[2] Na alle buigingen stapte er een voorname Griek, Roclus.genaamd, op Cyrenius af, deed zijn mond open en sprak: 'Zeer rechtvaardige, gestrenge en doorluchtige heer, heer, heer! De zaak waarom het hier gaat is, dat aan Marcus de oude krijgsman en nu visser, door uw vrijgevigheid een aanzienlijk deel van onze gemeentegronden, waarvoor wij veel cijns betalen als omheind eigendom in handen is gegeven. Door onze herders die bedroefd waren over dat mooie stuk land, zijn wij dit nog droever uitziende bericht een uur geleden te weten gekomen.
[3] Welk ongeluk ons Caesareeërs, die vroeger zo welgesteld waren, heeft getroffen, daarvan getuigen de hier en daar nog rokende ruïnen. Wij zijn nu in de ware zin van het woord de armzaligste bedelaars van de wereld. Gelukkig is hij die bij de grote brand iets van zijn have kon redden! Ons arme saters was dat geluk niet beschoren, want het vuur greep zo snel om zich heen dat wij en nog velen van ons, de goden nog zeer dankbaar moeten zijn dat wij het vege lijf hebben kunnen redden. Enig vee is nu onze hele have, wij zijn nu weer nomaden geworden; maar hoe kunnen we zelfs dit laatste bezit behouden als uw vrijgevigheid voor geboren Romeinen onze beste gronden van ons afneemt en als volledig onaantastbaar eigendom omheint voor hen die het geluk hebben in uw hoge gunst te staan?!
[4] Wij willen u daarom alleen maar smekend vragen, of de nu zo overgelukkig geworden Marcus aan ons een schadevergoeding moet geven of niet! Zo helemaal zonder schadevergoeding zou deze onteigening in onze huidige, penibele situatie toch wel iets zijn dat in de geschiedenis der mensheid moeilijk ergens zijn weerga zou vinden. - Allerhoogste heer, wat hebben wij armen te verwachten?"
[5] CYRENIUS zegt: 'Waar hebben jullie het over en wat willen jullie, brutale halfmensen?! Dit grondstuk heeft sinds vijfhonderd jaar bij deze berg en deze vissershut behoord, en was volkomen waardeloos omdat het een pure zand en steen woestenij was. Er behoorden echter nog twintig morgen land bij die niet omheind en dus aan de stadsgemeente overgelaten werden om vrij en naar believen over te beschikken. Bovendien hebben jullie je nu aan mij voorgedaan als berooide armen en bedelaars, die hun hele hebben en houden zijn kwijtgeraakt! Wat moet ik nu over die boosaardige leugenachtigheid van jullie zeggen?! Ik weet wel dat jullie huizen in de stad door het vuur zijn verwoest, en ik weet precies hoe groot jullie schade is; maar ik ben ook bekend met jullie grote bezittingen in Tyrus en Sidon en ik weet dat juist jij, Roclus, daar zoveel schatten bezit, dat je je zonder meer met mij zou kunnen meten! En datzelfde geldt voor alle elf die nu met je hierheen gekomen zijn!
[6] Jullie twaalven hebben nog zoveel schatten en rijkdommen, dat jullie zelf de door het vuur verwoeste stad minstens tienmaal zouden kunnen opbouwen; en toch komen juist jullie om je over je armoede te beklagen en mij van onrecht te beschuldigen omdat het zuiver rechtmatige eigendom van de oude Marcus, die in iedere vezel van zijn leven een man van eer is, van dat van jullie werd afgezonderd! Zeg maar welke naam ik jullie moet geven!
[7] Ga en bekijk de grond die Marcus buiten de tuinmuur nog volledig in bezit heeft! Het is nog ruim twintig morgen land. Ik verkoop het aan jullie voor tien zilvergroschen. Als jullie vinden dat het dat waard is, betaal dan de tien groschen en de grond is van jullie! Behalve in de Sahara in Afrika vind je nergens op de goede grote aarde een slechtere gleba* (* Gleba: latijn voor 'aardkluit'.); want behalve zand en dode steenslag en hier en daar een verkommerde distel zul je niets vinden!
[8] Maar jullie zijn rijke mensen, jullie kunnen van ver weg aarde laten aanvoeren en daarmee deze kleine woestenij bedekken en tot vruchtbaar land maken! Ook kunnen jullie van ver weg een zeer dure waterleiding aanleggen om het op die manier gecultiveerde grondstuk in de zomers, die hier meestal droog zijn, behoorlijk te irrigeren, en dan hebben jullie een heel behoorlijk stuk land rechtmatig in jullie bezit gekregen! Maar met die ongemotiveerde aanspraken zullen jullie bij mij eeuwig niets bereiken, .en ik zal jullie metterdaad bewijzen, dat na jullie huidige zeer onrechtvaardige verzoek altijd slechts de sterkere het recht aan zijn kant heeft! -Wat willen jullie nu doen?"
[9] Behoorlijk geschrokken van de krachtige taal van.de opperstadhouder zegt ROCLUS: 'Heer, heer, heer! Wij zijn het niet zelf die aanspraken wilden laten gelden, maar wij zijn slechts vertegenwoordigers van degenen die in de verwoeste stad in volle ernst een jammerlijk bestaan lelden. Wij hebben al veel voor hen gedaan, en de hele stadsgemeente, die nu totaal verarmd is, heeft ons slechts uit dankbaarheid al de omliggende gronden volledig in eigendom gegeven, en tegen ons gezegd, dat ook deze gronden aan de zee hun gemeentelijk eigendom waren!
[10] In dat geval, dachten wij, kan het ons beslist niet onverschillig laten dat iemand op onbevoegde wijze daar een deel van neemt, cultiveert en het gecultiveerde deel meteen laat omheinen met een ontoegankelijke, massieve muur, en dat met een werkelijk sprookjesachtige snelheld, -wat natuurlijk jullie Romeinen die door de oorlog zeer bedreven zijn, wel mogelijk kan zijn, omdat jullie in het veld niet zelden in weinige ogenblikken een legerplaats voor honderdduizend man op kunnen zetten!
[11] Nu de zaak dus heel anders blijkt te zijn, zien wij eenvoudig van onze eisen af en gaan naar huis! De nog overblijvende twintig morgen land die buiten de muur liggen, kan de oude, brave burger ook nog voor zichzelf erbij laten omheinen en wij verklaren hierbij dat hij noch door ons, noch door de stadsgemeente ooit in zijn vrije bezit gestoord zal worden. Maar wij geloven toch wel dat hij aan de stad, vanwege zijn alleenrecht als visser, voortaan de van ouds gebruikelijke tiende moet afdragen!"
[12] CYRENIUS zegt: 'O ja, maar jullie moeten bewijzen wanneer de stad dit recht verkregen heeft! Mij is in dit opzicht geen document bekend, omdat ik tijdens mijn huidige, nu reeds bijna vijfendertig jaar lange diensttijd daar nooit iets van gezien heb. Want pas onder mij heeft het vroegere dorp stadsrechten verkregen en wel ter ere van mijn broeder die Rome meer dan veertig jaar had bestuurd. Mij zijn derhalve alle plaatselijke omstandigheden van deze stad precies bekend. Van een vis-tiende die deze stad wettig te vorderen zou hebben, weet ik niets; wel weet ik dat men die onwettig uit naam van de stad gevorderd heeft en dat mijn Marcus verplicht was jullie die steeds te betalen, waarvoor hij als hij kwaad zou Villen een volledige terugbetaling zou kunnen eisen, wat hij echter niet Zal doen omdat hij een te eerlijk en te ingoed mens is. Maar dat hij in het vervolg aan jullie geen onrechtmatige tiende zal betalen, daar sta ik voor in.
[13] In plaats van jullie nu enig recht te geven, maak ik jullie als afgevaardigden van deze stad bekend dat ik uit hoofde van mijn macht, uitgaande van de keizer, de oude Marcus benoem tot overste over de stad en haar wijde omliggende gebied, en hem bekleed met alle macht die ik zelfheb, en dat in het vervolg alleen hij over jullie en al jullie aangelegenheden volledig recht mag spreken, en dat jullie allen aan hem de verplichte schatting af moeten dragen! Dat zeg ik jullie nu mondeling, maar hij zal zich geheel volgens de wet met de papieren, de staf en het zwaard en de gouden weegschaal der gerechtigheid legitimeren! Slechts in heel bijzondere gevallen zal een beroep op mij gedaan kunnen worden, maar verder zal hij alles beslechten! -Bent u daarmee tevreden?"
«« 16 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.