[2] Dat is inderdaad geen al te makkelijk stuk werk voor iemand die door allerlei vergissingen al geheel en al in beslag is genomen; maar als je zelf een waar licht hebt, kun je degene die behoefte heeft aan licht ook spoedig een waar licht geven. En het is iets heel anders, wanneer je iets leert van iemand die datgene wat hij een ander bijbrengt zelf door en door begrijpt, dan van iemand anders die de schijn wekt dat hij ook wel deskundig is en van de zaak in kwestie zo vaag iets gehoord heeft, maar uiteindelijk als leraar op dit gebied in feite evenveel begrijpt als zijn leerling.
[3] De leraar die grondig onderlegd is, zal met allerlei deugdelijke en passende beelden en gelijkenissen het moeilijk te vatten onderwerp met weinig moeite begrijpelijk maken, terwijl de pseudo leraar, om de indruk te wekken dat hij een diepgaande kennis heeft, slechts zijn uiterste best zal doen om het onderwerp dat hij moet onderwijzen met dermate duistere en mysterieuze frases te versluieren, dat de leerling daardoor na het onderricht nog tien keer meer verward is dan hij al was.
[4] Ik stel me de zaak als volgt voor: De echte, kundige leraar treedt zijn leerling tegemoet als iemand die met een grote, gesloten lantaarn bij een mens komt die in een pikdonkere nacht verder wil trekken in de woestijn om overdag niet de kwellende hitte te hoeven verdragen. De reiziger vraagt dan wel meteen aan de gids met de gesloten lantaarn: 'Hoe zullen wij in de duisternis in de woestijn zonder licht de weg vinden? Onze kamelen en paarden zullen in deze duisternis onwillig worden en geen stap willen verzetten!
[5] En dan zegt de goede gids: 'Maak je daar geen zorgen over! In deze nu nog gesloten lantaarn bevindt zich een licht, dat zodra ik de kleppen van de lantaarn open doe, over de hele woestijn een licht zal verspreiden als de opgaande zon! Geen van onze lastdieren zal onwillig worden! ,
[6] En zo beginnen ze in het volste vertrouwen met de reis! In het begin van de reis maakt de gids slechts een heel klein klepje van zijn wonderbaarlijke lantaarn open en meteen komt er zo veellicht uit te voorschijn, dat ze daardoor alle struikelblokken op de weg goed kunnen ontwijken. Dan meent de reiziger: 'Ja, met zo'n licht kan men inderdaad goed reizen, de woestijn zal ons geen zorgen baren! ,
[7] Maar wat kijkt de reiziger er van op, als de gids alle kleppen van de grote lantaarn open zet en een waar zonlicht opeens de hele woestijn verlicht alsof het klaarlichte dag is, zodat zelfs de wilde en verscheurende dieren die hier en daar op een goede buit loeren snel op de vlucht slaan terwijl de vreedzame vogels des hemels ontwaken en hun vrolijk lied beginnen te zingen, alsof de zon werkelijk al op is gegaan! -Dat zou het licht van de goede gids zijn!
[8] Maar nu komt de pseudo gids met een echt nachtlampje in de hand en zegt tegen de man die wil reizen: 'Kom, laat ons door de woestijn trekken!' De reiziger zegt: ' Zullen we in de pikdonkere nacht wel voldoende hebben aan jouw licht?' En de gids zegt met een mysterieus pathos: 'Vriend, mijn lampje lijkt weliswaar slechts een zeer zwak schijnsel te verspreiden; maar het is een magisch licht, waarmee men zelfs in een nacht die nog veel donkerder is buitengewoon goed de weg kan vinden!
[9] De reis begint. De kamelen blijven telkens staan en willen niet verder; want met zo'n licht worden hun ogen alleen maar nog meer verblind zodat ze daardoor pas echt niets meer zien. Ze gaan liggen en zijn absoluut niet meer in beweging te krijgen.
[10] Dan zegt de reiziger: 'Ik wist toch al bij voorbaat dat het met zo'n klein lichtje niet zal gaan, ook al is het nog zo'n kleine woestijn! Wat moeten we nu doen? We zijn nu eenmaal onderweg en het ziet er treurig uit!' Overdreven ernstig zegt dan weer de bij zichzelf zeer verbaasde gids: De dieren zijn moe en hebben wilde dieren geroken -hoe ver die ook weg zijn -en gaan tot ons geluk niet verder! ' De reiziger zegt: 'En wat moeten we dan als de wilde dieren lucht van ons krijgen en ons in deze nacht een zeer onaangenaam bezoek komen brengen?' De gids die nog veel banger is dan de reiziger, verzekert hem: 'O, in zo'n nacht hoeven we daar niet bang voor te zijn; want het is nog nooit voorgekomen dat een reiziger ooit door de wilde dieren is lastig gevallen in zo'n nacht!' Gelukkig komt er inderdaad geen wild dier zo aan de rand van de woestijn tevoorschijn. De gids en de reiziger wachten tot het dag wordt en spreken elkaar, zo goed als het gaat, tot dan moed in.
[11] Precies zo, lijkt me, gaat het ook met de geestelijke begeleiding die door een pseudo gids plaatsvindt. In de woestijn en de nacht van dit aardse leven, waar leraar en leerling allebei niets zien, houdt de zich wijs voordoende leraar de leerling ook aan het lijntje door te zeggen, dat alle mysterieuze dingen later ooit, aan gene zijde, geopenbaard zullen worden. Maar de zogenaamd wijze leraar is hierbij nog banger voor de dood van zijn lichaam dan zijn onervaren leerling; want de leerling heeft in ieder geval nog zijn blinde droomgeloof, terwijl zijn zogenaamd wijze leraar ook dat allang niet meer heeft~'
«« 119 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.