[2] O, nu erken ik wel dat er maar één ware God is, maar slechts zij zullen Zijn heilig aangezicht zien, die een volkomen rein hart hebben! Ik zal dat wel niet gemakkelijk te zien krijgen, want mijn hart was reeds heel erg onrein! Jou zal dat wel lukken, vriend Zinka, want aan jouw hart ontdek ik vrijwel niets onreins, behalve de plaats en de draad waardoor jij noodzakelijkerwijs nog enige tijd met de wereld verbonden moet blijven!
[3] Maar nu pas zie ik, nog wel wat veraf, het brede einde van de laan. Nu is er geen spoor meer van een zee, overal zie ik weelderig begroeid, wondermooi land, tuin na tuin. Overal staan de prachtigste huizen en paleizen! Ach, dat is me toch een onbeschrijflijke pracht!
[4] Mijn vriend zegt dat dit nog lang geen hemel is, maar dat het het paradijs is. In de hemel is nog geen sterveling gekomen, want daarheen is tot op heden nog geen brug gebouwd. Alle goede mensen die vanaf het begin der schepping op aarde hebben geleefd, verblijven hier met Adam, Noach, Abraham, Isaäk en Jacob. Die hoge bergen daar begrenzen dit buitengewone, wonderbaarlijk heerlijke land. Wie die bergen zou beklimmen, zou wel de hemel zien met Gods grote engelenscharen, maar zolang er over de grote bodemloze kloof niet voor eeuwig een vaste brug zal zijn gebouwd, kan daar niemand binnenkomen.
[5] Wij gaan nu zo snel als de wind. De lichtmens in mij heeft reeds de grootte van een achtjarige jongen en het lijkt me toe, dat zijn gedachten als bliksems door mijn gehele wezen flitsen. Ik voel hun onbegrijpelijke verhevenheid en diepte wel, maar hun vormen begrijp ik nog niet. Daarin moet iets buitengewoon wonderbaarlijks gelegd zijn! Iedere uitgaande gedachtebliksem verschaft mij een onbeschrijflijk gelukzalig gevoel! Zo'n zaligheid kent de gehele aarde niet, -kan zij ook niet kennen! Want de gehele aarde is toch slechts een genade oordeel van God, - maar toch een oordeel, en in het beste oordeel vind je altijd maar weinig zaligheden.
[6] Nu komen wij al heel dicht bij de hoge bergen en het wordt steeds prachtiger! Wat een onbeschrijflijke, afwisselende veelheid van wonderen! Duizend mensenleeftijden zouden niet voldoende zijn om ze allemaal te beschrijven!
[7] En kijk daar eens, bij de bergen wonen ontelbare, beeldschone mensen! Maar ons beiden, dat wil zeggen mij en mijn goede vriend, schijnen zij niet op te merken, want zij passeren ons snel en onbekommerd, zonder te laten blijken dat zij ons zien, terwijl alle bomen mijn vriend toch duidelijk zichtbaar begroeten! Een wonderlijk geestenvolk is dat maar!
[8] Aha, aha, intussen hebben wij ook de top van een hoge berg bestegen! O God, o God, daar staan we nu, en ik vooral, helemaal.ten einde raad! Heel ver weg zie ik steeds duidelijker een grote horizon, die helderder is dan het zonnelicht. Daar moet het begin van Gods hemel zijn, die daarachter steeds verder gaat, hoger en eeuwig door hoger!
[9] Maar tussen hier en daar gaapt een kloof, groter dan de ruimte tussen de aarde en de zon! Daarover zal nu een brug gebouwd worden! Bij God zal dat ongetwijfeld allemaal wel mogelijk zijn!
[10] Maar nu is mijn innerlijke lichtmens reeds zo groot als Ikzelf, en vreemd, ik wordt nu slaperig en de vriend zegt, dat Ik op de groene en geurende welde moet uitrusten! Dat zal ik ook doen!"
«« 53 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.