[2] RAPHAËL zegt: "O, volstrekt niet! Ik ben eeuwig onwaardig om ook maar zijn schoenriemen los te maken! Naar de geest kom ik wel van boven, maar in dit eveneens aardse lichaam ben ik alleen maar dat en diegene, die jullie in mij hebben leren kennen!"
[3] SUETAL zegt: "Maar, omdat wij nu net als de andere gasten al klaar zijn met de maaltijd, zou ik toch wel de hemelse meester willen leren kennen om hem mijn grote verering te betonen!"
[4] RAPHAËL zegt: "Daar ben ik nog niet toe gemachtigd. Op het juiste moment zullen jij en je broeders Hem wel herkennen! Maar kijk, er is nu nog veel onreins in jullie harten! Dat moeten jullie inzien en als zodanig verafschuwen en uit jullie verwijderen door in het vervolg en vanaf het moment dat jullie het onzuivere ontdekken, het nooit meer, bij wat voor gelegenheid dan ook, te willen toepassen. Dan zijn jullie klaar om de grote meester geheel te leren kennen!
[5] Maar let nu allen goed op! De vriend, die eerder met jullie heeft gesproken, gaat nu, naar zijn gezicht te oordelen, spreken, want ik heb gemerkt dat de naast hem zittende opperstadhouder Cyrenius hem om iets heeft gevraagd, -en als de groten spreken, moeten de kleinen zwijgen en luisteren, als hen dat toegestaan is! Daarom zullen wij nu zwijgen en onze hoge buren laten spreken!"
[6] SUETAL vraagt nog een keer aan Raphaël: "Kun jij, beste jonge vriend, mij dan niet vertellen wie de goede vriend eigenlijk is, die nu gaat spreken?"
[7] RAPHAËL zegt: "Nee, nu niet, want nu moeten we zwijgen en luisteren! -want als hij over wat dan ook gaat spreken, is het steeds van het hoogste belang naar hem te luisteren! Zeg daarom vanaf nu tot hij klaar is met spreken, niets meer hardop aan deze tafel!"
[8] Daar stellen Suetal en ook alle anderen zich mee tevreden en zij wachten volongeduld op het begin van Mijn woorden. Maar Ik kon niet eerder beginnen dan dat Cyrenius klaar was met zijn inderdaad zeer belangrijke vraag over huwelijk, echtbreuk, echtscheiding en geslachtsgemeenschap met ongehuwde maagden.
[9] Na een paar minuten zwijgend gewacht te hebben vraagt SUETAL: "Nou wanneer zal hij nu eens beginnen?"
[10] RAPHAËL zegt: " Jij, blind en doof mens,' zie je dan niet dat Cyrenius nog niet klaar is met zijn vraag!? Of kun je soms al gaan spreken en een vraag beantwoorden, als de vraag nog niet helemaal gesteld is?! Heb geduld, het antwoord zal niet op zich laten wachten!" ,
[11] Met deze opmerking is Suetal voorlopig weer tevreden. Maar Cyrenius weidt met zijn vraag erg uit en Ik kom daardoor nog steeds met aan het antwoord toe. Cyrenius spreekt terwille van de naast hem zittende Jarah niet zo hard, zodat onze buren van zijp vraag natuurlijk niet veel verstaan en zich daardoor erg gaan vervelen omdat zij nu van geen enkele kant meer een woord horen. Bij de Romeinen gold namelijk als een voorname leefregel, dat velen moesten zwijgen als één hooggeplaatste ook maar aanstalten maakte om te gaan spreken.
[12] Er verlopen nu nogmaals enige minuten en Ik spreek nog steeds niet. Dan zegt SUETAL tegen Raphaël: "Vriendje, de beide heren spreken heel zachtjes met elkaar! Van dit misschien zeer wijze gesprek zullen wij niet veel wijzer worden en daarom zouden wij best onder elkaar ergens over kunnen gaan praten. Misschien stellen onze buren dat zelfs erg op prijs! Want als zulke heren zachtjes onder elkaar praten, geven zij aan de hen omringende, kleine mensen te verstaan, dat ze met gehoord willen worden! Wij doen er daarom helemaal geen goed aan als wij nu onze mond houden en daarmee maar al te duidelijk onvriendelijk jegens hen zijn, laten we daarom ook ergens over gaan praten!"
[13] Zegt RAPHAËL: "Wel, wel, wat ben jij toch een slimme kerel! Kijk daar eens, er komt nog een tweede lading lekkere vissen ,met brood en een aantal bekers heerlijke wijn op deze tafel, omdat jullie allemaal vanwege mijn grote eetlust wat te kort zijn gekomen!"
[14] SUETAL zegt: "God zij daarvoor geprezen, want, ik in ieder geval ontwaar nog enige lege plekken in mijn maag! De vis die ik daarnet at behoorde niet tot de grootste en brood was er eigenlijk ook met zo overvloedig op onze tafel en daarom kan zo'n aanvulling alleen maar zeer gelegen komen."
[15] Nu was MARCUS al met de gewenste aanvulling bij de tafel en zei: "Onze verontschuldigingen, beste vrienden! Deze tafel is daarnet wat minder voorzien dan de andere, daarom heb ik uit mijn grote voorraad nog een kleine aanvulling laten klaar maken. God de Heer zegene deze voor jullie allen!" ,
[16] Dan tasten allen, behalve de engel, flink toe en eten haastig de lekker klaargemaakte vissen, sparen daarbij het brood niet en weten ook met de wijn goed raad. Het duurt niet lang of de tafel is weer helemaal leeg.
[17] Nadat zij de tafel zo zonder hulp van de engel geleegd hebben, zegt SUETAL: "God de Heer, de enig goede Vader van engelen en mensen, zij alle lof! Nu ben ik eindelijk weer eens zo verzadigd als ik in geen half jaar ben geweest! Nu is het niet moeilijk te zwijgen en met alle geduld te wachten op de beloofde woorden van de wijze Griek, die waarschijnlijk zo'n geheim raadsman is van de hoge stadhouder van Syrië, respectievelijk opperstadhouder van geheel Azië. Maar de woorden die onze jonge vriend voorspeld heeft, laten aardig lang op zich wachten!
[18] De opperstadhouder is nog steeds niet klaar met zijn zeer uitvoerige vraag en de ander kan hem niet eerder antwoord geven dan nadat de opperstadhouder met zijn vraag, die beslist erg belangrijk moet zijn, klaar is! Dat zal nog wel een aardig tijdje doorgaan! Ook de dertig jonge Farizeeërtjes en levietjes spitsen al flink hun oren! Maar er is nog steeds niets te horen!
[19] Dat jonge meisje bevalt me werkelijk helemaal niet slecht, maar zij schijnt tot over haar oren verliefd te zijn op de Griek! Zij houdt geen oog van hem af en lijkt in zijn ogen van alles te lezen. Voor de jonge zoon van de stadhouder schijnt zij geen oog te hebben, hoewel hij zo rijk gekleed naast haar zit en zich, zo te zien, wat begint te vervelen! Oho, nu komen er nog vier heel lieve meisjes uit het huis! Dat zullen waarschijnlijk de dochters van de gastheer zijn! Wat gaan die nu doen?!"
[20] RAPHAËL zegt: "Ik denk, vriend, dat jij een kletskous bent en helemaal niet stil kunt zijn! Zie je dan niet dat de meisjes de lege schotels komen ophalen om ze voor de avond schoon te maken?! Heb je zo'n beperkte geest dat je dat niet meteen begrijpt? Werkelijk, je wordt nog lang geen Mathaël!
[21] Probeer nu nog eens of je kunt zwijgen en in stilte alleen maar kunt denken, want een zekere uiterlijke rust is noodzakelijk voor het wekken van de geest! Zonder rust kan deze uiterst belangrijke levenshandeling nooit plaats vinden!"
«« 60 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.