De dodelijke val van de nieuwsgierige jongen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 148 / 263 »»
[1] IK zeg: "In dat geval moet je ons nog vertellen over de dood van de jongen die uit een boom viel en daardoor stierf, en daarbij ook over de man die in een poel sprong en verdronk en zodoende zelfmoord pleegde. Wijd echter niet teveel uit en vertelons alleen de hoofdzaken!"
[2] MATHAËL nam meteen het woord en zei: "Ik verzoek nog even om geduld, want ik wil de beide gevallen als één geheel vertellen en daarom moet ik eerst even nadenken!"
[3] IK zei: "Doe dat; maar Ik zal je wel de juiste woorden in de mond leggen dus het zal ook wel gaan zonder datje vooraf het geheel overdenkt!"
[4] Daarop zei MATHAËL: "Ja, in dat geval hoef ik er natuurlijk niet lang over na te denken en ik zal daarom meteen zo getrouwen waar mogelijk beide gebeurtenissen vertellen, die mij nog heel duidelijk in het geheugen liggen!"
[5] ALLEN roepen dan: "Geëerde onderkoning van de volken rond de wijde Pontus tot aan de Kaspische Zee, wij verheugen ons allen erg op uw verhalen, want u bent echt een onovertrefbare meester in het vertellen!"
[6] MATHAËL antwoordt: "Om te kunnen vertellen heb je vooral een beetje vertelkunst nodig en grote waarheidsliefde. Wie ware dingen vertelt, heeft altijd de voorkeur boven een fabeldichter! Maar hoe het ook zij, wat ik jullie op wens van de Heer zal vertellen, is een door mij beleefde geschiedenis zoals ik er vanaf de wieg tot aan mijn twintigste jaar zoveel beleefd heb. Ik zal het jullie vertellen zoals ik het in mijn zeventiende levensjaar heb meegemaakt aan de zijde van mijn vader, die altijd in mijn buurt was en die door mijn zienerschap al veel wijsheid had opgedaan. De beide gebeurtenissen waren als volgt:
[7] Het was omstreeks de tijd van de Grote Verzoendag, wanneer -zoals bekend -aan de rivier de Jordaan voor alle zonden der Joden de zondebok wordt geslacht en geofferd, die daarna onder veel gehuil en gebedsformules en vervloekingen in de goede Jordaan wordt geworpen. Wel, het zou zinloos zijn om daar nog meer woorden aan te verspillen omdat iedere Jood, hoe onaanzienlijk ook, die ceremonie maar al te goed kent.
[8] Minder bekend is het jullie waarschijnlijk dat toentertijd een overgrote volksmenigte bij dit genoemde offerfeest van de zondebok was op komen dagen. Grieken, Romeinen, Egyptenaren en Perzen waren rijk vertegenwoordigd. Kortom, er was geen gebrek aan nieuwsgierigen!
[9] Jullie zullen wel begrijpen dat de knapen toch ook iets wilden zien van het schouwspel. Ook zullen jullie begrijpen dat zij over de hoofden van de volwassenen heen maar weinig konden zien en dat zij daarom gedreven door hun nieuwsgierigheid in de dichtbijzijnde bomen klommen. Het duurde niet zo erg lang tot er te weinig gastvrije bomen voor de vele knapen waren en zij op de takken ruzie kregen. Verscheidene malen werd er wel gezegd dat zij zich rustig moesten houden, maar deze goedgemeende terechtwijzingen hielpen weinig of niets.
[10] Ik en mijn vader zaten op onze kamelen die wij ten geschenke hadden gekregen van een Pers die door mijn vader was genezen van een kwaadaardige ziekte; het waren allebei tweebultige, en derhalve voor het berijden veel gemakkelijker dan de eenbultige. Wij konden daarom alles heel gemakkelijk overzien. Niet ver van onze standplaats stond een heel mooie, hoge cipres en op de takken daarvan, die van nature al niet zo sterk waren, maakten drie knapen ruzie. Elk van hen deed alle moeite zijn gewicht toe te vertrouwen aan de tak die er het sterkst uitzag.
[11] Maar omdat deze reeds erg bejaarde boom eigenlijk maar twee takken had die sterk genoeg waren om je leven daaraan te kunnen toevertrouwen, vochten de drie knapen om het bezit van de twee sterkste takken, en één van hen was genoodzaakt zich met een tak tevreden te stellen die eigenlijk maar een twijg was. De derde hurkte op een hoogte van altijd nog ruim vijf manslengtes op zijn tak, die meer twijg dan tak was.
[12] Alles bleef een uur lang rustig tot er tegen de middag een tamelijk harde wind opstak, die de top van onze cipres bedenkelijk heen en weer bewoog en de rook van het sterk rokende offeraltaar in dikke wolken juist in het gezicht van deze drie knapen dreef, zodat zij hun ogen moesten dichtknijpen omdat zij anders letterlijk voor niets in tranen zouden uitbarsten.
[13] Tijdens deze hoogst bedenkelijke situatie keek ik naar de op de zwakke zijtak hurkende knaap. Toen de rook echt, je zou zeggen, met bakken tegelijk in zijn gezicht gedreven werd, ontdekte ik opeens twee grote vleermuizen die om zijn hoofd fladderden. Zij waren zo groot als twee volwassen duiven en dreven de arme kerel nog meer rook in het gezicht.
[14] Ik maakté mijn vader daarop attent en zei tegen hem, dat hier beslist heel spoedig iets onprettigs zou gebeuren. Ik vertelde hem ook wat ik zag, en dat de beide vleermuizen mij helemaal niet natuurlijk voorkwamen omdat ik zag dat zij nu eens groter en dan weer kleiner werden.
[15] Mijn vader leidde zijn kameel naar de boom en riep naar de jongen dat hij zo vlug mogelijk uit de boom moest komen, omdat hem anders een ongeluk zou overkomen. Of de knaap de vrij luid gesproken woorden van mijn vader gehoord had of niet kan ik nauwelijks naar waarheid zeggen, want ik zag steeds maar dat wat ik al eerder vertelde en hoe de hurkende knaap zich in zijn hachelijke situatie op de twijg steeds meer met de hand in de door de dikke rook aangetaste ogen begon te wrijven en bijna halfblind moest zijn.
[16] Omdat vader echter zag dat zijn waarschuwend geroep naar de knaap totaal zonder uitwerking bleef, verwijderde hij zich van de onbetrouwbare boom, kwam weer bij mij en vroeg mij of ik nog steeds hetzelfde zag. Volledig naar waarheid bevestigde ik de vraag en bezwoer dat de knaap onvermijdelijk een ongeluk moest krijgen als hij niet meteen uit de boom werd gehaald. Mijn vader zei: 'Ja, mijn zoon, wat kunnen we daaraan doen?! Een ladder hebben we niet en door te roepen komt de knaap niet uit de boom, we zijn daarom gedwongen af te wachten wat God de Heer over deze ongehoorzame knaap zal laten komen.
[17] Mijn vader had nog maar net het laatste woord uitgesproken toen de zwakke tak, die door de voortdurende beweging van de knaap te vaak en te sterk heen en weer en op en neer was gebogen, brak, waarop de knaap die nu natuurlijk helemaal geen steun meer had, voorover van vijf manslengten hoog met een grote klap op een onder de boom liggende steen viel, waarbij zijn schedel werd ingeslagen, zijn nek brak en hij dus ook meteen dood bleef liggen.
[18] Dat gaf een consternatie onder het volk; iedereen verdrong zich om de verongelukte knaap. Maar wat hielp dat, nu de jongen al dood was?! De Romeinse wachters dreven tenslotte het volk uit elkaar en meteen werd mijn vader geroepen, die men goed kende, om te onderzoeken of de knaap werkelijk dood was of dat er misschien nog met vrucht pogingen in het werk gesteld zouden kunnen worden om hem weer tot leven te wekken. Mijn vader onderzocht het verpletterde hoofd en de nek van de knaap, en zei: 'Hier helpt geen kruid en geen zalf meer! Want hij is niet alleen enkelvoudig, maar tweevoudig dood en zal in deze wereld niet meer levend worden! ",
«« 148 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.