De eeuwige grondwet van de naastenliefde.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 39 / 263 »»
[1] "Kijk, de praktische toepassing van alle wetten van Mozes en van alle voorspellingen van alle profeten bestaat uit het volgende: Heb God, je eeuwige Vader, boven alles lief en heb Je arme en vaak zieke broeders en zusters onder alle omstandigheden net zo lief als jezelf, dan zullen jullie als ware, geestelijk gezonde kinderen van de eeuwige Vader in de hemel even volmaakt zijn als Hij Zelfvolmaakt is, - en daarvoor zijn jullie eigenlijk voorbestemd! Want wie niet zo volmaakt wordt als de Vader in de hemel volmaakt is, zal niet bij Hem komen en voor eeuwig aan Zijn tafel eten.
[2] Kijk, Mijn Cyrenius, dit omvat alles wat je voorheen als een moeilijk te overwinnen, werelds kwaad zag! Weliswaar is de leugen in de wereld onder de mensen ingeworteld en moeilijk te bestrijden, omdat deze een erge, fundamentele ziekte van de ziel is, maar door de waarheid te gebruiken, die uit de liefde voortkomt zoals het licht uit de vlam, kan men met de leugen gemakkelijk afrekenen. Wanneer je echter licht nodig hebt voor het verlichten van een duister vertrek, zal men jouw wijsheid dan prijzen als je het vertrek meteen maar liever in brand steekt en het daardoor verwoest? Daarom moeten Mijn woord en Mijn leer niet door het zwaard verbreid worden!
[3] Als je iemand die een pijnlijke wond heeft, wilt genezen, moet je hem naast de te genezen wond niet een nieuwe en nog tienmaal zo erge toebrengen. Als Je dat zou doen, zou het beter geweest zijn wanneer je de eerste wond ongenezen gelaten zou hebben!
[4] Waarlijk, wie Mijn woord en Mijn leer met het zwaard in de hand wil verbreiden, zal voor zijn ijver geen zegen van Mij ontvangen, maar zal zelf in de grootste duisternis uitgestoten worden! Als je een vertrek' s nachts met zuivere olielampen verlicht, zullen allen die daarin zijn een aangenaam licht hebben; steek je echter het hele vertrek in brand, dan zullen allen je beginnen te vervloeken en je als een gevaarlijke gek ontvluchten.
[5] Wie preekt om zielen te genezen, moet wel verstaanbaar maar tevens toch zachtzinnig spreken, en niet als een razende, die van woede en razernij schuimbekt. Want een van woede schuimbekkend mens verbetert niemand met zijn woeste geschreeuw! Hij maakt dat de toehoorders hem bespotten en uitlachen, of .hem, als hij nog harder gaat schreeuwen, tenslotte zelfs met knuppels en vuisten uit de gemeente stoten.
[6] Laat ook niemand verzoenende woorden tegen zijn broeder spreken als hij zelf inwendig nog geërgerd is, want uiteindelijk geeft hij zijn ergernis in zijn geestdrift te veellucht en wordt kwaad. Daardoor heeft hij zijn broeder niet alleen niet vergevingsgezind gemaakt, maar alleen nog meer tot het tegendeel geprikkeld en daarmee het goede doel dat hij zich had voorgesteld ver naar de achtergrond weggedrukt!
[7] Ja, jullie.moeten bij de verbreiding van Mijn leer altijd vriendelijk kijken, want met Mijn leer komen jullie toch met het aangenaamste en verheugendste bericht uit de hemelen bij de mensen en jullie moeten hun dat ook met blij en vriendelijk gedrag meedelen!
[8] Wat zou iemand wel tegen je zeggen als je naar hem toekwam en hem uitnodigde voor een feestmaal, maar de uitnodiging als volgt inkleedde: 'Luister, onwaardige, door God vervloekte zondaar! Ik haat je weliswaar vanwege je zonden en Gods gerechtigheid, maar toch ben ik gekomen om je met al de mij ten dienste staande middelen te dwingen naar mijn feestmaal te komen, omdat ik je anders voor altijd zal vervloeken en verdoemen. Maar als je komt, kun je, tenminste zolang als de feestdag duurt, verzekerd zijn van mijn genade en welwillendheid!'
[9] Zeg eens, wat voor gezicht de genodigde bij zo'n uitnodiging zou zetten en of de belegde feestmaaltijd voor hem ook wel een feestmaal zou zijn! Ik denk dat ieder mens, hoe dom ook, voor zo'n uitnodiging zou bedanken! Als hij niet sterk in zijn schoenen staat zal hij wel komen om daarmee onder de bedreiging van de kwade gevolgen uit te komen, maar als hij zich sterk genoeg voelt, zal hij de brute uitnodiger oppakken en hem uit zijn huis gooien. Dat hij zo'n uitnodiging zeker niet zal aannemen, is vanzelfsprekend.
[10] Juist daarom moet er bij de uitbreiding van Mijn leer, die ook een ware uitnodiging is voor een hemelse feestmaaltijd, vóór alles op gelet worden dat al degenen die Mijn leer onder de mensen van de aarde zullen verbreiden, als echte hemelse boden vervuld van vriendelijkheid en liefde, temidden van de mensen rondgaan en zo het evangelie verkondigen. Want men kan bij het verkondigen van iets buitengewoon heugelijks en goeds toch geen gezicht trekken als een plotseling opgekomen donderwolk. En als iemand dat toch zou doen, zou hij óf een dwaas, óf een grappenmaker zijn en als zodanig geheel ongeschikt voor de verbreiding van Mijn woord. - Heb jij en hebben ook jullie anderen allen dat wat Ik nu heb gezegd wel goed begrepen?"
[11] CYRENIUS zegt, berouwvol geworden door de waarheid van Mijn waarschuwing: "Heer, enige Waarachtige, ik heb het allemaal goed begrepen en ik voor mij zal mij in alles streng daaraan houden! Natuurlijk kan ik niet voor alle anderen instaan, maar ik geloof dat zij U allemaal net zo goed hebben begrepen als ik. Ik zie nu tevens in hoe erg en hoe vaak ik mij bezondigd heb aan de mensheid, terwijl ik naar beste weten, geweten, wil en willen dacht te handelen! Wie zal die zonden van mij weer ongedaan maken bij degenen, tegen wie ik heb gezondigd?"
[12] IK zeg: "Maak je daar nooit zorgen over, maar wees bezorgd over het toekomstige! - Maar nu zal er direkt iets anders aan de orde zijn!"
«« 39 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.