[2] Maar er was ook nog een andere reden voor het feit dat kleine plaatsen daar vaak geen naam hadden en dat was de volgende: Om het koloniseren en cultiveren van de onherbergzame en woeste streken te vergemakkelijken en sneller te laten verlopen was het bij de Romeinen gebruikelijk, dat een nieuwe kolonisatie met de bijbehorende nieuw gebouwde plaatsen gedurende twintig, dertig, veertig tot vijftig jaar geen belasting hoefde te betalen, al naargelang een streek meer of minder tijd nodig had voor de volledige cultivering. Wel, dat de joden en Grieken, die nooit bijzonder goede vrienden van het betalen van belastingen waren, deze humane Romeinse wet zeer in hun voordeel wisten uit te buiten, zal zeker niemand ook maar enigszins betwijfelen. Daarom gaven ze een nieuw gebouwde plaats geen naam, en als een Romeinse commissaris hun er ooit naar zou vragen, zou de plaats pas tien jaar oud zijn, ook al had deze er al meer dan een halve eeuw op zitten. Nadat zo'n plaats dan door een commissaris bezichtigd was kreeg hij een nummer maar nog geen naam; pas vanaf dat moment werd de nieuwe plaats na het verstrijken van de wettelijke temlijn belastingplichtig en kreeg een naam.
[3] En zo was dus dit kleine plaatsje waar we zojuist aankwamen naamloos, en hoefde er dus ook nog geen belasting betaald te worden. Deze omstandigheid werkte ook vaak in ons voordeel; want de bewoners van zulke nieuwe of beter gezegd belastingvrije plaatsen waren veel vrijgeviger en toegankelijker. En zo was het ook hier weer het geval. We kwamen precies tijdens zonsondergang op de vooravond van de sabbat in dit waarlijk zeer verborgen plaatsje aan.
[4] De plaats lag hoog in de bergen in een dal dat echt vruchtbaar was en bijzonder geschikt voor veeteelt; maar het was maar van één kant toegankelijk en zelfs daar heel moeilijk. Mensen met hoogtevrees zouden het waarschijnlijk nauwelijks wagen om langs deze steile paden naar boven te gaan. Het dal zelf lag volgens de huidige meting meer dan vierduizend voet boven de zee, wat in Azië evenwel niet al te veel zegt, omdat daar nog veel hoger gelegen bewoonbare plaatsen waren en ook nu nog zijn.
[5] Toen we dus in deze plaats aankwamen zagen al gauw meerdere inwoners ons en ze riepen snel hun oudste en leider, om ons te vragen waarom we hierheen gekomen waren. De leider, een reeds grijs geworden jood, was terstond aanwezig, hij bekeek ons en vroeg toen wat wij hier van plan waren en wat ons ertoe had gebracht om naar deze van de hele wereld afgesloten en ontoegankelijke plaats te klimmen.
[6] En IK zei tegen hem: "Vrede zij met je en met deze hele, waarlijk niet onbelangrijke plaats. Gods rijk is nabij gekomen, wat jullie bescheiden en eenvoudige mensen tijdens de rust die Ik hier bij jullie wil nemen, nog ruimschoots zullen leren inzien! Maar voor dit moment vraag ik je of wij niet voor korte tijd onderdak bij je kunnen krijgen?"
[7] DE LEIDER sprak: 'Jullie zijn geen slechte mensen, dat heb ik op het eerste gezicht gezien; maar jullie zijn een soort avonturiers en dat geeft niets, daarom kunnen jullie wel onderdak krijgen in mijn woning. Maar jullie moeten mij heel veel vertellen over hoe het er nu in de wereld aan toe gaat; want ik ben nu al ongeveer twintig jaar lang niet naar beneden geweest, naar de zondige wereld en weet er dus weinig of helemaal niets van! Ook de bewoners van dit plaatsje gaan maar af en toe naar het in de buurt gelegen stadje of plaatsje Nahima, vanwege het zout dat wij hier niet hebben. Maar in Jeruzalem zijn we, ofschoon we overtuigde joden zijn, al in geen twintig jaar meer geweest. Want daar heerste toentertijd al niets anders dan leugen, bedrog, heerszucht en de stinkendste hoogmoed vanuit de tempel tot in alle lagen van het volk. Hoe zal het er nu dan wel niet uitzien?
[8] Als echte jood trok ik me daarom ook uit ware liefde tot God terug op deze plaats met nog enkele anderen die dezelfde instelling hadden als ik; zodoende stichtten wij hier een weliswaar vrije, maar zo zuiver mogelijke, God de enige Heer trouw toegewijde gemeente, en Hij heeft ons hiervoor al zeer rijkelijk gezegend.
[9] Jullie zijn ook joden en.zullen de tempel in Jeruzalem nog wel zeer hoog achten in verband met jullie zieleheil? Maar jullie zijn nooit schriftgeleerden en. dienaren van de tempel geweest en kunnen daarom ook helemaal met vermoeden wat voor een huiveringwekkend en elk beter menselijk gevoel tartend misbruik er binnen de muren van de tempel gemaakt wordt van de heiligste rechten van de mensen! Ik en verscheidene van mijn vrienden waren daar zeer verontwaardigd over! Wij gingen er vandoor en vonden dit dal, waar we meteen de nodige voeding voor ons lichaam vonden.
[10] In de loop der tijd bouwden we hier deze werkelijk aardige huizen en. we leven hier nu heel gemoedelijk en vreedzaam met elkaar en geven altijd alleen God de eer. Maar één ding moet ik jullie vragen, namelijk dat jullie ons tegenover niemand verraden wanneer jullie weer terugkeren naar de zondige wereld! Dan zijn jullie hier zeer welkome gasten. Laten we nu naar mijn huls gaan dat God de Heer nu zeker welgevalliger is dan de tempel van Salomo in Jeruzalem. In mijn huis bij een goede maaltijd zullen we nog veel bespreken en daar zullen jullie ons pas goed leren kennen!"
«« 260 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.