[2] ALLEN zeggen: "Heer, hoewel wij de indruk hebben dat wij het zouden kunnen, kunnen wij het toch niet!"
[3] SIMON zegt: "O Heer, dat is voor mij nu helemaal geen moeite meer; opeens ben ik daar nu heel goed toe in staat en zeker op een volkomen juiste manier!
[4] In een volgend vers staat: 'Ik ben zwart, maar heel liefelijk, dochters van Jeruzalem, als de hutten van Kedar, als de tapijten van Salomo.' Als dit in gewone woorden wordt vertaald, kan het toch niets anders betekenen dan: 'Ik, de Heer, ben nu in de wereld bij jullie blinde en op velerlei wijzen hoogmoedige mensen, en jullie kennen Mij meestal niet en Ik wordt door jullie leiders van het volk diep veracht, en toch ben Ik vol diepe deemoed en zachtmoedigheid en liefde voor jullie, dochters van Jeruzalem! ,
[5] Wie zijn de dochters van Jeruzalem? Dat zijn de hoogmoed, de trots, en de heers en hebzucht van de nakomelingen van Abraham; dat zijn de opgesmukte dochters van Jeruzalem, waarvoor echter de verachte, en dus voor hen zwarte, heer, de eerste mens van alle mensen, toch genadig en barmhartig is, en heerlijker en liefderijker dan de hutten van Kedar, die er van buiten erbarmelijk slecht uitzien, maar die van binnen toch rijkelijk uitgerust waren met allerlei schatten om onder de goede armen en noodlijdenden te verdelen, en ook heerlijker dan de meest waardevolle tapijten van Salomo, die van buiten aan de bovenkant bestonden uit een donkergrijze, harige stof, maar die aan de onderkant en van binnen bestonden uit de kostbaarste Indische zijde, doorweven met het fijnste goud.
[6] Verder staat er: 'Kijk mij er niet op aan dat ik zo zwart ben (voor jullie dochters van Jeruzalem), want de zon (jullie wereldse trots) heeft mij verbrand (door jullie hoogmoedige, wereldse gezichten)! De kinderen van mijn moeder zijn boos met mij.' Wie anders kan Uw moeder in U zijn, o Heer, dan Uw eeuwige wijsheid, zoals de Vader in U Uw eeuwige liefde is?! Uw moeder is ook tevens Uw eeuwige orde waarvan de, evenals U, o Heer, toornig zijnde kinderen de eeuwige, oneindige ruimte vullen en hun toorn uiten door de grote wanorde van de kinderen Israƫls te ordenen.
[7] Want deze heilige orde 'heeft men als behoedster van de wijnbergen aangesteld', dat betekent: Uw wil tesamen met al Uw hemelse machten heeft door wetten deze orde aan de mensen gegeven, opdat daardoor de wijnbergen, dat zijn de mensengemeenschappen, binnen de hemelse orde zouden blijven.
[8] 'Maar mijn wijnberg, die ik had, heb ik niet beschermd! ' Dat wil zoveel zeggen als: 'Mijn eeuwige, goddelijke, ontoegankelijke hoogte en diepte heb Ik buiten de bescherming geplaatst!', -waarvan hopelijk voor iedereen Uw hoogst toegankelijke tegenwoordigheid hier toch het sprekendste getuigenis geeft. Uw hoogste en ontoegankelijkste en stralendste hemelen heeft U verlaten om hier in de diepste deemoed, dus zwart voor de kinderen van deze aarde, te verschijnen en de goede armen in Uw kamer te leiden, in de goede hut van Kedar. -0 Heer, zeg mij nu, of ik de twee verzen, die U er nog bij wenste, ook goed beoordeeld heb!"
[9] IK zeg: "Heel juist; geef ons daarom bij die vijf ook nog de uitleg van het zesde!"
[10] SIMON zegt: "U zij eeuwig mijn volle liefde en mijn innigste dank, omdat U, o Heer, mij, een jonge knaap, in Uw genade en liefde waardig achtte hier voor hen die U liefhebben die verborgen geheimen te ontsluieren, die, sinds zij geschreven zijn tot op heden, nog niemand heeft ontsluierd! Mijn ziel verheugt zich uitermate over deze genade. Dat wil echter niet zeggen dat zij daarom hoogmoedig is; integendeel, ik wordt alleen maar steeds deemoediger hoe meer ik Uw alles en mijn totale niets inzie en begrijp. Maar U, o Heer, weet wel dat ik steeds moeite heb met mijn gevoel voor humor, en de heerlijke wijn wakkert die neiging nog meer aan en daarom kan ik hier bij het gevraagde zesde vers niet nalaten, hoe ernstig het ook is, enige humor toe te voegen."
[11] IK zeg: "Spreek wat je hart je ingeeft en zoals je dat gewend bent! "
[12] SIMON gaat verder: "Als Salomo, of zijn met alle wijsheid gevulde ziel, gelegenheid gehad zouden hebben hier in ons midden te zijn, dan zou het zesde vers zeker niet geschreven zijn, want in het zesde vers zegt Salomo: 'U, die mijn ziel liefheeft, vertel mij waar U vertoeft, waar U 's middags rust, zodat ik niet hoef te zoeken bij de kudden van U w metgezellen! ' Want Salomo, en door hem de ziel van zijn volk, zou U zeker hebben gevonden terwijl U Uw schapen 's morgens, 's middags, 's avonds en ook om middernacht aan het hoeden was; dus steeds bezig en niet alleen 's middags rustend!
[13] Ik bedoel dat de eeuwige middag van Uw rust, - de oneindige lange tijdsduur waarin U niet zoals nu, Zelf met de mensen omging, maar hen aan Uw gezellen heeft overgelaten, die steeds dommer en hoogmoediger zijn geworden, -nu voorbij is, en een nieuwe en eeuwige levensmorgen is voor ons aangebroken, en wie U herkend heeft, zal U vast nooit her en der lopen te zoeken bij Uw nu zeer dom en traag geworden gezellen.
[14] Wat vindt U, o Heer: heb ik tenminste globaal de juiste betekenis getroffen?"
[15] IK zeg: "Ondanks de humor, die je hier heel passend ingevoegd hebt, ook hier volmaakt! Omdat we nu echter hebben gezien, dat ook het Hooglied van Salomo ontsluierd kan worden en jij, Simon, daar zelf een heel andere mening over hebt gekregen, moet nu ook jouw corrector Gabi iets ten beste geven. Ik zou graag uit zijn mond willen horen, waarom hij zo ingenomen was met het Hooglied van Salomo, zonder er ook maar iets van begrepen te hebben! -Gabi, doe je mond daarom open en vertel ons daar iets over! "
«« 171 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.