voor zichzelf heeft uitgezocht en ook de grootste beker?! Tevens zijn er nog wat grote stukken brood in zijn buik afgedaald!
[18] Nu wilde hij nog de tweede grote vis in de wacht slepen, maar Raphaël, die de terechte ergernis van de leerlingen merkte, was de gulzige Judas Iskariot voor en redde zo de vis voor de vraatzucht van Judas Iskariot. Wel, dat is de reden waarom ik mijn lachen haast niet kon inhouden!
[19] Ik weet nog wel van Genezareth, dat men eigenlijk nooit moet lachen, behalve uit liefde en vriendelijkheid, maar dit geval was heus zo komisch dat ik bijna begon te lachen. Ik geloof, dat het toch niet zo erg is te glimlachen om een gulzige vrek die misgrijpt bij een egoïstische bezigheid. Want je kunt je daarbij ook voorstellen dat zo'n streek hem wat zou kunnen verbeteren -en dan moet het toch wel geoorloofd zijn fijntjes te glimlachen!"
[20] IK zeg: "Mijn liefste Jarah, zonde is dat niet precies, maar als men het kan nalaten, doet men toch beter. Kijk, als men zo'n vrek met een zekere ernst aanziet, roept hij zichzelf tot de orde en laat zijn vrekkige voornemen varen. Glimlacht men echter om hem, dan wordt hij kwaad en doet er alles aan om zijn voornemen dubbel vrekkig uit te voeren!
[21] Judas Iskariot is een vrek en misschien ook een dief, want wie zijn naaste steeds tracht te bedriegen en hem ook bedriegt is een dief.
[22] Ziet hij bij een egoïstische handeling glimlachende gezichten, dan denkt hij dat men zijn op een grap lijkende schurkenstreek leuk vindt en dan gaat hij nog intensiever door met zijn gemene streken. Als hij echter, zoals Ik hiervoor al opmerkte, bij zijn streken, en reeds bij de eerste aanzet daartoe, met een zekere ernst van alle kanten wordt aangezien, dan laat hij zijn slechte voornemen varen en wacht er mee tot een mogelijke, andere keer. Want op algehele verbetering hoef je bij een vrek niet zo gauw te hopen! Maar toch is het goed hem zo vaak mogelijk te hinderen bij de uitvoering van de een of andere zelfzuchtige onderneming. Hij verliest daardoor steeds meer de euvele moed vanwege de steeds optredende mislukkingen en laat het kwade na, wel niet uit afschuw daarvoor, maar dan toch uit ergernis.
[23] Kijk, Mijn allerliefste dochtertje, om deze redenen die Ik je nu heb verteld is het dus beter niet om iemand te lachen als hem de een of andere voorgenomen boevenstreek mislukt!"
«« 169 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.