[2] Raphaël ging tussen Suetal en Ribar in zitten, Aan Mijn tafel, waar wij in dezelfde volgorde naast elkaar zaten als de vorige dag, werd ook Mathaël met zijn vier metgezellen geplaatst en hij moest tussen Julius en Cyrenius gaan zitten. Aan Mijn rechterhand zat Jarah weer, naast haar Josoë, dan Ebahl en naast Ebahl Mijn leerlingen, respectievelijk apostelen.
[3] Aan de andere tafels zaten natuurlijk de mensen uit het gevolg van Cyrenius en Julius, en de dertig jonge Farizeeën met hun woordvoerder Hebram aan het hoofd zaten achter Mijn rug aan een lange tafel, zodanig dat zij zowel op Mijn tafel als op de kleine tafel van de twaalf konden kijken.
[4] Een flinke hoeveelheid goed klaargemaakte vissen werd op iedere tafel gezet en er was geen gebrek aan lekker brood en goede wijn. Wij begonnen te eten en de twaalf waren vol lof over de vissen en tastten flink toe, maar Raphaël at het meest. Hij verslond zogezegd de ene vis na de andere, wat Suetal zodanig opviel, dat hij niet wist wat hij daarvan moest denken.
[5] Maar toen Raphaël de laatste vis van de schotel pakte en op zijn bord legde, hem in stukken begon te verdelen en toen het ene stuk na het andere met zekere haast in zijn mond begon te schuiven, werd het Suetal en Ribar te bont en Suetal zei uiterlijk heel vriendelijk tegen Raphaël: "O beste, mooie jonge vriend, wat moet jij een ongelofelijke maag hebben, dat daar zoveel vis en zoveel brood in kan?! Er lagen zeker wel twintig vissen op onze schotel, wij hebben er maar twaalf gegeten en de acht grootste heb jij alleen onder dak gebracht! Zo jong nog en dan zo veel eten?! Dat kan toch onmogelijk gezond zijn! Nou, ik vind het best en God de Heer moge je daarbij zegenen! -Is het soms volgens de leer van de grote meester misschien ook ter verrijking van de wijsheid en de almacht, dat men zoveel moet eten?"
[6] RAPHAËL antwoordt glimlachend: "Dat niet! Maar als het mij smaakt en het is er, waarom zou ik dan niet zoveel eten als ik lust?! Kijk naar de tempel in Jeruzalem hoeveel die in naam van God aan allerlei offers dagelijks verslindt! Zou men daar niet met meer reden kunnen zeggen: Jehova is toch wel een echte gulzigaard, iedere dag verslindt hij een aantal ossen, koeien, kalveren, schapen, lammeren, kippen en duiven en vissen en varkens en veel grote broden en veel zakken wijn, en bij al die geweldige vraatzucht heeft hij nog een groot verlangen naar goud, zilver, parels en allerlei kostbare edelstenen!
[7] Heb je ooit gevraagd of God werkelijk zo'n veelvraat is?! Nee, dat heb je niet, want je wist dat daar alleen de dienaren van God de veelvraten zijn! Wat betekenen mijn acht vissen tegenover de honderd ossen, koeien, kalveren en zo meer?! Als de dienaren van God in de tempel zich ongestraft het recht mogen toeëigenen zo ontzettend veel in naam van God te verteren, waarom zou ik dan moeten vasten, terwijl ik toch meer dienaar van God ben dan de veelvraten in de tempel?"
[8] SUETAL zegt: " Ja, ja, je hebt gelijk. Ik verwonderde mij er alleen erg over, dat jij, zo'n bijzonder fijn gebouwde jongeman. ons bij het eten allemaal ver hebt overtroffen en helemaal geen rekening hield met ons; of wij misschien ook nog graag wat lekkere vis hadden willen hebben!
[9] RAPHAËL zegt: "Heb je wel eens meegemaakt dat de dienaren Gods in de tempel ooit enige rekening ermee hielden, of degenen die offeren, thuis nog iets te eten hebben? Zonder consideratie .nemen zij de offers en de tiende van hen af ook al zouden die mensen in het volgende uur van honger sterven! En kijk dat noemt zich dienaren van God en in de ogen van het blinde volk zijn zij dat ook! Jij hebt echter deze dienaren Gods nog nooit, al was het maar heel in het geheim bij jezelf, ter verantwoording geroepen. Waarom maak je je dan nu druk over mijn gezondheid, terwijl ik je toch door mijn daden heb bewezen een echte dienaar van God te zijn?!"
[10] RIBAR zegt: "Vriend Suetal, met hem schijn je maar beter niet te kunnen praten! De jongen heeft veel weg van Mathaël en zou best in staat kunnen zijn onze hele levensgeschiedenis open en bloot te vertellen!"
[11] RAPHAËL zegt: " Je moet niet zo zachtjes praten, anders versta ik je haast niet en Suetal kennelijk nog minder!"
[12] RIBAR zegt: " Ja, ja, ik heb al veel te luid gesproken!"
[13] RAPHAËL: "En je wilde eigenlijk toch niet door mij gehoord worden! Wel, ik hoor en zie je gedachten, hoe zou Ik Je woorden dan met horen?! Kijk, het dier dat ik daarnet naast je neerzette, lijkt toch wel in veel opzichten op jou! Maar ik zeg je, als je niet eerst net zo deemoedig, wordt als dat grijze dier, zul je het nauwe poortje tot de ware wijsheid met vinden!"
[14] RIBAR zegt: "Zeg me eens vriend, waarom heb je mij nu eigenlijk in het bijzijn van zoveel mensen zo te kijk gezet!?"
[15] RAPHAËL zegt: "Ik heb je toch al duidelijk gezegd, dat jullie zielen nog zo blind zijn dat je door alle bomen het bos niet meer kunt zien. En zo blind als jullie toen waren, zo blind zijn jullie ook nu nog, ondanks dat je te weinig vissen hebt gegeten! Maar als je nog vis wilt, zeg het dan, want er zullen er in zee nog wel een paar voorradig zijn!"
«« 58 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.