[2] Ebahl legt hem de beste en grootste vis voor en beschrijft deze als een van de edelste soorten uit het meer van Tiberias, want zo heette de uitgestrekte bocht van het Meer van Galilea tot in de vrij verre omtrek van Caesarea Philippi. Omdat de vis buitengewoon lekker smaakt tast Zinka steeds geestdriftiger toe. Daarbij spaart hij het honingzoet smakende brood niet en spreekt hij ook ijverig de volle beker aan, die daardoor echter niet veel leger wordt, en ook met de vis komt hij aan geen eind, ofschoon hij daarvoor flink zijn best doet.
[3] Zoals het hem echter vergaat, zo vergaat het ook zijn metgezellen. Zij zouden allen graag opgewekt en vrolijk en zeer spraakzaam willen worden, maar de steeds groeiende verwondering over de merkwaardige verschijnselen tijdens dit feestmaal laten hun daarvoor geen tijd, want voor hen zijn dat verschijnselen die zij nog nooit eerder beleefd hebben. Ook zijn zij al behoorlijk verzadigd, maar toch zet de goede, aangename smaak van de vissen, het brood en de wijn hen aan om nog meer te eten en te drinken, en ook daarvan begrijpen zij de reden niet.
[4] Tenslotte verzoekt Zinka dringend aan Cyrenius of hij wil vertellen hoe dat allemaal nu te rijmen is.
[5] Maar CYRENIUS zegt: "Als de maaltijd voorbij zal zijn, zal het ook wel vroeg genoeg zijn om over vele zaken te spreken. Eet en drink nu echter naar hartelust!"
[6] ZINKA zegt: "Vriend en edele heer en gebieder! Ik was mijn leven lang geen smulpaap, maar als ik nog lang bij u zal blijven wordt ik er zeker een! Alleen begrijp ik niet waar al dat eten en drinken blijft! Ik ben voldaan en mijn dorst is gelest, en toch kan ik nu nog steeds maar door eten en drinken! En de wijn is beter en geestrijker dan ik ooit ergens te drinken heb gekregen. Maar ondanks dat word ik er toch niet dronken van!
[7] Ik blijf er nog steeds bij dat het er hier niet natuurlijk aan toe gaat! Jn dit grote gezelschap moet zich een magiër bevinden, die hiermee zijn onbegrijpelijke wonderkracht demonstreert! Of bevinden wij ons soms in de buurt van die grote profeet die ik met mijn negenentwintig metgezellen heb gezocht? Als dat het geval zou zijn, zou ik u, verheven vriend en gebieder, heel onderdanig moeten verzoeken ons dertigen weg te sturen naar waar u ons ook maar hebben wilt, of u zou ons weer moeten laten boeien. Want als de profeet zomaar binnen ons bereik zou komen, zouden wij vanwege de voor Herodes afgelegde, dure eed de hand op hem moeten leggen. Daar zouden wij weliswaar niets aan hebben, maar toch zouden wij dat terwille van de eed tot ons eigen ongeluk moeten wagen!"
[8] CYRENIUS zegt: "Wat, -waarom dat? Waar en in welke wet staat dan geschreven dat een slechte, gedwongen en verdoemde eed gehouden moet worden?! Jouw eed is zonder meer al opgeheven omdat je mijn gevangene bent, samen met je negenentwintig metgezellen! Van nu af aan is er alleen maar sprake van het uitvoeren van wat ik en mijn ondergeschikte veldheren je zullen opdragen en nooit of te nimmer van wat jullie domme Herodes je heeft opgedragen! Van jullie misdadige eed zijn jullie voor altijd en eeuwig ontheven!
[9] In het geval dat de grote profeet nu ergens vandaan in ons midden zou komen, zou niemand van jullie het ook maar mogen wagen hem met een vinger aan te raken. Wie het echter vanwege zijn domme eed toch zou doen, zal alle zwaarte van de Romeinse ernst moeten dragen!
[10] Vriend Zinka, ik hield je voorheen vanwege je geestrijke uitlatingen voor een wijs man, maar door deze laatste opmerking ben je erg in mijn achting gedaald! Was dat eerdere allemaal maar huichelarij van je?"
[11] ZINKA zegt: "Nee, nee, absoluut niet, verheven heer en gebieder! Ik en wij allen denken en willen nu precies hetzelfde wat wij vroeger gedacht, gewild en gesproken hebben. Maar u moet toch wel begrijpen dat je bij verschijnselen zoals die hier zijn voorgekomen en nog voorkomen, als mens met een beetje verstand toch grote ogen begint op te zetten en tenslotte in je gehele denken, willen, spreken en doen wat verlegen en verward moet raken!
[12] Als ik zoiets al eens meer gezien zou hebben, zou ik mij hier net zo rustig als alle anderen hebben gedragen, maar mijn wijze buurman had daarnet nauwelijks gezegd dat het middagmaal zou komen, of enige ogenblikken daarna bogen alle tafels al door van het gewicht van de daarop geplaatste spijzen en dranken! Er kan best een of ander kunstig apparaat bestaan waarmee dat werk wat sneller dan gewoonlijk gedaan kan worden, maar zó snel! Dat kan geen enkel mechanisch apparaat! Kortom, wat men mij ook zegt, ik blijf toch zeggen: "Het was óf een buitengewoon soort toverij, óf een compleet wonder!
[13] U, verheven vriend en heer, kunt gemakkelijk kalm blijven, omdat u zeker de oorzaak weet, maar voor ons is het iets heel anders! Kijk alleen maar eens naar de vis die ik nu nog eet! Ik heb daarvan steeds maar gegeten en gegeten en nog is verreweg het grootste deel over! Ik ben helemaal voldaan, en kan toch nog doorgaan met eten! Dit is mijn beker, waaruit ik toch wel meer dan een volle maat (2 liter) heb gedronken, en kijk eens, -nauwelijks drie vingers staat de wijn onder de rand! Ja, dat kan men dan toch als denkend mens niet zo zonder meer aannemen alsof daar zogezegd niets bijzonders mee zou zijn! Ik ben hier uw gevangene en kan geen verklaring van u eisen over dit wonderbaarlijke verschijnsel, maar vragen kan en mag ik toch wel? Ik vroeg het u echter en u zei dat ik moest wachten!
[14] Het wachten zou wel gaan als er in mij in plaats van een weetgierige ziel, een dode steen lag uit te rusten, maar mijn ziel is geen steen, maar een altijd naar licht dorstende geest. Zijn dorst is niet met een koele dronk te lessen, maar door een verklarend woord dat uit de mond van een reeds gelaafde geest komt. U hebt deze geestelijke drank in overvloed en u loopt ervan over. Maar bij mij, de van dorst smachtende, wilt u uit uw overvloed ook niet één druppel op mijn gloeiende tong laten druppen! Kijk, dat is het nu wat mij het meest verdriet doet en mijn verstand in de war brengt! Als ik onder zulke omstandigheden een beetje verward wordt, -kunt u, verheven vriend, zich daar dan over verwonderen?
[15] Maar nu niets meer over dat alles! Ik word daardoor inwendig nu al behoorlijk boos en laat al dat wonderbaarlijke voor wat het is! De mens moet niet alles weten en hoeft ook niet alles te weten! Voor het noodzakelijke verkrijgen van het dagelijks brood hoeft de mens helemaal niet veel te leren, te beleven en te weten. Alleen een echte dwaas wil meer! Daarom nu slechts gegeten en gedronken zolang het er is! Mag ik niets weten, dan wil ik liever niets weten! Want wat men zelf wil, kan men gemakkelijk verdragen; alleen de wil van een vreemde is voor iedere eerlijke ziel moeilijk te verteren. Van nu af aan hoeft u er zich geen zorgen over te maken dat ik u ooit weer met een of andere vraag lastig zal vallen!"
[16] Na deze woorden zei Zinka niets meer, at rustig verder aan zijn vis en nam daarbij meermalen brood en wijn. Ook zijn metgezellen deden dat en trokken zich weinig aan van wat om hen heen gebeurde of werd gezegd.
«« 20 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.