[2] O, er zijn er wel die zeer goede talenten bezitten en daarbij ook alle andere capaciteiten hebben! Zij bevatten alles snel en gemakkelijk en begrijpen het goed, maar op het moment dat zich noodzakelijke beproevingen voordoen, denken zij aan hun wereldse voordeel, zijn bang teveel te moeten offeren, en proberen dan zo mogelijk die geestelijke zaken te vergeten en kwijt te raken die, hoewel zij van de waarheid daarvan overtuigd zijn, hun op deze wereld geen voordeel opleveren. Zulke mensen lijken op die bijna doorzichtige dagvliegen die de hele mooie dag door in het licht spelen en volleven zijn, omdat zij zelf helemaal door het licht doorschenen en doorgloeid worden; maar komt dan de nacht die het leven beproeft, dan is het uit met hun licht en hun gloed, en daarmee ook met hun leven!
[3] Daarom zijn mensen die aanvankelijk een hogere waarheid wat moeilijker aanvaarden, geschikter voor het rijk van God dan de vlotte aanvaarders; want zij behouden het aanvaarde daarna getrouwen leven daarnaar, terwijl de vlotte aanvaarders met het licht uit de hemelen spelen als de dagvliegen met het zonlicht, maar als gevolg daarvan ook niet meer nut van het hemelse licht hebben dan de dagvliegen van het zonnelicht.
[4] Soms zijn er echter ook mensen die een waarheidgemakkelijk aanvaarden, onthouden en dan tijdens de nacht als heldere sterren blijven stralen en zichzelf en anderen veel voordeel brengen; maar van deze mensen zijn er maar weinig en zij zijn zeldzaam.
[5] Deze Moren behoren echter allen tot degenen die moeilijk aanvaarden; maar wat zij eenmaal aanvaard hebben is hun bezit, en zij zullen steeds licht blijven geven tot aan hun laatste nakomelingen, zoals de sterren in de Orion en zoals Sirjezc (Sirius) in de grote ruimte.
[6] Het is met het grondig bevatten en het juiste begrijpen van Mijn leer ongeveer als met het verwerven van een vermogen: Wie heel gemakkelijk aan een aanzienlijk vermogen is gekomen, weet daar ook snel en gemakkelijk raad mee, want aan ontberingen is hij nooit gewend en sparen heeft hij nooit geprobeerd. Als hij eenmaal door een erfenis of door een ander gemakkelijk verkregen gewin in het bezit is gekomen van een vermogen, zal hij geen waarde hechten aan dat vermogen, want hij denkt, en voelt dat ook, dat men heel gemakkelijk een groot vermogen vergaart. Wie zich echter met hard werken een aanzienlijk vermogen vergaard heeft, kent de zware inspanningen en het vele werk en weet hoeveel zweetdruppels hem iedere penning gekost heeft; daarom waardeert hij ook zijn met moeite verworven vermogen en hij verkwist en verbrast het beslist nooit op een lichtvaardige manier.
[7] Zo is het echter ook met de geestelijke schatten. Wie ze gemakkelijk verwerft, hecht er nauwelijks waarde aan omdat hij denkt en ook in zichzelf voelt, óf, dat hij ze nooit en te nimmer zou kunnen kwijtraken, óf, gesteld dat hij er iets of zelfs alles van zou kwijtraken, al het verlorene heel gemakkelijk weer terug kan krijgen. Maar dat is niet het geval, want wie geestelijk iets verliest, wint het verlorene een tweede maal niet zo gemakkelijk terug als hij het de eerste maal kreeg.
[8] Want de plaats van het verloren geestelijke wordt meteen ingenomen door het materiële, en dat is een gericht dat zich niet zo gemakkelijk meer opzij laat zetten als in het begin. Want zoals al het geestelijke voortdurend geestelijker en vrijer wordt, zo wordt ook al het stoffelijke steeds stoffelijker, wereldser en steeds voller van het gericht en de dood; wie zich echter eenmaal in het gericht bevindt en met zijn willen en kennen aan banden is gelegd, zichzelf moeilijk of nooit de vrijheid weer teruggeven.
[9] Wie eenmaal Mijn woord heeft, moet het behouden en daar standvastig in blijven, niet alleen door het kennen van Mijn woord, maar voornamelijk door het doen en handelen volgens Mijn woord; want alle kennis en geloof zonder daarnaar te handelen, heeft vrijwel geen betekenis en kan voor het leven geen waarde hebben!
[10] Wat zou het iemand baten die een reis moest maken naar een plaats waarvan hij slechts de naam kent maar de weg er naar toe niet, als iemand die de weg kent hem een volledige beschrijving zou geven van hoe die weg naar de plaats loopt, en hij, nu hij de weg kent, deze niet wil gaan, maar zich omdraait en in een geheel tegengestelde richting begint te reizen?! Zal hij ooit die plaats bereiken? Ik zeg: Hij kan komen waar hij wil, -alleen op de plaats van bestemming zal hij nooit komen, want waar men komen wil, daar moet men ook heengaan!
[11] Deze Moren zijn beslist wat betreft aardrijkskundige kennis de meest ondeskundige mensen ter wereld! Zonder de overste Justus Platonicus zouden zij met hun kennis de weg hierheen vast nooit gevonden hebben; maar nadat de overste hun de weg eenmaal goed beschreven had, reisden zij precies volgens de beschrijving, en hun huidige aanwezigheid bewijst voldoende dat zij de aanwijzing van de overste zeer precies hebben uitgevoerd, en daarvoor was een onwrikbare vaste wil nodig die deze Moren nu juist in hoge mate bezitten. Wie iets heel vast wil, volbrengt dat ook heel zeker.
[12] Wie dus Mijn woord en Mijn leer heeft en daar met vaste wil naar handelt, moet zijn doel bereiken en niets kan hem daar van afhouden; maar wie ten dele Mijn woord opvolgt en daarnaast ook doet wat de lichtzinnige wereld verlangt, lijkt op een mens die de halve weg naar een plaats aflegt, maar halverwege meteen omkeert en de reeds afgelegde weg weer teruggaat.
[13] Ook lijkt hij op een knecht die twee heren, welke elkaars vijand zijn, wil dienen. Zal hij zijn werk bij de twee elkaar vijandige heren goed kunnen doen? Zal hij beiden, al is het maar schijnbaar, kunnen liefhebben? Maar wat voor gezicht zullen de beide heren trekken als zij merken, dat de dubbele knecht ieder van de twee heren op gelijke wijze is toegedaan? Zal niet zowel de een als de ander tegen de knecht zeggen: 'Ei, jij schalkse dienaar, hoe kun jij mijn ergste vijand net zo liefhebben als mij?! Dien mij alleen, of verdwijn uit mijn dienst!' Want niemand kan naar waarheid twee heren dienen; hij moet de een dulden en de ander verachten. En zie, zo'n lichtzinnige en schalkse knecht zal dan door beide heren direct ontslagen worden en dan niet makkelijk meer bij een derde in dienst worden genomen, en dan zal hij tussen twee stoelen op de grond zitten.
[14] Dat echter deze Moren geen dienaren van twee heren, maar van de ene Heer willen en zullen zijn, kun je heel gemakkelijk zien aan de manier waarop de aanvoerder te kampen heeft met zijn metgezellen, bij wie de woorden van de overste nog te vast in het hart verankerd zitten en daar niet zo gemakkelijk verwijderd kunnen worden!
[15] Wat de overste hun verteld heeft over een goddelijke persoonlijkheid bij Mozes, is een aanknopingspunt en een brug waarover zij bij Mij gebracht kunnen worden. En juist op deze brug is de aanvoerder nu voornamelijk bezig en probeert hij de hardnekkigsten tot andere gedachten te brengen. Als Ik hem geen engel stuur om te helpen, is hij over een jaar nog niet met hen klaar; maar Ik zal hem nu de engel sturen en dan zal het wel lukken!"
[16] CYRENIUS zegt: "O Heer, dan zou ik er wel dichtbij willen zijn om de gesprekken beter en duidelijker te kunnen volgen!"
[17] IK zeg: "Dat zal niet nodig zijn, want de wind zal alles naar onze oren brengen!"
«« 199 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.