[2] De zuivere gedachten van God zijn de stof waaruit alles wat de oneindigheid bevat, is ontstaan: wij ontstonden oorspronkelijk enkel en alleen door de wil van de allerhoogste en almachtige geest van God, -daarna ontstonden echter al deze dingen en wezens door ons, want wij waren en zijn namelijk de beste en de uitnemendste vaten om de uit Hem komende gedachten en ideeën op te nemen, en van nu af aan zullen wij dat voor eeuwig in verhoogde en steeds meer vervolmaakte wijze ook blijven.
[3] Wij brengen de uit God komende levensgedachten, die zich aan jullie voordoen als vurige, lange tongen, bij elkaar en volgens Gods orde in ons scheppen wij voortdurend vormen en wezens; en als iemand zou vragen waar God of wij, als Zijn zeg maar eeuwige dienaren, boodschappers en knechten het materiaal voor het vormen van de wezens vandaan hebben gehaald, -dan hebben jullie het hier nu voor je! Deze op slangen lijkende, vurige lange tongen zijn de geestelijke bouwstenen, waaruit alles is gemaakt wat de gehele oneindigheid ook maar ooit aan reëel stoffelijks bevat.
[4] Hoe dit in zijn werk gaat, heeft de Heer Zelf jullie zojuist overduidelijk laten zien. Maar jullie zullen in dat alles pas dan tot een volledig helder levensinzicht en volmaakt begrip komen, als jullie zelf geheel voleindigd in de geest voor God de Heer zullen staan en niet meer in een zwaar stoffelijk lichaam.
[5] Richt nu de ogen van je ziel hierheen, opdat jullie volgens de wil van de Heer ook zien -wat jullie nu kunnen -hoe wij, machtige en oude dienaren van God, uit deze in de ruimte rondzwevende, goddelijke gedachten, vormen en wezens maken. Jullie zullen iets meemaken dat tot nu toe nog geen sterveling op aarde heeft meegemaakt!
[6] Kijk, ik gebood mijn dienstbare geesten nu in de naam van de Allerhoogste om een hoeveelheid van de noodzakelijke stof hierheen te brengen! En zie, reeds hebben wij een lichtende klomp van onze vurige langtongen voor ons, die nog geen andere vorm heeft dan die van een ronde vuurbal! Kijk maar eens hoe de vurige tongen zich tegen elkaar aandringen en aandrukken alsof elk het midden wil bereiken! Langzaam maar zeker komen zij schijnbaar tot rust; dat is echter geen rust, maar de steeds grotere druk vormt een belemmering om nog verder naar het middelpunt te komen.
[7] Ja, maar waarom tracht alles dan in het midden te komen? Kijk, als ik hier verscheidene even grote, uit materie gemaakte kogels heb om mee te gooien, dan zal de zwaarste ook met de meeste snelheid en over de grootste afstand geworpen kunnen worden. Ook zal zij, bij een gelijke afstand en een precies gelijktijdige worp, zeker het eerst het gestelde doel bereiken! Zo gaat het ook met de oneindig vele van God uitgaande, reële gedachten. Daaronder bevinden zich in zekere zin heel zware die reeds een echt idee benaderen, minder zware, maar toch altijd als gedachte heel degelijke; dan zijn er lichtere gedachten, die nog minder rijp en weinig gevoed zijn, ook heel lichte gedachten die maar nauwelijks vorm gekregen hebben, en tenslotte uiterst lichte gedachten. Dat zijn die, die lijken op de eerste kiemen of liever de eerste knoppen van een boom. Zij zijn op zichzelf weliswaar reeds iets, maar hebben nog niet die goddelijke wasdom bereikt waardoor men zonder meer zou kunnen zeggen: 'Deze of die vorm zullen zij krijgen!'
[8] Als een van ons uit deze levensstof die jullie nu kennen, binnen de orde van God een wezen wil maken en eigenlijk moet maken volgens de innerlijke drang van de Allerhoogste Geest, roept hij de geesten die hem dienen, die dan de bekende stof naar hem toe moeten leiden; en omdat het in het stoffelijke ook zo gaat, kun je je hier geestelijk gemakkelijk voorstellen dat de zwaardere gedachten eerder op de plaats van bestemming aan zullen komen dan de lichte en de nog lichtere. De zwaarsten vormen het centrum, terwijl de lichte, omdat zij later aankomen, gaandeweg meer met de buitenkanten genoegen moeten nemen en de heel lichte het allerbuitenste vormen.
[9] Omdat de kerngedachten tevens de meeste voedingstof bezitten, dringen de legere, arme en nog hongerige gedachten zich tegen de rijke aan om van hun overvloed iets te krijgen voor het stillen van hun honger. En daarom doet zich het verschijnsel aan jullie voor, dat de buitenste vurige langtongen steeds dichter bij het centrum trachten te komen en dan eindelijk meer en meer tot rust schijnen te komen, hoewel hun streven er nog altijd op gericht is het centrum zo dicht mogelijk te naderen teneinde daarvan des te meer voedingsstof in zich op te nemen.
[10] Jullie zien hier dus een klomp die voor het grootste deel nog erg hongerig is en nu alleen maar uitziet naar voldoende voedsel voor zichzelf. Hij lijkt op een kogelpoliep uit de zee, die met zijn ontelbare zuigmondjes voortdurend het voedsel dat hem bevalt uit het zeeslijk zuigt, tot hij door oververzadiging tenslotte uitwassen begint te krijgen waarmee hij dan verder om zich heen kan grijpen en zich zo nu en dan ook reeds van zijn plaats kan verwijderen. Deze vreetarmen maken dat hij ook een meer eigen en bepaalde vorm krijgt en al heel veel verschillen vertoont met zijn oorspronkelijke kogelvorm.
[11] Bij mijn uitleg van het eerste oerbegin van een wezen en zijn vorm verwonderen jullie je wel heimelijk dat deze alleen maar zo en nooit of te nimmer anders kan zijn; maar kijk zelf dan eens naar de uiterlijke natuur van de dingen, dan zullen jullie zonder enige moeite gauw genoeg hetzelfde ontdekken!
[12] Neem bijvoorbeeld de eierstok uit een hen en kijk eens goed naar de gevormde eiklompjes! Enkele zullen er nog heel klein uitzien, als kleine erwtenandere reeds als wijndruiven en nog andere als kleine appels. Binnen een dun omhulsel vind je alleen maar de gelige dooierstof! Hoe ongevormd is dit bestaan nog!
[13] Maar dan wordt de centrale stof steeds meer doorvoed en deze vormt het eiwit om zich heen. Na enige tijd van voeden wordt uit het eiwit het meest grove afgescheiden, dat zich echter toch niet van het ei losmaakt, maar een stevig omhulsel om het ei vormt en het beschermt tegen platdrukken bij het leggen van het ei. Kijk dan eens naar een gelegd ei; hoeveel verschilt het reeds van het beginnende ei-embryo in het moederlijf! .
[14] Vervolgens gaat de hen op het ei zitten en verwarmt het gedurende enige tijd. Wat een veranderingen treden er dan in het ei op! In het eigeel ontstaat beweging en ordening, de juiste gedachten (vurige langtongen) vinden elkaar en verbinden zich en lokken degenen die het meest aan hen verwant zijn naar zich toe. Die verbinden zich weer ten dele met de eerste en nog meer met elkaar en lokken meteen weer de hun meest verwante buitenste, dat wil zeggen lichtere, naar zich toe. In korte tijd zullen jullie reeds het hart, de kop, de ogen., de ingewanden, poten, vleugels en de donsveertjes van het komende kuiken ontdekken. Als het wezen eenmaal zo ver gegroeid is, trekken de geordende delen het hun gelijksoortige uit de voorhanden stof steeds meer naar zich toe en krijgen zienderogen steeds meer vorm.
[15] Is eenmaal de vorm en het organisme bijna gereed, dan wordt tijdens de verdere ontwikkeling ook de oorspronkelijke hoofd- en verbindingsgedachte steeds meer versterkt, ondersteund en gevoed en deze begint weldra met zijn overvloed aan leven het organisme te vullen en daaraan leiding te geven, en het wezen wordt zichtbaar levend en ontwikkelt zich dan pas volledig.
[16] Zodra het helemaal gevormd is, neemt de in het gehele organisme overgegane levensgedachte, die eigenlijk de ziel is, weliswaar, dat hij zich nog in een kerker bevindt. Daarop begint hij zich krachtiger te bewegen, doorbreekt zijn kerker en stapt heel mat en vol vrees de grote wereld binnen, omdat hij zich nog niet voldoende sterk voelt. Hij begint nu direkt voedsel uit de buitenwereld tot zich te nemen en daardoor ook meteen weer verder te groeien en dat gaat zo lang door, tot hij zelf voelt dat hij in evenwicht is met de natuurlijke wereld rondom.
[17] En wij zien dan een volgroeide, vruchtbare hen voor ons, die nu wederom het vermogen heeft ten dele uit de lucht, ten dele uit het water en voor het grootste deel uit de voor haar geschikte organische voeding, die reeds zieledelen bevat, de haar voedende, specifieke zieledeeltjes in zich op te nemen. De geestelijke gebruikt zij voor de verdere ontwikkeling van haar levensziel en de grovere zowel voor het in stand houden van haar organisme: als ook voor het scheppen van het prille begin van nieuwe eiklompjes, waaruit na het ordelijke verloop van wat jullie nu beschreven is weer een haan of een hen tevoorschijn komt.
[18] Het geslacht ontstaat door een meerdere of mindere oorspronkelijke zwaarte vastheid en kracht van de levende grondgedachte der ziel. Als deze van oorsprong al helemaal solide is, zodat hij op zichzelf al een idee is, dan zal zijn ontwikkeling een manlijke vorm opleveren; staat de basis van de oorspronkelijke levensgedachte op de tweede en lichtere trap, dan zal de ontwikkeling een vrouwtje opleveren."
«« 119 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.