[2] Als de natuurlijke geestelijke potenties weer tot vloeiend water worden, worden zulke vrijgekomen geesten als het ware door het water gebonden en moeten dan de reis tot in de zee meemaken. Waarom dat? Om dezelfde reden als wanneer op aarde iemand die schade heeft aangericht een zodanige straf ter verbetering wordt opgelegd, dat hij de schade kan herstellen en daarbij ook nog voor zijn boze opzet boete moet betalen. Daarom moeten ook zulke geesten elke veroorzaakte schade -evenals die, welke ze hebben willen toebrengen -weer geheel en al goedmaken en daarbij nog een aangepaste boete doen. Pas als deze geheel is nagekomen, kunnen ze tot de eerste trap van geestelijke voleinding opgenomen worden. Natuurlijk kunnen ze in de wereldzee moeilijk iets goedmaken. Maar daar niemand als geest goede werken kan doen als hij zelf niet goed is, bewijst dit verschijnsel dat de geesten zich in deze toestand volledig moeten verdeemoedigen, voor ze in staat zijn de boze daden weer goed te maken. En omdat de bodem der zee het laagst liggende deel van de aarde is, moeten zulke hoogmoedige geesten deze reis ter verdeemoediging maken om daardoor mettertijd als nieuw en wedergeborenen op te stijgen in de hogere sferen voor het verrichten van nuttig werk. Worden zulke geesten door die volbrachte reis ook werkelijk verbeterd? De resultaten zijn verschillend; enkele verbeteren zich onderweg al en mogen dan van deze vochtige weg terugkeren, als er niets kwaads meer in hen wordt gevonden. Zulk een uittreden kun je daaraan herkennen, dat er 's morgens uit de beken, rivieren en stromen witte nevelen opstijgen. Deze worden door de zon aangetrokken, treden in de hoge regionen weldra uit hun natuurlijke potentie en worden voor het oog zichtbaar.
[3] Een andere soort van deze geesten verbergt zich door hun Opnieuw ontwaakte boosheid 's nachts als een aanvankelijk zichtbare vorm van grijze nevels in de ravijnen en kloven van de bergen, om bij de volgende aanval weer daadkrachtig mee te werken.
[4] Een derde soort legt werkelijk de weg naar zee af. Als ze daar echter zijn aangekomen, scholen ze samen al naar gelang van de graad van hun boosaardigheid en ze begeven zich dan in zee. De zeelieden kunnen van de vernielende kracht van de zeestormen vertellen. Willen deze kwaadaardige geesten hun boosheid uitoefenen, dan sturen ze één of twee heel losjes gevormde wolken ter verkenning over de zeeoppervlakte omhoog -zulke wolkjes kent de zeeman heel goed -om vast te stellen of er ergens nog vredesgeesten te zien zijn. Zien ze er nog een paar, dan verdwijnen deze wolkjes weerplotseling. Gebeurt dit, dan is maar heel zelden een belangrijke storm te verwachten
[5] Zien deze boosaardige verspieders geen tegenstanders, dan verheffen ze zich hoger en hoger en in de tijd van enkele ogenblikken is de hemel boven de zee in dichte stormwolken gehuld, waaruit weldra de hevigste windstoten de zee woelig maken en duizenden bliksemstralen worden dan afgevuurd op die geesten, die de weg ter verbetering ingeslagen hebben. Deze rebelse geesten komen overal slecht terecht en daarom loopt ook deze onderneming altijd slecht voor ze af. Want dan worden met de snelheid van de gedachte vanuit het leger van onze hoofdwachters te land vreedzame geesten uitgezonden. Deze werpen zich dan op de ziedende scharen, slingeren ze gewoonlijk als hagel of hevige regen in zee en bevrijden bij deze gelegenheid de deemoedige geesten uithun onvrijwillige gevangenschap. De bozen, die maar een ondergeschikte rol hebben gespeeld, worden dan snel naar de Noordpool bevorderd; de ergsten echter worden voor zeer lange tijd naar het harde ijs van de Zuidpool verbannen.
[6] Zo eindigt het oproer van deze geesten: de bozen worden naar een veilige plaats gebracht, de goeden worden echter opgenomen om veel nuttig werk te doen. Waaruit bestaat dat?
[7] Het eerste werk bestaat eruit dat zulke geesten de bergen ingestuurd worden en wel naar die plekken, die in kale rotstoppen eindigen. Ze moeten daar voor het onderhoud zorg dragen en ook voor de eventuele ontbinding zorgen, door alle vochtigheid in de poriën van de stenen zo te verdelen, dat het gesteente van binnenuit aldoor dezelfde eigenschap behoudt. Aan de andere kant moeten ze het ontbonden gesteente weer omlaag brengen, opdat het zijn bestemming ter verlossing steeds meer naderbij komt.
[8] Als ze niet goed opletten gebeurt het vaak, dat boze geesten hen achter hun rug een poets bakken en dan een heel rotsblok losmaken en dat in de diepte slingeren. Zo'n losgemaakt rotsblok moet dan goed verzorgd worden, zodat het een vast rustpunt in een beek of rivier vindt, opdat de in hem nog niet geboren opgesloten geesten niet voortijdig losbreken. Zou dat het geval zijn, dan zou het met de hele aarde wel haast gedaan zijn! Daarom tref je zo'n losgemaakt rotsblok gewoonlijk in een greppel aan, waar een bron in uitkomt, of het is tot over de helft in de aardeverborgen en met mos omgeven, of je vindt het in stukken of geheel in een of andere beek of rivier. Dat is de reden waarom niet zelden vele honderden en duizenden centenaren zware steenblokken daar worden aangetroffen, waar geen rotsgebergten en geen soortgelijke gesteenten voorkomen.
[9] De natuuronderzoekers zullen weliswaar zeggen: 'Wat is dat voor belachelijk gepraat! Dat doet het water door zijn gewicht. Dat neemt toe naarmate de val sneller en heviger is'. In natuurlijk opzicht hebben ze wel gelijk -net zoals degene die zegt dat twee maal twee vier is. Weet de mathematicus ook wat aan zijn product ten grondslag ligt? Kent hij de eenheden waaruit hij zijn product heeft gevormd? Hij kent wel het getal van de voor zijn oog en oor en zijn verstand gelijksoortige dingen. Kent hij echter ook het wezen der dingen die hij geteld heeft? Kan hij de oneindige veelheid en verscheidenheid der delen en krachten berekenen, die voor het vormen van een ding nodig zijn? Zou hij dat geheel kennen, dan zou het hem ook duidelijk worden hoe oppervlakkig zijn beschouwing der dingen was, omdat hij wegens hun gelijksoortigheid vier stukken heeft samengenomen.
[10] Onze natuuronderzoeker gaat het bij deze uiteenzetting niets beter af. Want hij ziet wel het water stromen, maar wat ervoor nodig is om het water te laten stromen en het de juiste graad van zwaarte te geven en daarbij te weten waaruit die zwaarte op zichzelf bestaat -kijk, dat is voor onze scherpzinnige natuuronderzoeker wel wat te onzichtbaar! Maar wie draagt het water hu bovenop de bergen, verzamelt het daar en brengt het naar beneden, waar het nuttig werk kan verrichten? Dat zou weer een andere vraag zijn! Men zal ook hier met de innerlijke druk en met de wetten van wederzijdse aantrekkingskracht tevoorschijn komen. Als Ik dan echter vraag: Wie oefent dan die druk en de wederzijdse aantrekkingskracht uit, dan zal het antwoord uitblijven. Daarom vertel Ik dat hier, opdat wat Ik over die geesten vertelde je niet teveel zal bevreemden: en geloof daarom maar dat er op de hele aarde niets gebeurt wat niet van allerlei soort geesten uitgaat, goede of boze!
[11] Als je een of andere berg opgaat zul je soms op plaatsen komen, waar het er zo woest uitziet alsof alles star en dood is. Maar juist daar gaat het heel levendig toe, want daar hebben de nuttige geesten het meest te doen en te waken, opdat alles mettertijd weer in orde wordt gebracht. Voel je je op zo'n bergwel te moede en voel je je gesticht zoals bijvoorbeeld op plaatsen die begroeid zijn met welriekende kruiden, dan wonen daar zeker meer zalige en vreedzame geesten, wier bezig zijn rustiger maar tegelijk in geestelijk opzicht ook verhevener en indrukwekkender is dan dat van de vorigen.
[12] Op die vlakten, die met eeuwige sneeuwen ijs zijn bedekt, begint al de eerste zalige regio van de voleindigde geesten, daar komen de hemel en de aarde zichtbaar tot elkaar: want de aardse kou betekent het totale gebrek aan eigenliefde en daardoor de hoogste graad van nuttige werken van natuurlijk standpunt uit bekeken, d. w .z. bezien van het geestelijke, dat in het natuurlijke overgaat.
[13] Wie dus ooit op zo'n berghoogte heeft vertoefd, die heeft ook de onderste regio van de hemel met zijn lichamelijke ogen aanschouwd.
[14] Hoe moet men dit begrijpen?
[15] Die plaats op aarde, waar de menselijke hebzucht en eigenliefde geen grensstenen meer zet en geen vernietigende processen over het mijn en dijn voert, zal toch zeker wel het dichtst bij de hemel zijn. Je kunt proberen een groot gletscher ijsveld als je eigendom te beschouwen, je kunt je gewoon op de ijsbodem gaan vestigen en niemand zal je hem betwisten.
[16] Je zult dit nu gemakkelijk kunnen begrijpen: als de aarde op natuurlijke wijze met de hemel in verbinding zou staan, dan was het wel met het leven en bestaan van de hele planeet gedaan.
[17] Kan de hemel de aarde, die zo vaak door de snode hebzucht wordt ontheiligd, wel ooit ergens aanraken? Daarom zijn zulke aanrakingspunten slechts daar mogelijk, waar de aarde geheel vrij is van alle afgunst. Daarom is dan ook onze Grossglockner bij uitstek zo'n aanrakingspunt. En als een of ander mens op zijn hoogste tinnen iets zou willen oprichten dat wereldse winst opbrengt, dan zou er door de reine geesten dadelijk voor gezorgd worden, dat zulke inrichtingen in korte tijd zouden verdwijnen. Zo wordt een dergelijke plaats door zijn geesten zuiver gehouden.
«« 33 / 39 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.