1. De ware wijsheid en het levende eerbetoon aan God.
2. Het lot van de plaatsen van Palestina.
3. De Heer en de negen verdronken mensen.
4. Voorbereidingen voor de opwekking.
5. De twijfel van Cornelius.
6. De hebzucht van Judas.
7. De ontrouwe dienaar van Helena.
8. Uiterlijke rust en innerlijke activiteit.
9. De spionnen van Herodes.
10. Zinka's verdediging en zijn verslag van Johannes de doper.
11. Het vriendelijke antwoord van Cyrenius.
12. De gevangenneming van Johannes de doper.
13. De moordaanslag op Johannes de doper.
14. De opdracht van Herodes.
15. De raadselachtige Romeinse volmacht.
16. De vervalste volmacht van Herodes.
17. De politiek van de tempelpriesters.
18. De leer van de Galilese profeet.
19. Zinka's opvatting over de leer van Jezus.
20. Zinka en het voedselwonder.
21. Het wezen van de dorst naar kennis.
22. Het gezang van Raphaël.
23. Omgang met God door het innerlijke woord.
24. De verzorging van het hart.
25. Zinka vraagt verder.
26. De opwekking van de twee verdronken meisjes.
27. De levensgeschiedenis van de beide meisjes.
28. Cyrenius herkent zijn dochters.
29. De bescheiden Zinka.
30. Praten en doen.
31. Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa.
32. Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren.
33. De belofte van Cyrenius.
34. De wet van gij moet en gij zult.
35. Verschillen tussen de zielen op aarde.
36. Zielsziekten en hun behandeling.
37. Herstellingsoorden van zielszieken, en de zieleartsen.
38. Ware gerechtigheid.
39. De eeuwige grondwet van de naastenliefde.
40. Het toepassen van de magnetische slaap.
41. Lichamelijke en geestelijke reinheid. Genezing op afstand.
42. Aankondiging van een voorbeeld van de magnetische slaap.
43. Zorel vraagt om schadevergoeding.
44. Het eigendomsbegrip van Zorel.
45. De waarheid over Zorel.
46. Zorel vraagt om vrije aftocht.
47. De voorbereiding tot de magnetische slaap.
48. Zorel komt tot zelfkennis.
49. De reiniging van de slapende ziel.
50. De bekleding van de gereinigde ziel.
51. Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig.
52. Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening.
53. Zorel in het paradijs.
54. De verhouding tussen lichaam, ziel en geest.
55. Zorels blik in de schepping.
56. Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping.
57. De ontwikkelingsgang van de natuur.
58. Oordeel niet!
59. Zorels materialistische geloof.
60. Zorels kritiek op moraal en opvoeding.
61. Materialistische dwalingen.
62. Over de terechte bescherming van eigendom.
63. Zorels afkomst en verwantschap.
64. Zorels verleden als slavenhandelaar.
65. Zorels verontschuldigingen.
66. Zorels ontuchtige misdaden.
67. Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden.
68. Zorels verontschuldigingen.
69. Zorel als moordenaar van zijn moeder.
70. Zorel rechtvaardigt zijn karakter.
71. Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid.
72. Johannes geeft Zorel advies zijn leven te beteren.
73. De zucht naar kennis en de zucht naar genot.
74. Het wezen van God en Zijn menswording.
75. Cyrenius ontfermt zich over Zorel.
76. Het geheim van het innerlijke geestesleven.
77. Zorels besluit om zich te verbeteren.
78. De weg naar het eeuwige leven.
79. Over armoede en naastenliefde.
80. De lichamelijke lust.
81. Over het echte geven, dat God welgevallig is.
82. Deemoed en hoogmoed.
83. Opvoeding tot deemoed.
84. Zorels goede voornemens.
85. Zorel wordt onder de hoede gesteld van Cornelius.
86. Overdreven en ware deemoed.
87. Cornelius en Zorel spreken samen.
88. Verschillende meningen over het wezen van de Heer.
89. De lichtgevende steen van de Nijlbron.
90. Ziel en lichaam.
91. Verdere ontwikkeling van zielen in het hiernamaals.
92. De leiding in het hiernamaals.
93. De ontwikkeling van de ziel op aarde en aan gene zijde.
94. De ontwikkeling van het ziele-leven.
95. Het doel van het dienen.
96. Inzage in de scheppingsgeheimen.
97. Het juiste beoefenen van de naastenliefde.
98. Het geven van geldelijke hulp.
99. Over het ware en het verkeerde dienen.
100. De leer van Mozes en de leer van de Heer.
101. Het onkruid tussen de tarwe.
102. Gedachten en hun verwezenlijking.
103. De ontwikkeling van de materie.
104. De zelfzucht als oorsprong van de materie.
105. Het ontstaan van de zonnestelsels.
106. Betekenis en ontstaan van de aarde.
107. Het ontstaan van de maan.
108. Het erfelijk kwaad van de eigenliefde
109. Verlossing, wedergeboorte en openbaring.
110. De doop. De drie-eenheid in God en mens.
111. Over de voedingsvoorschriften van Mozes.
112. Voorspelling van de huidige openbaringen.
113. De roeping tot het innerlijke woord.
114. Een blik in de wereld van de natuurgeesten.
115. Jarah en de natuurgeesten.
116. Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten.
117. Een kluwen zielestof.
118. Het wezen van de zuurstof.
119. Raphaël toont het scheppen van organische wezens.
120. De verwekking bij het dier en bij de mens.
121. Waarom de Heer deze onthullingen doet.
122. De Heer legt het innerlijk van Judas bloot.
123. De terechtwijzing van Judas.
124. Over het opvoeden van kinderen.
125. Over het leven van Judas Iskariot.
126. De gevolgen van een verkeerde opvoeding.
127. De vrees voor de dood.
128. Het door de dood scheiden van ziel en lichaam.
129. Het scheidingsproces van de ziel van het lichaam.
130. Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars.
131. Kritiek op de Romeinse straffen.
132. Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars.
133. De vorming van de zielen van de roofmoordenaars.
134. Mathaël's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus.
135. De rabbi probeert de oude Lazarus weer tot leven te brengen.
136. De geest van Lazarus getuigt over de Messias.
137. De rabbi houdt zich niet aan zijn woord.
138. Het levensverhaal van de oude Lazarus.
139. Verklaring van de verschijnselen bij Lazarus' dood.
140. Over het stellen van dwaze vragen.
141. Gods 'toorn'.
142. Gods 'toorn' bij Adam en Eva.
143. De zondvloed.
144. Het ontstaan van rampen.
145. De invloed van het kwade op het goede.
146. Het wonderbare heelkruid.
147. De oorzaak van warmte en koude.
148. De dodelijke val van de nieuwsgierige jongen.
149. De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen.
150. De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals.
151. Uitleg over de ziel in het hiernamaals.
152. Verschillende soorten van zelfmoord.
153. Over de steen der wijzen.
154. De weduwe en haar giftige sfeer.
155. Slangengif als geneesmiddel.
156. De dood van de weduwe en haar dochter.
157. Ontwikkeling van de zielsvormen van de twee gestorven vrouwen.
158. Het gif in mineralen, planten, dieren en mensen.
159. De giftige aard van de weduwe en haar dochter.
160. Cyrenius' twijfels over de aardse orde van zielsontwikkeling.
161. Cyrenius bekritiseert Mozes' scheppingsgeschiedenis.
162. De schepping van Adam en Eva.
163. De viervoudige betekenis van de mozaïsche scheppingsgeschiedenis.
164. De sleutel tot geestelijke geschriften.
165. De echte leraren van het evangelie.
166. Een heerlijke dageraad.
167. Over het vasten.
168. Simon over het moraliseren uit eigenliefde.
169. Over het Hooglied van Salomo.
170. De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied.
171. Simon legt enige verzen van het Hooglied uit.
172. Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid.
173. Gabi's beginselen als Farizeeër.
174. Simons mening over de Heer.
175. Simons gedachte over de Heer als mens van het mannelijk geslacht.
176. De eenwording van de mens met God.
177. Over doel en wezen van de zinnelijkheid.
178. Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen.
179. Het volk van Abessinië en Subiet.
180. De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan.
181. De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs.
182. Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis.
183. De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren.
184. De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens.
185. Het verblijf van de Nubiërs in Egypte.
186. Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft.
187. De Nubiërs herkennen de Heer.
188. Overdreven deemoed.
189. Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië.
190. De schat van Oubratouvishar.
191. De nagereisde zwarten.
192. Over het wezenlijke van Isis en Osiris.
193. De grote rotstempel Jabu Simbil.
194. Oubratouvishar en Jezus.
195. De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer.
196. Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen.
197. Geestelijke voor en nadelen van de zwarten.
198. De verschillen in klimaten en rassen op aarde.
199. Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer.
200. Raphaël overtuigt de zwarten van de goddelijkheid van de Heer.
201. Schenking van de schatten aan Cyrenius.
202. De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon.
203. De zeven reuzen en de sarcofagen.
204. De sterrenbeelden op de vierde parel.
205. De indeling van de tijd op de vijfde parel.
206. De piramiden, de obelisken en de sfinx.
207. De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur.
208. Verschillende zeden.
209. De ontwikkeling van het verstand en het gemoed.
210. Over de onbedorven oertoestand van de mens.
211. De macht van de Moren over het water.
212. De macht van de Moren over de dieren.
213. De macht van de Moren over planten en elementen.
214. De zelfkennis van de mens.
215. De uitstralende sferen van mens en zon.
216. Over de invloed van de mens op huisdieren.
217. De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel.
218. De macht van de volmaakte ziel.
219. De werking van het zonlicht. Het menselijk oog.
220. Over de wedergeboorte en de juiste opvoeding.
221. Goed begrip en gedachten lezen.
222. De betekenis van de uitstralende levenssfeer.
223. De kracht van een mens, die volmaakt is in de liefde.
224. Honger naar geestelijk voedsel.
225. De wonderkracht van de wedergeborenen.
226. De verhouding tussen ziel en geest.
227. Hersenen en ziel.
228. De juiste vorming van de hersenen.
229. Cyrenius vraagt om uitleg van de werking van de hersenen.
230. De gevolgen van de onkuisheid.
231. De zegen van een verwekking volgens de gestelde orde.
232. De bouw van de menselijke hersenen.
233. De samenhang van de hersenen in voor en achterhoofd.
234. De verbinding van de zintuigen met de hersenen.
235. Het onbedorven en het bedorven brein.
236. Het ongeluk van de wereldse geleerde in het hiernamaals.
237. Welke gevolgen het heeft wanneer hersenen geen geestelijk licht hebben.
238. Ontwikkelingsmoeilijkheden van een wereldse ziel aan gene zijde.
239. De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding.
240. De hersenen van een wereldse geleerde.
241. De vraag naar de oorsprong van de zonde.
242. Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde.
243. De noodzakelijkheid van aardse beproevingen.
244. De mens bepaalt zelf zijn lot.
245. De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel.
246. Waarom de vrije mensenziel zelfstandig haar volmaaktheid moet bereiken.
247. Over de bezetenheid. De langzame uitbreiding van het evangelie.
248. Op het juiste moment wonderen doen.
249. Tekenen voor de uitbreiding van de leer van de Heer.
250. Moeilijkheden bij het verbreiden van de zuivere leer.
251. Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken.
252. De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus.
253. De verschijnselen bij de doop van de Heer.
254. De grootte van de schepping.
255. De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde.
256. De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest.
257. De alwetendheid van God.
258. De taal van de dieren.
259. Voorbeelden van de intelligentie van de dieren.
260. Het gesprek met de ezel van Marcus.
261. De groei van de menselijke uitstralende levenssfeer.
262. De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen.
263. De reden van de onthullingen van de Heer.