De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 175 / 276 »»
[1] AZIONA zegt: 'Wel, dat hangt er in eerste instantie vanaf, of ik dat geheel en al wil! Inderdaad nemen we niet gemakkelijk iets aan, als we van te voren niet opvallende verschijnselen gezien hebben. En aan de zichtbare werking van de door u aan mij bekend gemaakte reden ontbreekt het hier absoluut niet; mijn voorraadkamer is vol etenswaren, en nu hier deze wijn uit het puurste water! Dat zouden dan toch, zoals men zegt, aardig tastbare bewijzen ervoor zijn! Maar het komt er nu op aan om duidelijk te weten of jullie misschien niet toch heimelijk een of andere specificum bezitten dat in nog zo geringe hoeveelheid toegevoegd ieder zuiver water in wijn moet veranderen! Dat zal waarschijnlijk wel niet het geval zijn; maar die gedachte moet wel bij iemand opkomen, als hij dit zuivere wonder ziet; en zolang men die gedachte niet kan tegenhouden, is er geen sprake van dat er helemaal geen twijfel is, en werkt het door u goed beschreven volledige geloof ook niet! En daarom zie ik bij voorbaat maar al te goed in, dat niemand van ons, bewoners van deze plaats, ooit in staat zal zijn om ook maar een druppel water de smaak van wijn te geven!
[2] Wij leven hier weliswaar zo armzalig als maar mogelijk is, -onze voeding bestaat slechts uit geitenmelk, vis en water; want verder is er niets in deze woestijn -; maar we zijn er mee tevreden in onze allerpuurste natuurtoestand. Deze sluit de door ons overalopgedane ervaringen niet uit. Op vele en verre plaatsen in de wereld zijn wij geweest; want wij waren zangers en magiërs, en ik heb in Athene het apothekersvak geleerd om bepaalde geheime stoffen te bereiden, door middel waarvan men voor de vele leken een groot aantal wonderen tot stand heeft kunnen brengen.
[3] Kortom, ik bezit, hoe eenvoudig ik er hier ook uitzie, allerlei kennis en ervaringen! Ik ken het levenskruid van de koningsslang en ik ken de wondersteen Bezoar. Ik ken Azië tot ver in Indië, ik ken Europa, was in Spanje, in het land van de Galliërs en ook in Brittannië, ik ken de gewoonten en de talen van deze landen, kwam weer naar Griekenland en leerde daar wijzen kennen van de school van de grote wijze Diogenes en zei toen: 'O, wat is de mens toch een grote dwaas! Hij trekt door landen en grote rijken vanwege dat domme geld; Diogenes, de grootste wijze, was gelukkig in zijn ton, omdat hij als geen ander heel duidelijk heeft ingezien, begrepen en bewezen, dat de wereld en haar schatten totaal niets te betekenen hebben en het vergankelijke aardse leven volledig waardeloos is..
[4] Tien jaar geleden verliet ik toen met mijn gezelschap Athene en trok naar deze verlaten plek, weg van de wereld. Hier bouwden wij deze hutten, waar we nu heel tevreden in wonen. Wij worden gevoed door onze kleine kudde geiten, die we mee hadden genomen, en de hier rijkelijk voorkomende vis, waarvan we alleen met het overtollige, vanwege het zout, een beetje handel dreven met de stad Caesarea.
[5] Maar nu deze stad enkele dagen geleden aan de vlammen ten prooi is gevallen, is ook deze handel natuurlijk opgehouden, en wij allen hebben nu al vier dagen lang tot onze grote vreugde ondervonden, dat men ook zonder zout kan leven, omdat men toch door een of andere onzichtbare macht van de natuur gedoemd is te leven.
[6] Want ik en wij allen denken dat het leven een straf is voor de kleine natuur, welke wij, levende wezens, vertegenwoordigen, omdat ze zich heeft losgemaakt van de grote algemene natuur. Het denkende wezen dat zich van zichzelf bewust is, moet alle bekoringen van het leven voelen, om zich er dan tenslotte des te pijnlijker door de zekere dood van te moeten losmaken. Daarom is voor een ware wijze het volgende van het grootste belang, waar wij allen geheel van doordrongen zijn: Wat het minste waarde heeft moet men vroegtijdig volkomen leren te verachten, en de dood moet men als de verzoening met de grote natuur beschouwen en als het grootste geluk van ieder levend wezen zien! Is een mens daarin eenmaal groot en bekwaam geworden, dan heeft hij daarmee ook het enig ware en grootste levensgeluk bereikt. Hij leeft dan heel tevreden en verlangt geheel en al naar de dood, die de grootste vriend is van ieder levend wezen.
[7] Wij beleven ware vreugde aan ieder die wij met onze geringe middelen een dienst kunnen bewijzen; maar wij hebben ook om goede en ware redenen medelijden met ieder die zijn best doet om iets in de wereld te bereiken. Waarom zoveel moeite doen en zich zorgen maken om iets, wat letterlijk alleen maar van vandaag tot morgen bestaat? En wie ons iets anders wijs wil maken, laten wij slechts de graven van de doden zien, waaruit nog geen enkel wezen weer levend te voorschijn is gekomen! Wat men was, dat wordt men ook weer, namelijk aarde die dient als voeding voor de gelukkige planten, die bestaan en niet voelen dat ze bestaan, en niet denken dat ze zullen vergaan. O, hoe groot en heilig is het niet-leven vergeleken met het leven, dat zich duidelijk van zichzelf bewust is!
[8] Het lijkt erop dat jullie ook zulke vaardige kunstenaars zijn, die proberen een zogenaamd aards geluk te verwerven!? Wij, zeer gelukkigen, kunnen alleen maar medelijden met jullie hebben als jullie het ware levensgeluk op een ander terrein willen zoeken dan alleen daar, waar het blijvend te vinden is. Blijf hier, en bouw kleine woonhutten zoals die van ons! Neem voor dit onbeduidende, helemaal nietszeggende alsook niets betekenende leven met zo min mogelijk genoegen, dan zullen jullie langzamerhand leren inzien en begrijpen hoe juist en waar het is, wat ik jullie zojuist heb gezegd!
[9] En jij, woordvoerder, zult dan ook begrijpen, dat deze reële kennis van mij veel meer waard is dan jouw vaste, ongetwijfeld volle geloof! Wat heeft het voor zin, als je met je volle geloof hele rijen bergen verplaatst, maar uiteindelijk toch moet sterven en in de nooit eindigende vernietiging moet overgaan? Wij allen zijn niets meer dan een spel van de grote natuur tussen aarde, maan en zon! Tussen deze drie vormen zich toevallig wetmatigheden, die momenteel het leven op de aardbodem veroorzaken. De blinde, zwak bezielde mensen zien dat natuurlijk niet in; maar wij, die door zeer vele stralen van de zon zijn gereisd, hebben het leren kennen en kunnen met het beste geweten van de wereld aan iedereen vertellen wat het leven is en wat men er van te verwachten heeft'
[10] Hierna zweeg Aziona.
«« 175 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.