[2] Deze geest bezit een heel eenvoudige intelligentie. Daardoor kent hij de voedingsdelen die hij nodig heeft uit de aarde en maakt dan volgens Mijn wil duizenden armen aan zijn wortels op de plaats waar hij bij voorkeur woont.
[3] Met deze armen neemt hij uit de losse aarde de sappen tot zich en voert die door de door hem gevormde buisjes en kanalen tot aan de top van alle takken
[4] De grovere sappen worden in de stam afgezet en de nog onzuivere daarvan worden naar de schors gevoerd. De fijnere sappen worden voor de vorming der takken gebruikt. Waar een tak uit de stam is gegroeid, ziet men de tak bijna tot in het centrum van de stam ingedrongen in een veel fijnere structuur. Dit bewerkt de intelligentie van de boomgeest, die de vaten en buisjes in het hout van de takken wel tienmaal fijner maakt dan die van de hoofdstam. Door die fijnere buisjes kunnen ook slechts fijnere sappen gaan, die veel etherischer zijn.
[5] Hetzelfde vindt nu plaats van de takken naar de twijgen en daarom is het sap in de twijgjesweer meer dan tien maal fijner en substantiëler en dus ook krachtiger dan dat van de stam naar de takken. Van de twijgen uit worden op duizenden plaatsen heel veel uiterst kleine buisjes opengelaten, waardoor wederom in tienvoudige verfijning dat is chemisch fijner -sap wordt geleid.
[6] Door dit sap vormt de boomgeest naar zijn eenvoudige intelligentie de volgens Mijn ordening voor zo'n boom karakteristieke bladeren of naalden. Is zo'n blad of naald dan volgens de orde volkomen uitgegroeid, dan worden de kanaaltjes en organen die vanaf de twijgjes daarheen leiden, langzamerhand gesloten, zodat ervan de duizenden buisjes maar één middelste wordt opengelaten en daardoor krijgt het blad dan zij n voedsel.
[7] Tenslotte wordt ook dit kanaaltje gesloten en dan valt het bladverdord van de boom.
[8] Aan de uiterste uitlopers van de twijgjes bevinden zich miljoenen organen van de allerfijnste soort met een doorsnede van een naald, die voorzien zijn van een soort dierlijk leven. Als de sappen daar aankomen dan vindt daar een formele strijd plaats, want dan wil de nog onzuivere natuurgeest uit zijn gevangenschap in de boom ontsnappen en het hele materiële wezen van de boom zo te zeggen in de steek laten: maar bij zo'n poging vernauwen deze organen zich zo, dat ze hem de doorgang versperren
[9] Daar hij daardoor met zijn eenvoudige intelligentie zijn gevangenschap beseft, ziet hij langzamerhand van zijn vergeefse pogingen af en neemt zijn toevlucht tot bescheiden deemoed, waardoor dan zijn hele wezen zich in liefde begint te veranderen.
[10] Terwijl dit gebeurt, worden deze zeer vernauwde organen door de warmte van zijn liefde zachter en wijder en hij zelf wordt daardoor etherisch en werkelijk levend door zijn liefde.
[11] Als dit is gebeurd, erkent hij met zijn verhoogde intelligentie het overeenkomstig goede van de liefde en ontwikkelt vol liefde vruchten aan de uiterste uitlopers van deze organen. En als dat voor het menselijk oog nog nauwelijks zichtbaar gebeurt, wordt uit Goddelijke Erbarming door de warmte en het licht van de zon een uiterst klein vonkje ingeblazen.
[12] Op de vele honderden vruchtaanzettingen en uitlopers wordt dit vonkje dan begerig door hem gegrepen en zorgvuldig in een klein hulsje opgesloten.
[13] Door de weinig zorgzame traagheid van de boomgeest gebeurt het dikwijls, dat menige uitloper over het hoofd wordt gezien, maar dan vlucht na korte tijd dit vonkje weer naar zij n oorsprong terug; de vaten van het takje worden dan meteen afgesnoerd en de vrucht valt weldra verdroogd van de boom. Maar in de volgroeide vrucht wordt dit levensvonkje in een klein hulsje in het midden van de zaadkorrel goed en zorgvuldig bewaard. En omdat het een levensvonkje uit Mijn erbarmende Liefde is, bevat het overeenkomstig aan zijn oorsprong een oneindig aantal van zijn soort. Uit zo'n zaadje kunnen in duizend jaar wel meer dan evenveel miljoenen gelijke bomen ontstaan, tot in het oneindige toe. Want Ik ben eeuwig en oneindig in het kleinste zowel als in het grootste en oneindige zelf.
[14] Het ontstaan van zo'n boom is heel eenvoudig. Het zaadje in de aarde roept een in de materie verbannen geest (natuurgeest) naar zich toe en sluit hem in zich. Daardoor krijgt zo'n geest de eerste opwekking tot leven en de meest eenvoudige intelligentie. Omdat hij in de grond van de zaak boos* (* Oorsprong uit Lucifer) is, wil hij dat levensvonkje, dat uit de barmhartige liefde van God is ingeblazen, dadelijk moordlustig bemachtigen, maar dit levensvonkje ontwijkt zijn vervolging steeds. Daarom zoekt deze geest dan steeds aan hem gelijkstaande delen of geesten** (** Ziele intelligenties.) op in de aarde en vergroot zich daardoor zichtbaar, zoals men aan een opgroeiende boom kan zien. Dit groeien van de boom geschiedt juist door het moordlustige streven van deze ontbonden geest of liever van een heellegioen van zulke geesten.
[15] Het levensvonkje ontsnapt steeds hoger buiten het bereik van zo'n boosaardige achtervolging. In hun boosheid verharden vele miljoenen en nog eens miljoenen van zulke door het levensvonkje aangetrokken geesten weer tot stomme, dode materie, wat te merken is aan de schors en het hout van de boom. Door zulke vaak jarenlang voorgezette achtervolging worden zulke geesten eindelijk toch weer verdeemoedigd en geraken tot een daarmee overeenstemmende nuttige vrijheid en worden tenslotte één met het levensvonkje.
[16] Zo'n geest, die zich op deze manier liefdevol met de levensvonkjes in de nieuwe vruchtafzettingen heeft verenigd, wordt, nadat de vrucht rijp is geworden, etherisch vrij. Hij gaat volgens Mijn eeuwige ordening in een hoger, intelligenter wezen over en dat gaat zo door, tot hij uiteindelijk in de mens zelf komt.
[17] Zijn namelijk door zo'n boom, die een materiële verlossingsinrichting is, zoveel mogelijk natuurgeesten verlost en hebben deze verloste geesten in hun etherische vrijheid uit de meest verschillende bomen en gewassen zich liefdevol verenigd, zodat ze een geest met een hogere intelligentie zijn geworden, dan worden zulke geesten inde dierenwereld overgebracht om tot een tweedetrap van ontwikkeling te komen.
[18] Verenigen zich dan weer zulke geesten uit de dierenwereld in lief de tot één geest, dan is zo'n geest in staat tot een hogere trap op te stijgen en als een eenvoudige geest ( en wel als 'ziel ') in een mens te worden gelegd. Van hieruit kan hij dan na zijn rijping zelfstandig en vrij werkend naar buiten treden om zijn eeuwig liefhebbende Oerbron te aanschouwen. Zo'n geest zal nooit iets met de materie te maken hebben. Alleen met de in de mens weer boos geworden geesten, waarbij geen op verstandige wijze toegepast liefde middel iets uitwerkt, wordt weer een gelijksoortige langdurige weg ingeslagen.
[19] Een op deze wijze uitgediende boomstronk* (* Dat is een boomstronk, die op de geschetste manier zijn geestelijke levenselementen in hogere trappen van bestaan heeft afgegeven) sterft dan weer af, droogt uit en vergaat.
[20] Zie, wat Ik terwille van een enkele, hoogmoedig geworden engel ** (** Lucifer) doe! Waarlijk, er zou nooit een aarde, noch een zon, noch iets anders materieels geschapen zijn, als deze engel deemoedig was gebleven. Alleen uit liefde vulde Ik, de eeuwige liefde, de oneindigheid met zonnen en werelden, om ook maar het kleinste deeltje van deze gevallene nog te kunnen redden.
[21] Bedenk dus wat Ik ter wille van u alles heb gedaan, nog doe en eeuwig zal doen. Ik, de eeuwige liefde. Amen.
«« 6 / 39 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.