De toekomst van Jarah.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 210 / 246 »»
[1] Toen kwam onze oude gastheer Marcus en zei tegen Mij: "Heer en Meester, het avondeten is gereed. Zal ik het, als het U schikt, meteen op de nu weer helemaal herstelde tafels laten zetten!?"
[2] IK zeg: "Doe dat, want vandaag heb zelfs Ik al behoorlijk honger en Ik verheug Mij op een goede vis, een flink stuk brood en op een zuivere en goede wijn!
[3] Jouw twee zonen moeten echter nog één keer de oevers van de zee afzoeken! Langs de oevers drijven nog een paar lijken; het zijn een aantal arme Joden met hun vrouwen en kinderen. Ik wil niet dat zij, of ook anderen, de dood zullen vinden terwijl Ik hier verblijf. De zee is spiegelglad en de sterren schijnen vandaag bijzonder helder. Je zoons kunnen die taak gemakkelijk volbrengen en dat te meer, omdat zij goede hulp kunnen krijgen van de hier aanwezige schippers van Kisjonah, van Ebahl uit Genezareth en van de scheepslieden van Cornelius. Ongeveer negen personen drijven langs de oevers over een afstand van hooguit anderhalf uur gaans, die moeten zij hierheen brengen. Zij moeten hen dan met de gezichten naar beneden gekeerd op een wat aflopende bodem neerleggen en zo tot morgenochtend laten liggen! Morgen zal Ik hen dan pas opwekken!"
[4] MARCUS vraagt: "Heer, waarom dan vandaag niet reeds, waarom pas morgen .
[5] Ik zeg: "Vriend Marcus, maak je maar niet druk! Ik weet waarom het gras, dat pas in het komende jaar de weiden groen zal kleuren, niet reeds dit jaar is opgeschoten! Maak je daarover dus maar geen zorgen, want op dat punt ken Ik de regels al veel beter dan jij, beste Marcus! Ga nu en zorg, dat alles wat gedaan moet worden, ordelijk verloopt!"
[6] Marcus verwijdert zich, zorgt meteen dat de spijzen op de tafels gebracht worden en geeft ook de opdracht door aan de zonen, die direkt in een grote boot stappen en de andere voornoemde schippers om hun medewerking vragen.
[7] Wij verlaten onze plek en gaan naar onze tafels, die op de reeds bekende wijze zijn ingedeeld. De drie in het leven teruggeroepenen gaan met de vrouw naar het huis van Marcus, waar zij spijs en drank en vervolgens een goede slaapplaats krijgen, - geheel volgens Mijn wil, teneinde voor de ochtend aan te sterken.
[8] Terwijl wij naar de tafels lopen, komen de bewoners van de tenten van Ouran pas naar buiten om zich ook aan tafel te begeven.
[9] Dan trekt JARAH Mij aan Mijn arm en zegt: "Heer, U mijn steeds grotere liefde, kijk eens hoe de moedige strijders voor Uw rijk nu. pas, door honger gedreven, uit hun schuilplaats naar buiten beginnen te sluipen! Waarlijk, daaronder vind je, behalve Mathaël, vast en zeker bar weinig grote geesten! Ach, het was voor de storm begon toch wel een erg komisch gezicht, toen de vijftig Farizeeën door de aanblik van de eerst gevallen, zeker pondzware hagelstenen op stel en sprong de grote tent in werden gedreven!
[10] Zij wisten net zo goed als ik dat U de betrouwbaarste beschermer tegen ieder ongemak bent en toch werden zij kleingelovig en kregen het erg benauwd en zochten een stoffelijke bescherming. Nu scha.men zij zich zichtbaar dat zij dat hebben gedaan en zij durven naar het mij.toeschijnt, o Heer, U niet goed onder ogen te komen! Mathaël zou met zijn gezellen wel gebleven zijn, maar hij moest zijn jonge, mooie, koninklijke gemalin wel volgen. Naar mijn mening is het hem dus te vergeven, maar bij de anderen was alleen maar hun geringe vertrouwen en hun klein geloof de reden en daarvoor vind ik hen niet te prijzen."
[11] IK zeg: " Je hebt wel gelijk, dochtertje, maar laten we degenen, die nog op bepaalde punten zwak zijn, de tijd gunnen dan zal wat meer ervaring hen in alles wel sterker maken! Bedenk eens, hoeveel jij al bij MIJ hebt meegemaakt, waardoor jij dus allicht meer moed kunt hebben Zij hebben echter veel minder meegemaakt en daardoor kon hun angst gemakkelijk groter zijn dan hun vertrouwen. Later zullen ook zij wel meer vertrouwen hebben. -Begrijp je dat?"
[12] JARAH zegt: "Ja, dat begrijp ik wel, maar ik herinner me ook, dat allen in Genezareth samen met mij veel hebben beleefd en toch durfde eerst niemand, behalve ik, met U op het heldere water te stappen, zelfs Uw leerlingen niet! Wat was daar dan de reden van het geringere vertrouwen?"
[13] IK zeg: "Toch weer je grotere ervaring, want jóu droeg Mijn engel zichtbaar op zijn handen en jij beleefde dingen die tot op heden nog geen mens heeft beleefd. En bovendien was jouw liefde voor Mij echt het grootst en sterkst en daarin bevindt zich ook altijd het grootste vertrouwen.
[14] Verwonder je er dus niet te veel over dat jouw vertrouwen in Mij groter is dan dat van de overige mensen, want dat wordt veroorzaakt door je grote liefde!
[15] Maar zoals ik je al in Genezareth heb gezegd, zul je over een aantal jaren nog veel verzoekingen moeten doorstaan, waarmee je zult moeten vechten, ondanks je grote vertrouwen in Mij. Maar door de kracht en de macht van Mijn naam zul je alle verzoekingen neerslaan en pas vanaf die tijd zul je vrij in Mijn licht wandelen.
[16] Want wat een mens vrij van Mij wil hebben, moet hij zich uit eigen kracht bevechten! Jij, lief dochtertje, hebt tot op heden nog geen werkelijke strijd doorstaan en daarvoor was het de juiste tijd nog niet en ontbrak de ware gelegenheid. Dat komt voor ieder mens pas als Mijn dagtaak op deze aarde zal zijn beëindigd.
[17] Nu ben Ik slechts zaaier en Ik leg de goede tarwekorrel in de levende akker van jullie harten. Het zaad zal daar eerst kiemen en dan opgroeien voor de gezegende vruchtvorming, daarna pas zullen jullie voor jezelf de vrucht op jullie eigen levensbodem met veel moeite en zelfverloochening moeten verzorgen! Zalig degene, die de vrucht die Ik in zijn hart heb gezaaid, zuiver en overvloedig in de door Mij in hem ingerichte schuren van Mijn geest zal brengen! Waarlijk, die zal eeuwig geen honger of dorst meer hebben!
[18] Lieve Jarah, wat jij nu dus hebt, is alleen het door Mij in jouw hart gelegde zaad. Na een aantal jaren zal het er als een golvend korenveld bij staan en allerlei stormen moeten trotseren. Dan is het echter zaak krachtig en vol vertrouwen in Mijn naam en door een grote, zelfverloochenende liefde tot Mij, het golvende korenveld te beschermen tegen de dreigende stormen, opdat die niet tot een verderfbrengende uitbarsting komen en het prachtige korenveld, dat Ik Zelf zeer goed heb bebouwd, te gronde richten! Want als er eenmaal een vernietigende storm boven zo'n veld is losgebroken, is het vrijwel onmogelijk daar een halt aan toe te roepen.
[19] Je zult je nog wel herinneren hoe Ik een paar weken geleden voor jou in Genezareth een tuintje heb aangelegd en het heb gevuld met allerlei nuttige planten!? De planten groeien goed en weelderig, maar het tuintje en de planten moeten verzorgd, het onkruid moet, als het ergens opschiet, uitgeroeid worden en als het zeer heet en droog wordt, mag de gieter niet vergeten worden.
[20] Kijk, een soortgelijk tuintje heb ik ook in je hart aangelegd en Ik heb het rijkelijk voorzien van allerlei nuttige gewassen. Het onderhoud en de verdere verzorging van dit tuintje is nu helemaal voor jóuw rekening. Gebruik alle aandacht en ijver voor het onderhoud en de verzorging van dit tuintje, dan zul je binnenkort een rijke oogst binnenhalen! -Begrijp je deze beeldspraak wel?"
[21] JARAH zegt: "Ja, Heer, mijn enige liefde, ik begrijp het helemaal. Het stemt mij echter toch wat verdrietig dat ik nog zo veel stormen moet doorstaan tot aan de oogst! Maar ik hoop en geloof: U zult Uw arme maagd niet te gronde laten gaan als zij in de nood tot U om hulp zal roepen. Want U heeft mijn smeken gehoord en verhoord toen ik U nog niet, zoals nu, had gezien en herkend!"
[22] IK zeg: " Allen, die Mij kennen en in het hart aanroepen en op de macht van Mijn naam vertrouwen, zullen nooit in der eeuwigheid schade en schande lijden, daarvan kun je volkomen verzekerd zijn! Maar nu moeten we aan tafel gaan en eten wat is opgediend!"
«« 210 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.