Een wijs en deemoedig hart om God te aanbidden.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 207 / 246 »»
[1] IK zeg: " Als je een werkelijk levend geloof en een innerlijke overtuiging zou hebben, zou Ik natuurlijk niets tegen jou en jullie allen in kunnen brengen als jullie Mij als jullie God op een passende wijze zouden gaan aanbidden. Maar omdat jullie niet innerlijk en zeker niet in je ziel volledig geestelijk overtuigd zijn, zouden jullie met Mij net zo goed afgoderij bedrijven, als wanneer jullie enig ander mem; of een uit hout gesneden beeld goddelijke verering zouden bewijzen.
[2] Wie God waarachtig en zegenrijk wil aanbidden, moet God eerst levendig in zijn hart waarnemen. Hij moet God in de geest en in alle waarheid eerst kennen en liefhebben en dan pas kan hij Hem eer geven en ten volle aanbidden. Als dat niet zo is, bedrijft de mens ook met de ware God afschuwelijke afgoderij!
[3] Hoe kan een mens de alleen ware God waardig en met recht aanbidden, als hij Hem nog nooit anders dan alleen maar van horen zeggen heel afgodisch heeft gekend?! Welk onderscheid zal er dan zijn tussen de aanbidding van de enige, ware God en die van een afgod?!
[4] De echte aanbidding van de enige, ware God bestaat uit de liefde tot Hem en de liefde tot de naaste. Maar wie kan God liefhebben, als hij Hem nog nooit heeft gekend?
[5] Of kan een jonge man ooit in vuur en vlam geraken voor een jonge vrouw die hij nog nooit heeft gezien of gekend? En als hij zich verbeeldt dat er ergens een jonge vrouw is en hij begint de in werkelijkheid niet bestaande, hartstochtelijk lief te hebben, dan is hij een dwaas en maakt zich in de hoogste graad schuldig aan eigenliefde, -en dat is voor God een verschrikking.
[6] Iedere afgodenaanbidding is daarom de grootste, menselijke dwaasheid en een afschuwelijke blindheid. Want uiteindelijk wanen de echte afgodenaanbidders zichzelf afgoden en laten zich bewieroken en als goden aanbidden, -en dat is dan een overwinning van de satan in het mensenhart! Maar wee hun, die in hun grote verblinding zich inbeelden zelf goden te zijn! Hun lot zal eens zeer treurig zijn, want die hoogmoed is een worm die nooit sterft en een vuur dat nimmer dooft!
[7] Ik zeg je: De satan verlustigt zich erin, de blinde mensen door de in hen geplante hoogmoed zo ver mogelijk weg te voeren van de orde van God. Maar als zij eens als leerlingen van zijn school aan de andere zijde aankomen, zal hij hen afwijzen en ze de laagste en afschuwelijkste diensten laten doen, waarin zij door zijn boze wil eeuwig moeten blijven!
[8] De satan als vorst der duisternis laat de mensen hier tot goden verhogen, om ze eens te vernederen tot de laagste monsters.
[9] God verlangt hier echter een wijs en nederig hart, om de mensen ééns des te hoger te verheffen en zaliger te maken.
[10] Wel zal deze macht de satan worden ontnomen en de mensen zullen volledig onafhankelijk, vrij zijn om te doen en te laten wat ze willen. Daardoor zullen de goeden des te meer licht uitstralen en de innerlijk slechten echter des te erger en dieper de hel toebehoren. Want daar zal hun slechtheid niet op rekening van de satan, maar ten laste van hun hoogst eigen rekening komen en zij zullen eens door satan en zijn knechten des te kwaadaardiger onder handen worden genomen.
[11] Daarom is het de eerste plicht van ieder mens, heel nederig van hart, God in geest en waarheid te zoeken. Laat hij dan pas God ook in geest en waarheid aanbidden, als hij Hem heeft gevonden!
[12] Het voornaamste gebed bestaat daaruit, dat een deemoedig hart nederig blijft en zijn naaste metterdaad meer liefheeft dan zichzelf, maar God, als de enige, echte Vader van alle mensen en engelen, boven alles!
[13] Niemand kan God in zijn duistere vlees liefhebben als hij zijn broeder haat. Want hoe zou iemand God nu lief kunnen hebben, die hij niet ziet, als hij zijn broeder niet liefheeft, die hij ziet?!
[14] Het is bij lange na niet genoeg om te zeggen: 'Ik heb mijn naasten lief en ben erg vriendelijk voor hen!' De ware, en voor God alleen geldige liefde moet bestaan uit daden, zodra de naasten die behoeven, geestelijk of lichamelijk. Die liefde is de wonderbare sleutel tot het goddelijke licht in het eigen hart.
[15] Ik zeg jou en je metgezellen: Als jullie déze gouden sleutel niet gevonden en in je hart opgenomen zouden hebben, zouden jullie nooit de weg hierheen hebben gevonden! Wat het echter wil zeggen en wat het betekent dat jij en je metgezellen hierheen zijn gekomen, ook al is het door een kolossale storm in het uiterlijke leven, dat beginnen jullie nu al te bespeuren, - de nabije toekomst zal jullie pas naar het ware licht leiden! Pas als je Mij helemaal zult kennen, zul je ook begrijpen of Ik aanbeden kan worden of niet!"
«« 207 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.