De voorspelling van Mathaël.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 33 / 246 »»
[1] "O vriend, het zal op deze aarde nog zo erg worden en er zal zoveel kwaad rondwaren dat zelfs de satan, in welke gestalte dan ook, de menselijke maatschappij niet meer zal durven bezoeken. Maar er zullen steeds weer mensen zijn die als blinden meer zien en als doven meer zullen horen dan wij nu met wijd open ogen en oren.
[2] Er zal eens een tijd komen dat de mensen de levenskracht van de dampen van het water in graden zullen meten en z.ij zullen deze beteugelen, zoals de Arabieren hun paarden beteugelen en zij zullen deze kracht voor alle ongelooflijk zware werkzaamheden gebruiken. Ook voor de zwaarste wagen zullen zij de in het water verborgen levenskracht spannen en daarmee met de snelheid van een afgeschoten pijl wegrijden.
[3] Zij zullen ook voor de grote schepen de levenskracht van het water spannen en zij zal de schepen sneller dan de stormwind over de watergolven jagen, ja, tenslotte zelfs aan iedere storm het hoofd bieden en door zijn vergramde gezicht varen zonder enige schade van betekenis op te lopen. Slechts rotsen en zandbanken zullen voor zulke snelle schepen altijd nog gevaar en schade kunnen opleveren.
[4] Maar al snel na die tijd zal het er voor het leven van de mensen heel slecht uit gaan zien. De aarde zal onvruchtbaarder worden, grote duurte, oorlog en hongersnood zal ontstaan en het licht van het geloof in de eeuwige waarheid zal op vele plaatsen verflauwen en het vuur van de liefde zal uitdoven en bekoelen en dan zal het laatste vuurgericht over de aarde komen!
[5] Gelukkig dan degenen die hun levenswater nog niet ten behoeve van het aardse gewin hebben laten verdampen. Want als het grote vuur van het oordeel uit de hemel zal komen, zal het hen niet kunnen deren omdat hun eigen levenswater hen daarvoor zal beschermen.
[6] Pas daarna zullen de echte levensvrede en Gods orde elkaar voor altijd de hand reiken en tweedracht en twist zullen niet meer voorkomen onder hen die de gezuiverde aarde zullen bewonen in gezelschap van Gods engelen. Hoewel onze vergane en gebrekkige lichamen het niet zullen zien, zullen onze innerlijk waarnemende en alles begrijpende zielen des te meer getuige zijn van alles wat ik nu heb gezegd.
[7] Zie, ik zou je dat eigenlijk niet gezegd hebben, maar ik voelde daartoe een drang in het hart van mijn ziel, of liever gezegd, van mijn innerlijke ik. En deze drang is daarvandaan afkomstig, vanwaar voor ons vijven de genezing is gekomen! -Begrijp je mij nu al beter?
[8] CYRENIUS zegt: "O, nu begrijpen wij elkaar weer heel goed, nu hoop ik echt veel van jullie te horen en ik heb met jullie een goede vangst gedaan! Ik blijf bij wat ik heb gezegd, voor jullie aardse behoeften. zal ik zorgen, jullie zullen echter voor de geestelijke behoeften van mij en allen in mijn grote huis zorgdragen. ..
[9] Dat is weliswaar een slechte vergoeding voor het grote, dat Jullie voor mij en mijn huis zullen doen, maar wie kan er wat aan doen dat men op deze wereld aan de gever van de hoogste en eeuwigdurende levensgave voorlopig niets beters kan aanbieden?! Gaan jullie daarmee akkoord?"
[10] MATHAËL zegt: "O, hoe kunt u dat nog vragen? Als wij iemand kunnen dienen en ons nuttig kunnen maken, zijn wij meer dan tevreden! Want men mag ook een aardse gave, als die uit een waarachtig goed hart komt terwille van het goede en het ware, nooit onderschatten. Want de gever en de reden van het geven maken dat het ook een geheel geestelijke waarde krijgt en zodoende evenveel waard wordt als een zuiver geestelijke gave.
[11] Want waar het materiële het geestelijke ondersteunt, zoals het geestelijke het materiële, wordt tenslotte alles geestelijk en dan kan het ene in het andere een overvloedig rijke zegen van God verwachten.
[12] Als echter iets wat geestelijk moet zijn, zoals in de tempel te Jeruzalem, slechts terwille van het materiële wordt gegeven en het materiële alleen maar terwille van een verwachte materiële zegen voor iets geestelijks wordt gegeven, wordt tenslotte alles materieel en het heeft niet de minste geestelijke waarde meer en God kan daar nooit zegenrijke gevolgen aan verbinden!
[13] Maak jij je er dus maar helemaal niet druk over of jouw materiële gave voor het geestelijke dat wij jou hebben gegeven, niet voldoende zou zijn. Zij krijgt juist door de gever en door de ware reden van het geven ook geestelijke waarde en de zegen van boven zal daar geestelijk en ook materieel rijkelijk op volgen. Want de geest is ook eeuwig meester van alle materie, die in de aard niets anders is dan een veroordeelde, geheel onderworpen geest, die altijd blind de vrije levensgeest van God moet gehoorzamen. Van de eindeloze kracht van God gaat in wezen het gericht van alle materie uit en Hij alleen kan haar het leven weer geven, zoals en wanneer Hij dat wil!"
[14] CYRENIUS zegt: "O, hoe buitengewoon en zonder weerga! Nu wil ik jullie voor geen koninkrijk op aarde meer onder mijn zorgzame handen weg laten gaan! Hopelijk zullen wij elkaar steeds beter begrijpen en elkaar ook steeds minder kunnen missen! Maar nu moeten wij de ene Heer alleen alle lof en al onze liefde brengen, omdat Hij Zich over jullie heeft ontfermd en jullie daardoor bij mij heeft gebracht. Want zonder Hem zouden wij allen zo goed als voor eeuwig verloren zijn!"
[15] Alle VIJF zeggen daarop: " Amen, Hem alleen behoort alle eer, alle lof en alle liefde, niet slechts van deze aarde maar van de gehele oneindigheid! Want Hij alleen is het, die nu de gehele oneindigheid opnieuw vormt! Eindeloos groot en heilig is Zijn naam!"
«« 33 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.