[2] Uw oog doorziet in één ogenblik de gehele geestelijke en materiële schepping. De geheimste gedachten van de engelen kent U zo goed, alsof U deze Zelf gedacht had, en wat wij armzalige stervelingen nog zo verborgen denken, ziet U helderder dan wij deze stralende zon zien, ook al straalt zij nog zo heerlijk. U kent alles wat de zee in haar diepste diepten verborgen houdt, U kent het aantal zandkorrels in de zee, dat van de sterren en wat zij bevatten en dragen en U kent het getal van het gras op de aarde, dat van de kruiden, de struiken, de bomen en van de geesten in de gehele eindeloze ruimte beter dan ik het getal één! Omdat ik dat niet alleen heel vast geloof, maar ook heel zeker weet, kan het toch niet moeilijk zijn nu te zeggen: Heer, deze mening heb ik diep in mijn hart over U, voor zover ik U nu gedurende deze drie dagen heb leren kennen! Ik zou nauwelijks weten wat ik anders nog zou kunnen zeggen!"
[3] IK zeg: "Maar jullie zijn nu toch al meer dan drie dagen bij Mij! Waarom heb je het dan alleen maar over drie dagen?"
[4] SIMON zegt: "Heer, wat gaan mij die drie aardse dagen aan? Ik tel alleen maar de drie geestelijke dagen van de kennis; dat zijn ten eerste de ware kennis van de materie, ten tweede de kennis van het wezen van de zielen en ten derde de kennis van het zuiver geestelijke. Dat zijn de drie ware levensdagen die wij bij U zijn!"
[5] IK zeg: " Ah, dat is natuurlijk heel wat anders! Daarover ben Ik het helemaal met je eens, want in vergelijkingen ben je nu heel goed thuis, -maar met je innerlijke zelfkennis is dat nog niet helemaal het geval! En daarom stamt ook de beoordeling die jij over Mij ten beste hebt gegeven niet helemaal uit je diepste innerlijk; er zit nog iets en dat moet je toch ook uitspreken! Het is weliswaar een heel klein zaadje van een slechts bij tijden optredende twijfel over Mij, maar, dit zaadje moet ook uit je verwijderd worden, anders begint het over een poosje te ontkiemen en kan dan in je hart uitgroeien tot een bos vol duistere twijfel, die dan moeilijk te verdelgen en uit te roeien zou zijn! Kijk maar eens goed diep in je hart, dan zul je het kwade twijfelzaadje wel vinden!"
[6] SIMON kijkt Mij en ook alle andere tafelgenoten enigszins verbluft aandenkt over zichzelf na en zegt na een poosje: "Heer, voorwaar, ik kan zoeken wat ik maar wil, maar ik vind toch zogezegd niets! Want alle opduikende twijfel over U, ook al is die nog zo gering, laat ik ogenblikkelijk in rook opgaan en er kan nu beslist geen twijfel meer opkomen!"
[7] IK zeg: "En toch, en toch, -denk slechts na, je zult het wel vinden!"
[8] SIMON zegt: "Heer, U maakt dat ik bang.wordt voor mijzelf! Ben ik soms heel verborgen een monster? Ik kan doen en denken wat ik maar wil, maar ik vind toch in de verste verte niets dat zou kunnen lijken op wat U, o Heer, wilt dat in mij is. Waarin en op welke wijze zou ik dan nu nog enige twijfel, of op z'n minst een aanleiding daartoe, kunnen hebben?"
[9] IK zeg: "Maar vriend Simon, kijk Mij eens aan! Zie Ik er dan werkelijk zo op straf belust en wraakzuchtig uit, dat jij er voor terugschrikt om wat je al zogezegd op de punt van je tong hebt liggen, nu hardop en openlijk uit te spreken?"
[10] Als Ik dat zeg, schrikt SIMON zichtbaar en zegt: "Maar Heer! Moet dan ook die kleinigheid, waarvan ik het alleen maar ongepast vond om die hardop uit te spreken, ook hardop gezegd worden?
[11] Een mens kan immers zoveel denken; ja, hij heeft zelfs eigenlijk niet eens een greep op die gedachten! Een gedachte wordt ergens vandaan in mijn hart geblazen en blijft dan vaak enige tijd hangen; tenslotte vervaagt hij en dan herinner ik me hem vrijwel nooit meer. En zo kan deze geringe gedachte van twijfel ook wel ergens vandaan mijn hart binnengevlogen zijn, en ik heb hem gedacht maar ook meteen weer verworpen, omdat ik immers duizenden overtuigende bewijzen daartegen in hoofd en hart draag. Bovendien vond ik het wat ongepast deze gedachte hardop uit te spreken. Als U, o Heer, daar echter beslist op staat, dan wil ik hem ook wel graag uitspreken. -Beste, trouwe vrienden van de Heer, neem echter van mij aan dat ik hem nu al helemaal verworpen heb!
[12] Die gedachte is echter de volgende: Omdat ik nu al sinds mijn aanwezigheid hier steeds het buitengewoon lieflijke en zeer vrouwelijke meisje aan de zijde van de Heer zie, kwam werkelijk helemaal vanzelf de belachelijke gedachte bij mij op, of de Heer soms ook op een vrouw verliefd zou kunnen zijn, tenminste zo lang Hij op deze aarde ook in een fysiek lichaam rondwandelt! Maar wat zou je in dat geval dan moeten denken van Zijn volkomen zuivere geestelijke bestaan? God kan weliswaar al Zijn schepselen heel zuiver liefhebben, maar of Hij heel speciaal een zeer aantrekkelijk, mooi meisje nu op aarde ook seksueel kan liefhebben, -die vraag was voor mijn verstand wat moeilijk met ja of nee te beantwoorden, hoewel ik mij in mijn hart toeriep: 'Bij U kan iedere liefde alleen maar in de hoogste graad zuiver zijn, ook een, die wij als mensen onder elkaar volkomen onzuiver zouden noemen! ,
[13] Heer dat is nu wat U mij wilde laten zeggen! Maar nu ben ik wel klaar met alle zaadjes en kiempjes, en U, o Heer, mag daar nu van maken wat U wilt! Of ziet Uw goddelijk, alziend oog nog wat in mij? Mocht er nog ergens iets zitten op een plaats waar ik niet kijk, wijs, o Heer, mij daar dan alstublieft op, dan zal ik daar nu meteen zonder enige schroom mee voor de dag komen!"
«« 174 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.