De verwekking bij het dier en bij de mens.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 120 / 263 »»
[1] (RAPHAËL:) "Het paren van de dieren is slechts een prikkel om de in het ei reeds aanwezige basis levensgedachte van de ziel op de juiste wijze te activeren. Zonder die prikkel zou zij stil doorgaan met voedsel op te nemen en op haar direkte omgeving blijven teren en die wederkerig op haar, net zolang tot zij elkaar wederzijds tot op het laatste partikeltje opgeteerd zouden hebben. Dit lot kan echter ook de andere eieren die door het paren geactiveerd zijn, treffen, wanneer vereiste ontwikkelingsvoorwaarden in een volgende fase uitblijven of niet voldoende aanwezig zijn.
[2] Bij alle dieren is de paringsdaad slechts een prikkel voor dat wat reeds aanwezig is in het lichaam van het vrouwtje; want klompjes planten en dierenzielen verzamelen zich steeds in bepaalde aantallen en ordes op de daarvoor bestemde plaats in het moederlijf. Als zij eenmaal daar zijn dan activeren zij eerst de moeder, die vervolgens het mannetje prikkelt, wat daarop reageert door het vrouwtje te bevruchten, -maar niet door nieuw zaad in de moeder te brengen, maar door het reeds in de moeder aanwezige levensklompje daadwerkelijk tot leven te wekken.
[3] Daarvoor zorgt het zaad van het mannetje, dat uit levensgeesten bestaat die vrijer en ongebondener zijn. Deze brengen de gebonden levensgeesten in het levensklompje van de moeder in grote opwinding en dwingt ze zo tot actie. Zonder die dwang zouden zij in hun zoete traagheid blijven liggen en nooit gezamenlijk tot vorming en innerlijke organisatie van een wezen komen. De zaadgeesten van het mannetje plagen en prikkelen de levensgeesten in het vrouwtje onophoudelijk en laten hen niet met rust, terwijl de levensgeesten in de moeder zich daar voortdurend tegen verzetten, ja zelfs, als zij erg sterk zijn, de zaadgeesten van het mannetje tot zwijgen brengen, - wat dan in de boerentaal het 'vermorsen' heet, wat vooral bij het rundvee vaak gebeurt, maar ook bij andere dieren en zelfs bij de mens zeer vaak voorkomt. Want de levensgeesten in het levensklompje van de moeder zijn te veel op hun rust gesteld om zich gewillig te schikken in de een of andere langdurige, ordelijke bezigheid. Maar zijn zij eenmaal behoorlijk geprikkeld, dan worden er vorderingen gemaakt
[4] Kijk, daar hebben we juist zo'n levensklompje van een moeder duidelijk zichtbaar voor ons! Zie eens hoe het tijdens mijn uitleg aan jullie al helemaal tot rust is gekomen! Als ik het nu zo zou laten, zou het door zijn streven naar rust steeds meer ineenschrompelen, omdat zijn delen steeds meer naar het centrum zouden trekken, dat helemaal zouden leegzuigen en tenslotte samen daarmee zouden moeten verschrompelen. Want zulke levensgeesten zijn in zekere zin net zo schuwen angstig als kleine kinderen en nemen als zij zich eenmaal, zoals je hier ziet, verpopt hebben, van buiten af geen voedsel meer tot zich, maar zuigen steeds maar door aan hun moedercentrum, en zijn daarom gedoemd tot een klompje ter grootte van een stip ineen te schrompelen. Maar nu zullen wij krachtige en dus manlijke, altijd beweeglijke oerlevensgeesten hierheen halen en deze vrouwelijk trage klomp constant door hen laten bestrijken, en dan zullen jullie zien welke uitwerking dat in deze vrouwelijke klomp teweeg zal brengen.
[5] Kijk, ik heb nu volgens de wil van de Heer door de vele ondergeschikte dienstgeesten de grote en, zoals jullie zien, zeer helder licht gevende, vurige, tongvormige levensgeesten van de oergedachten die daar aan het water speelden, hierheen gehaald! Let maar eens op hoe druk zij om de vrij voor ons zwevende vrouwelijke levensklomp beginnen te draaien! En kijk, daar beginnen alle kleinere vrouwelijke levensgeesten zich weer te bewegen en zich in te spannen om deze onrustige, mannelijke levensgeesten kwijt te raken; maar die weten van geen wijken en de opwinding van de vrouwelijke levensgeesten verspreidt zich verder en verder, tot in het hoofdlevenscentrum!
[6] Zelfs dat begint zich nu ook te roeren en omdat de omringende levensgeesten, door de grote activiteit opnieuw erg hongerig geworden, gedwongen zijn van het licht van de manlijke levensgeesten voedsel te nemen, waardoor zij weer lichter en voller worden, krijgt door hen ook de centrale geest van de hoofdlevensgedachte het mannelijke voedsel. Deze activiteit maakt dat de omringenden van binnen uit de impuls krijgen zich meer en meer te ordenen tot een soort goed geordend bolwerk. De sterkere levensgeesten in het centrum zijn nu goed verlicht en zien zichzelf en hoe zij in het geheel passen en de rangschikking daarvan, en zij groeperen zich volgens hun doelstelling en hun verwantschap; en direct zien jullie daaruit al organische verbindingen ontstaan, en de buitenkant verandert in een vorm die steeds meer op een dierlijk wezen gaat lijken.
[7] Door deze actie en strijd krijgen alle levensdelen al maar meer behoefte aan voedsel en door de manlijke wordt dit ook in toenemende mate naar hen toe geleid. De zich steeds meer ordenende, buitenste levensgeesten beginnen ter wille van de voeding vertrouwelijker om te gaan met de hen activerende, mannelijke geesten, de oude angst en vrees verdwijnt en dat deelt zich ook mee aan de binnenste geesten. Alles begint zich vrijer te bewegen en daaruit volgt de voltooiing van het wezen, dat nu heel snel zo ver gegroeid is dat jullie, kinderen van de Heer, reeds kunnen vaststellen welke diersoort daaruit te voorschijn zal komen. Kijk, er groeit een sterke ezelin uit en de Heer wil dat zij blijft bestaan en niet weer verdwijnt!"
[8] HEBRAM en RISA merken op: "De goede Raphaël moet een speciale voorkeur hebben voor het maken van ezels! Twee dagen geleden was hij daar tot onze niet geringe verbazing ook zo snel mee!"
[9] RAPHAËL zegt: "Laat dat er buiten, dat was nodig om jullie iets te leren! Deze ezelin hier heeft een geheel andere betekenis, zij is het symbool van de ware deemoed dat jullie allen nodig hebben. Als jullie overhaast te werk gaan met oordelen en besluiten, overkomt het jullie mensen op de wereld bij jullie ondernemingen ook dat het uiteindelijke gevolg gewoonlijk een ezel, of op z'n minst een behoorlijk stuk daarvan is. Hier ging het er om jullie snel de ontwikkeling van een schepsel vanaf het oerbegin te laten zien, en door die overhaasting kwam er dan ook een ezelin te voorschijn -, als jullie nu toch iets grappigs aan het geheel willen zien.
[10] Deze ezelin zal door de ezel van eergisteren gedekt worden en volgend jaar zal een man uit Jeruzalem beide kopen en hun veulen zal gedurende eeuwige tijden herdacht worden!
[11] Maar nu houden we hierover op; het is voldoende dat jullie thans gezien hebben hoe uit oerlevensgeesten (Gods specifieke gedachten) zonder moeder een natuurlijk wezen ontstaat, zoals vanaf het oerbegin. Als jullie dat echter nog willen, kan ik ook ogenblikkelijk andere wezens maken!"
[12] ALLEN zeggen: "Machtige dienaar van de Heer, dat is beslist niet nodig; want voor onze informatie hebben wij meer dan voldoende aan dit ene voorbeeld, dat al haast te wonderbaarlijk is! Nog zoiets zou ons meer kunnen verwarren dan duidelijk maken!"
[13] RAPHAËL zegt: "Nu goed dan, luister dan nog wat verder naar mij! Ik heb jullie nu de verwekking en het ontstaan laten zien van wezens, ongeacht hun aard. Een keer in een reeds bestaand moederlichaam en hier nu een zonder moederlichaam, zoals gebruikelijk is op iedere nieuwe planeet of ook op een willekeurig nieuw ontstaan eiland op een reeds oude planeet, hetgeen van tijd tot tijd nog steeds voorkomt.
[14] Maar jullie mogen dit voorbeeld niet toepassen op de wording en verwekking van mensen, met name niet op deze aarde; hoewel er veelovereenkomsten zijn, is de basis toch een heel andere!
[15] Wel heeft de vrouwelijke mens ook reeds een natuurlijke stof in zich; zodra de verwekking op de iedereen bekende wijze plaatsvindt, wordt ook een klompje daarvan bevrucht en geactiveerd, maar het wordt nadat het als een druif van een druiventros losgetrokken is; op een daarvoor bestemde plaats gebracht. Daarbij voegt zich dan een reeds rijpe ziel, die gedurende enige tijd deze levensdruif verzorgt tot de daarin aanwezige stof zich zo ver heeft ontwikkeld dat de zich steeds meer samenballende ziel in het nog vloeibare, losse embryo kan binnendringen, waarvoor de ziel ongeveer twee maanden tijd nodig heeft. Heeft zij het embryo in het moederlijf geheel in haar bezit, dan wordt het kind meteen voelbaar levend en groeit vervolgens ook snel tot normale grootte.
[16] Zolang de zenuwen van het lichamelijke kind nog niet helemaal gevormd en in werking getreden zijn, werkt de ziel zelfbewust heel ijverig door en richt het lichaam naar haar behoeften in; zijn de zenuwen echter allemaal gevormd en gaat hun zich steeds meer ontwikkelende geest geheel volgens de voorschriften werken, dan gaat de ziel geleidelijk aan rusten en slaapt tenslotte in de omgeving van de nieren helemaal in. Zij weet nu niets van zichzelf en vegeteert slechts, zonder enige herinnering aan een vroegere, zuiver natuurlijke toestand. Pas enige maanden na de geboorte begint zij meer en meer te ontwaken, wat goed waargenomen kan worden aan het minder worden van de behoefte aan slaap; maar eer zij tot enig bewustzijn komt, is toch wel meer tijd nodig. Pas als een kind leert spreken, komt ook een echt bewustzijn in de ziel, echter zonder herinneringen aan vroeger; want die zou men bij de hogere, verdere ontwikkeling van de ziel beslist niet kunnen gebruiken.
[17] De ziel ziet en herkent nu, geheel in het vlees opgesloten, voorlopig alleen maar dat wat haar door de lichamelijke zintuigen wordt aangeboden. Van iets anders heeft zij helemaal geen weet, omdat zij door de eigen vleesmassa dermate verduisterd is en moet zijn, dat zij meestal volkomen onkundig is van het feit dat zijzelf ook buiten het vlees bestaat. Zij voelt zich gedurende lange tijd helemaal één met het vlees en er behoort veel toe om een ziel in het vlees zo ver te brengen dat zij zich als iets zelfstandigs begint te voelen en te beschouwen, -wat echter heel noodzakelijk is, want zonder dat zou zij geen geest in zich kunnen dragen en die natuurlijk ook nooit kunnen opwekken.
[18] Pas nadat de geest in de ziel begint te ontwaken, wordt het langzaam maar zeker lichter in de ziel; zij begint zichzelf beter te leren kennen en in zichzelf heel verborgen dingen te ontdekken, waarmee zij evenwel nog niet veel weet aan te vangen.
[19] Pas als de geest en zijn krachtige licht helemaal werkelijkheid worden in de ziel, keert ook de hele herinnering terug in de ziel, maar natuurlijk geheel in een hoger licht. Daarbij doet zich dan geen begoocheling en illusie meer voor, maar alleen de stralende, hemelse waarheid, en de ziel is dan zelf één met haar goddelijke geest, en alles in haar en buiten haar wordt tot hoogste geluk en zaligheid! ...
[20] Begrijpen jullie nu zo'n beetje het beeld van de geheimzinnige Jacobsladder? - Tot zover ga ik, het verdere behandelt de Heer Zelf met jullie!"
«« 120 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.