[2] Als zo'n ziel die geheel verstoffelijkt is geworden, door ontelbare noodsituaties en onmenselijke benarde toestanden in het hiernamaals eindelijk zover is gebracht dat zij bepaalde begrippen en ideeën gekregen heeft, en er door de grotere beweeglijkheid van haar gemoed een zwak licht in haar substantiële brein komt, waaruit zij zich tengevolge van haar uiterst behoeftige verbeelding en wil een hersenschimmige noodwoonwereld vormt, die natuurlijk nog lang niet duurzaam is omdat deze nog te ver af staat van de enige waarheid en de goddelijke orde die daaruit voortvloeit, - dan schept dat pas de mogelijkheid dat zendelingen, die helemaal in dezelfde omstandigheden lijken te verkeren als zij, haar bezoeken, om haar heel behoedzaam en zo ongemerkt mogelijk te voorzien van en te verrijken met verscheidene betere begrippen.
[3] En dan zijn vaak honderd aardse jaren nog een te korte tijd om de op deze wereld zo totaal bedorven ziel in een heel povere hemelse orde te brengen.
[4] Maar het is en blijft vrijwel onmogelijk om haar hoger te brengen dan de onderste, eerste en zuivere wijsheidshemel, want haar brein raakt de trieste eerste merktekenen nooit kwijt, waaruit zich van tijd tot tijd steeds nog een soort aanspraak op wraak en bezinning op wraak ontwikkelt, hetgeen in het nu steeds beter verlichte brein ook weer een beeld achterlaat en maakt, dat het gemoed van de ziel inziet dat het weliswaar heel goed met haar gaat, maar dat deze goede gang van zaken lang geen compensatie is voor alles wat zij tot nu toe heeft doorstaan.
[5] Zij lijkt op een oude, Romeinse soldaat die vanwege zijn leeftijd en zijn grote aantal verwondingen en littekens van de keizer een boerderijtje ten geschenke kreeg, waarop hij zich met de vlijt van zijn handen een heel goed bestaan kan verschaffen. Maar de oude soldaat mort toch wanneer hij zijn littekens ziet en zegt: 'Goed is goed, maar veel te weinig voor mij, die voor keizer, volk en vaderland zo vaak mijn leven in de waagschaal heb gesteld! Mijn buren hebben nooit tegen een machtige, kwade vijand gevochten, zij hebben een gezond en ongeschonden lichaam en kunnen hun velden gemakkelijk bebouwen. Ik heb ook wel dienstknechten en dienstmaagden die mij helpen bij het werk, maar toch moet ik zelf ook mijn handen uit de mouwen steken als ik iets behoorlijks wil hebben. Ik hoef weliswaar de keizer geen belasting en geen tiende te geven zolang ik leef, en ook mijn kinderen tot in het vijfde nageslacht niet, speciaal als een van mijn zoons voor keizer en staat de wapenrok zal dragen, maar dat mankeerde er nog maar aan, als iemand zoals ik nu ook nog de keizer belasting zou moeten betalen! Maar toch, ook zonder belasting vind ik dit loon, dat op zichzelf heel behoorlijk is, veel te weinig!'
[6] En zo, op die manier, mokken dan ook de zielen van de onderste hemel aan een stuk door, vooral wanneer zij zich herinneren dat zij veel doorgemaakt hebben en nu, als zaligen, zelf moeten werken, en zelfs heel ijverig moeten werken om, net als toen zij mensen op aarde waren, in het nodige levensonderhoud te voorzien, alleen met het vervelende verschil dat zij zich daar geen overmatige overvloed kunnen verwerven, want dat bestaat in het hiernamaals niet, omdat de leiders van de verenigingen dat heel zorgvuldig weten te vermijden en te voorkomen. En zo zijn dan deze zalige zielen nooit helemaal gelukkig, omdat zij door hun aard altijd wat te kort komen.
[7] Ja, natuurlijk komen zij heel wat te kort, maar dat, wat zij mislopen, is voor de meesten van hen zo goed als volkomen voor eeuwig onbereikbaar, omdat zij de grondelementen daarvoor in het geheel niet bezitten. Zij lijken ook op mensen die zo heel graag net als vogels in de lucht zouden willen rondvliegen en daarom vaak uiterst bedroefd zijn, omdat hun als mensen die voortreffelijke eigenschappen onthouden zijn waarin zich zoveel onnozele dieren in een zeer volmaakte graad kunnen verheugen.
[8] Maar wat baat de mensen dat getreur? Voor het vliegen ontbreken hun de grondelementen, en dus kunnen zij ondanks al het getreur en ondanks al het gemor toch niet bereiken wat de vogels bezitten, namelijk de kunst van het heerlijke, vrije vliegen.
[9] Mijn Cyrenius, nu heb Ik jou en jullie allen heel duidelijk laten zien wat een ziel in het hiernamaals te wachten staat door haar verwereldlijking aan deze zijde, omdat zij buiten Mijn orde, die nu eenmaal alles omvat, beslist niet te helpen is, -tenzij men haar bestaan geheel zou opheffen en er een ander voor in de plaats zou stellen, waarmee de ziel echter ook beslist niet geholpen zou zijn!
[10] Iedere ziel moet zich ooit zelf tot ontwikkeling brengen: hier gemakkelijk, of in het hiernamaals moeilijk, daarvoor zijn haar de middelen ingeplant. Verzuimt zij het hier, omdat zij zich te veel door de wereld en haar verlokkende schatten heeft laten verleiden, dan zal zij het in het hiernamaals moeten doen. Op wat voor manier, heb Ik jullie zoëven heel duidelijk laten zien, en de vragen die je op je hart had, heb Ik voldoende beantwoord. Ook al kijken jullie er nu niet al te vriendelijk bij, dan kan Ik jullie toch met helpen en Ik kan het onmogelijk anders maken dan het gemaakt en gesteld is; want drie keer drie kan nooit zeven, maar altijd alleen maar negen zijn. De appelboom moet eeuwig appels en de vijgeboom eeuwig vijgen als vrucht dragen!"
«« 238 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.