[2] De ZWARTE man zegt: "Zoals ik al eerder zei, - behalve dat wij bij het binnenkomen in dit land meteen in uw taal zijn gaan spreken, is mij beslist nog niets bijzonders opgevallen; ik spreek zonder enige terughoudendheid! Toen ik hierheen kwam, is mij in het begin wel van alles in zekere zin wonderbaarlijk voorgekomen; hoe langer ik hier nu echter ben, des te natuurlijker vind ik het hier bij u allen.
[3] De taal is zodoende nog steeds het enige dat raakt aan het wonderbaarlijke, maar dat kan, zoals ik al eerder opmerkte, evengoed een heel natuurlijk, zij het dan onverklaarbaar gevolg zijn van de speciale eigenschap van dit land. Iets dergelijks heb ik tijdens mijn reis door het grote Egyptische land meegemaakt: Wij ontmoetten Romeinen en Grieken; zij spraken in hun eigen taal en wij begrepen hen heel goed en konden elkaar voor zover dat nodig was heel goed begrijpen. Met het spreken ging het natuurlijk niet zo vlot als hier, maar dat kan allemaal best komen door de geaardheid, de lucht en de uitwaseming van het land!
[4] Omdat wij van oorsprong heel eenvoudige mensen zijn, zijn wij ook veel gevoeliger voor allerlei bijzondere verschijnselen en indrukken. Zo kunnen wij bijvoorbeeld de zielen van gestorvenen zien, soms ook die, welke naar hun eigen zeggen nog nooit een lichaam hebben gehad. Deze natuurzielen kunnen ook gemakkelijk herkend worden omdat zij in staat zijn hun vorm plotseling te veranderen en zich in allerlei kleine wezens te splitsen, die zij weer samen kunnen voegen tot een menselijke vorm, een verschijnsel dat wij bij de zielen van gestorven broeders en zusters nog nooit ontdekt hebben.
[5] Wij vroegen de wijze overste in Memphis of hij dat ook zag. Maar hij zei dat dit alles alleen maar een eigenschap was van heel eenvoudige en sobere natuurmensen, die totaal geen weet hebben van een gekunsteld leven. Bij hem en de Egyptenaren was dat nog nooit voorgekomen. Zo nu en dan kwamen er wel afzonderlijke gevallen voor, maar zo onzeker en zo onverklaarbaar als maar mogelijk was, terwijl bij ons alles zeker, natuurlijk en zodoende ook meer verklaarbaar was.
[6] Daarmee is dan ook vrij goed te verklaren dat wij een totaalonbekende taal van een volk al gauw kunnen verstaan en spreken. Als u, verhevenste mens van de mensen, dat nu overweegt, zult u met uw buitengewone wijsheid wel inzien dat ons tijdens de korte tijd van onze aanwezigheid hier nog niets bijzonders is kunnen opvallen waaruit wij onweerlegbaar zouden hebben kunnen afleiden, dat wij hier al met zekerheid op de plaats zijn die ik in mijn visioenen heb waargenomen.
[7] Veel dingen stemmen daar wel mee overeen: aan de oever van een kleine binnenzee een tegen een berg gebouwd vissershuis; een aantal mensen van stand en hoog aanzien; ook u heeft echt veelovereenkomst met die onbegrijpelijk stralende mens, die ik zevenmaal in mijn visioenen heb gezien en die mij in opperste verrukking bracht. Maar die lichtmens deed alles door zijn woord; hij sprak, -en het was er! Hemel en aarde waren hem onderdanig en onafzienbare scharen wachtten op zijn wenken!
[8] Wel, verhevenste mens der mensen, dat is hier toch wel niet het geval! Ik vond hier in u, net als twee jaar geleden in de overste in Memphis, uiterst goede en wijze mensen, -maar van datgene wat ik verwachtte, vond ik tot op heden nog niets en juist daarom vraag ik aan u of ik op de juiste plaats ben of niet. Zegt u ja, dan zal ik het geloven en blijven, want uw woord is voldoende voor mij omdat u in ieder geval een zeer wijze man bent. Zegt u echter nee, of zegt u mij weer niets, dan gaan wij weer terug en lossen onze kudden, die wij voor goud en zilver op aanraden van de wijze overste in Memphis achterlieten, weer in tegen de ongebruikte rest van de som die de overste voor het achterlaten van de kudde geleend heeft, terwijl hij intussen het vruchtgebruik daarvan heeft.
[9] Verhevenste mens der mensen, u ziet dat in mij en ons allen, ook al siert ons lichaam geen witte huid, toch niets verkeerds en boosaardigs schuilt; wij zoeken allen de volle waarheid, alleen daaraan is ons alles gelegen, en wij hebben ook de levendige hoop deze hetzij hier of ergens anders te vinden! Als wij dus op de juiste plaats zijn, bevestig dat dan, dan willen wij graag alles doen wat u ook maar van ons verlangt!"
[10] IK zeg tegen Raphaël: "Ga heen en geefhun een teken waaraan zij kunnen zien waar zij aan toe zijn!"
[11] Meteen ging RAPHAËL naar de zwarte man en zei: "Vriend,wat heb je in je vaderland achtergelaten waarvoor je in Memphis wilde omkeren om het te halen? Je wilde het de overste als een bijzonder geschenk geven voor de moeite die hij zich voor jou getroost heeft en daarom had je het reeds in nieuw linnen gewikkeld, maar later heb je het vanwege jullie snelle vertrek vergeten, en wel in een hoek van je hut, waar het nu nog ligt. Als je dat zou willen, breng ik het ogenblikkelijk hier! Spreek, - wat je wilt, zal geschieden!"
[12] De ZWARTE man zegt: "Niet omdat ik de overtuiging heb dat ik op de juiste plaats ben -maar alleen maar daarom, omdat je mij vertelt wat ik thuis vergeten ben, weet ik dat ik op de juiste plaats ben, omdat alleen Gods alziende oog zoiets kan zien -, maar je zou er mij een uitstekende dienst mee bewijzen; want op de terugweg zou ik de goede overste in Memphis daarmee een heel groot plezier willen doen, want hij is een groot liefhebber van zeldzame voortbrengsels der natuur! Dit voorwerp kan op zichzelf alleen maar een denkbeeldige waarde hebben, een werkelijke waarde in 't geheel niet! Maar het is prachtig!"
[13] Dan overhandigt Raphaël reeds het in linnen gewikkelde, mooie voortbrengsel der natuur aan de zwarte en vraagt hem of hij dit bedoelde.
[14] De ZWARTE valt bij die gelegenheid bijna flauw en roept luid: "Ja, dat is het, dat is het! Maar hoe in vredesnaam bracht je dit kleinood hier, je bent toch nog geen moment bij mij weggeweest?! Heb je het soms als jonge, moedige Egyptenaar, in dienst van de overste, op een onbegrijpelijk slimme wijze bij mij thuis ontvreemd? Ben je ons misschien een jaar geleden, toen wij uit Memphis weer naar huis gingen, heimelijk met enige metgezellen gevolgd tot in de buurt van onze hutten en zo mijn woonhut te weten gekomen?
[15] Ja, maar waarom stel ik al deze domme vragen?! Ik had het thuis nog enkele ogenblikken voor ons vertrek in mijn handen, legde het toen in de hoek van mijn hut om mijn kameel rijklaar te maken en mijn kudde bijeen te drijven, en legde er een kalebasschaal overheen! Door het bijeendrijven van de kudden en het klaarmaken van mijn kameel vergat ik het schitterende natuurproduct; jij kunt het niet bij mij weggehaald hebben! Je hebt het dus nu duidelijk op wonderbaarlijke wijze gehaald; maar - hoe, hoe is dat jou als zichtbaar mens van vlees en bloed mogelijk?! Want hier, daar, en weer hier, was bliksemsnel! Dat is zuiver een handeling die alleen een god mogelijk is! Je bent of zelf een god, of een echte dienaar daarvan! "
[16] RAPHAËL zegt: "Het eerste niet, maar wel het tweede! Maar kijk, ik ben toch bij het halen van je mooie natuurproduct iets vergeten, en dat is de kalebasschaal waarmee jij je kleinood in je hut had afgedekt! Die moet je er ook nog meteen bij hebben! - Kijk, hier is zij al! Doe je kleinood er nu in en laat het ons zien, want er zijn er hier veel die jouw gevonden schat graag willen zien!"
«« 186 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.