[2] De minste geestelijke, van Mij uitgaande beperking van de vrije wil zou Mijn bedoeling helemaal te niet doen!
[3] Daarom moet hier steeds volledige vrijheid heersen, zodat men kan kiezen zowel voor iedere denkbare, tot diep onder de diepste hel gaande zonde, alsook voor de hoogste boven alle hemelen uitgaande deugd, anders wordt het niets met het ontstaan van de kinderen Gods op de daarvoor bestemde aarde!
[4] En dat is nu juist de verborgen reden waarom zelfs de heerlijkste leer van God na verloop van tijd onder het smerigste vuil wordt vertrapt!
[5] Niemand zal van Mijn leer kunnen zeggen dat zij ook maar iets tegennatuurlijks, onrechtvaardigs en onmogelijks verlangt en toch zullen mettertijd zulke onrechtvaardigheden en onuitvoerbaarheden binnensluipen, dat geen mens die helemaal zal kunnen nakomen.
[6] In overdreven ijver zal men de mensen bij honderdduizenden, erger dan wilde beesten, afslachten en daarbij van mening zijn God een bijzonder aangename dienst te bewijzen.
[7] Ja, Ik zal Mijzelf door de mensen, als die dat willen, moeten laten gevangennemen en daarna zelfs lichamelijk moeten laten doden, om juist dáárdoor de mensen de meest vrije en grootste speelruimte te geven voor hun wil. Want pas door deze grootste en onbeperkte vrijheid zijn de mensen van deze aarde geheel in staat zich te verheffen tot waarachtige en God in alles volkomen gelijk zijnde kinderen en goden.
[8] Want zoals Ik Zelf alleen door Mijn totaalonbeperkte wilskracht en macht van eeuwigheid tot eeuwigheid God ben, zo moeten de kinderen van Mijn liefde dat ook voor eeuwig worden!
[9] Maar om dat te worden, is nu juist die geestelijke ontwikkelingsweg nodig die je nog zo erg tegen staat. Maar denk maar eens wat na, dan zul je ontdekken dat het onmogelijk anders kan zijn!
[10] Waar het hoogste te bereiken is, moet ook het laagste voorhanden zijn!"
[11] Dan denkt Cornelius wat na en zegt na een poosje: " Ja, ja, Heer , het begint in mijn borst wat lichter te worden! Het zou me nu eigenlijk wel duidelijk moeten zijn, maar het is nog te bewolkt en mistig, zodat mijn ziel het nog niet zo duidelijk ziet. Op bepaalde ogenblikken wordt ik echter toch ge waar dat het lichter in mij wordt en dan begrijp ik heel veel. Op die wijze begrijp ik het nu ook juist zodanig, dat ik er niet aan kan twijfelen. Maar dat het mij volkomen helder zou zijn in deze tot nu toe wel niemand bekende wijsheidssfeer, daar is nog lang geen sprake van!
[12] Misschien zou U, o Heer, op dit terrein een wat sterker schijnsel in mijn hart kunnen geven!"
[13] IK zeg: "Dat zou Ik wel kunnen, -maar dan zou dat sterkere licht niet jóuw, maar alleen Mijn werk zijn en dus iets oneigenlijks in jou. Dan zou je niet meer behoeven te zoeken, te vragen en nergens meer behoeven aan te kloppen.
[14] Maar Ik wil, en moet het ook willen, dat ieder mens op de door Mij afgebakende weg voortgaat en zich door eigen moeite en opoffering datgene verwerft, wat hij voor hier en voor het hiernamaals nodig heeft, omdat hij anders nooit helemaal zelfwerkzaam en daarom ook nooit zelfstandig zou kunnen worden.
[15] De volledige zelfstandigheid is een van de meest noodzakelijke dingen voor de hoogst mogelijke zaligheid.
[16] Kijk eens naar welke dienaar dan ook die erg goed beloond wordt! Hij heeft vrijwel alles wat zijn schatrijke heer heeft. Hij kan de beste spijzen genieten en wijn drinken van de gastvrije tafel van zijn heer. Als zijn heer reizen maakt over water of land, neemt hij zijn dienaar mee, en waarvan de heer geniet, daarvan geniet zijn dienaar ook. Maar toch is het genieten van beiden verschillend.
[17] De dienaar denkt vaak: 'Ik heb een goede heer en hij verlangt niets van mij dat ik onbillijk zou kunnen noemen en ik wordt zeer gewaardeerd en goed behandeld. Maar indien ik me eens wat te buiten zou gaan, zou hij toch tegen mij kunnen zeggen: 'Mijn knecht, ik beschouwde je als mijn eigen zoon en verlangde daarom slechts licht en billijk werk van je. Maar je overschatte jezelf en begon als heer op te treden, daarom kan ik je niet meer als dienaar gebruiken. Verlaat daarom mijn huis!' Dan zou ik moeten gaan en een bedelaar zijn, maar mijn héér bleef heer van zijn vele bezittingen.'
[18] Kijk, Mijn vriend, die gedachte vergalt heel vaak het genot van de dienaar! Maar de heer is écht gelukkig -hoewel hij veel met zijn dienaar op heeft, hoeft hij zich toch nooit zorgen te maken dat deze hem zal verlaten, want voor deze ene krijgt hij gemakkelijk honderd andere. Hij blijft de zeer vermogende heer en zelfstandig eigenaar van zeer veel goederen en onmetelijke andere schatten. Zijn geluk kan daarom niet verstoord worden, terwijl het slechts op toeval berustende geluk van de dienaar ieder ogenblik beëindigd kan worden. En zie, zo liggen de verhoudingen hier nu ook!
[19] Zolang Ik, als de Heer van al het leven en al het licht, jullie voortdurend leven en licht moet blijven inblazen, zijn jullie slechts Mijn knechten en dienaars, want deze gave van leven en licht is geheel afhankelijk van Mijn wil. Waar zouden jullie onder deze omstandigheden dan licht en leven vandaan willen halen?! Moet niet reeds de gedachte aan de mogelijkheid die het nu gezegde inhoudt, je erg bang maken?!
[20] Maar zolang in een hart nog enige angst, vrees en bangheid kan worden opgewekt, is er van een volkomen geluk onmogelijk enige sprake!"
«« 177 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.