[2] Deze zwijgende was Jacobus de oudere, die, zoals bekend, uiterlijk veel op Mij leek en ook net zulke kleding droeg als Ik gewoonlijk droeg.
[3] Na die vraag van Mathaël gingen de vier anderen tenslotte ook staan en bespraken onderling, wie van hen de zwijgende zou aanspreken en wat hij moest zeggen. Geen van de vijf durfde echter en Mathaël richtte zich daarop weer tot de vriendelijke Cyrenius en vroeg hem onopvallend of die zwijgende man soms de verheven, machtige heiland was, of dat Ik het toch was. Want zij wilden dit toch ook graag met zekerheid uiterlijk vaststellen, om door de aandrang van hun hart niet aan de verkeerde persoon uiterlijke eer te bewijzen!
[4] CYRENIUS zegt: "Ik heb nog geen bepaalde aanwijzing van Hem gekregen om Hem nader te beschrijven. Voorlopig is dat niet het belangrijkste, want Hij ziet vóór alles alleen maar het hart van de mens aan. Jullie harten zijn nu duidelijk in de beste orde van de wereld en voorlopig hoeft daar niets aan toegevoegd te worden. Als het echter Zijn wil is en belangrijk is voor jullie heil, zal Hij Zich wel nader aan jullie bekend maken. Ik denk echter dat, als jullie ons gedurende deze dag van dichterbij zullen gadeslaan, het aan de scherpe blik van jullie buitengewone wijsheid toch wel niet zal ontgaan wie van ons de waarachtige en alleen machtige is. "
[5] Dat was voorlopig voldoende voor de vijf en nu pas begonnen zij de omgeving wat beter in zich op te nemen en zich af te vragen waar ze zich bevonden. Zoveel begrepen ze er wel van, dat zij zich aan de Galilese zee bevonden, alleen konden ze niet ontdekken, waar precies.
[6] Toen zei CYRENIUS tegen hen, omdat hij het meest naar hen had geluisterd: " Jullie zijn nu in de buurt van de stad Caesarea Philippi op het bezit van de oude Romeinse soldaat Marcus, die jullie voorzien heeft van wijn, brood en zout. Op het ogenblik is hij hier niet, omdat hij in zijn huis bezig is voor vanmiddag. Als hij terugkomt zullen jullie hem in jullie tegenwoordige meer heldere toestand wel nader Ieren kennen, want toen hij jullie brood, wijn en zout gaf, vertoefden jullie meer in het hiernamaals dan hier en hebben jullie beslist weinig oog gehad voor zijn zeer achtenswaardige persoonlijkheid."
[7] MATHAËL zegt: " Ja, ja, je hebt helemaal gelijk! Wel bezitten we nog de innerlijke, heldere toestand die wij meteen na ons ontwaken hadden, maar toen zag alles er verschrikkelijk en heel vreemd en onheilspellend uit. Nu alles er echter langzaam maar zeker vriendelijker is uit gaan zien en deze hele omgeving veel lichter en vriendelijker is geworden, zijn wij ook vriendelijker, helderder en in zekere zin opgewekter geworden, hoewel wij daardoor onze innerlijke, ware zienswijze niet kunnen wijzigen.
[8] De waarheid, vriend, blijft eeuwig waarheid! Maar deze wereld is van vandaag op morgen zeer veranderlijk en haar kinderen ook. Men kan zich op niemand helemaal verlaten, want vandaag is iemand nog je vriend of morgen is hij het niet meer, of een kwade tong heeft je bij hem verdacht gemaakt waarop hij al opgehouden is je vriend te zijn en heimelijk reeds een slecht oordeel over je heeft geveld!
[9] Zodoende is er op deze wereld geen bestendigheid, niet bij dingen en ook niet bij de mensen! Maar de Heer zal toch alles ten goede van de mensen keren!"
«« 34 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.