Barnabe herinnert zich de twaalfjarige Jezus in de tempel

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 263 / 276 »»
[1] Nu ging Eliza naar haar vader die haar onder tranen van dankbaarheid aan zijn hart drukte, haar toen tussen zichzelf en zijn vrouw een plaats aanwees en haar te eten en te drinken gaf van alles wat er was; bijzonder goed smaakte haar Mijn wijn die van water was gemaakt.
[2] Toen zijn dochter daar zo helemaal gezond at en dronk, vroeg DE WAARD Mij met alle eerbied: 'Heer en meester aller meesters! Het is weliswaar zeer dom van Mij om u te vragen hoe u kunt weten, dat ik 'Barnabe' heet en deze dochter van mij 'Eliza'; want als u, door God gegeven, zulke dingen mogelijk zijn, waarom zou het u dan niet evengoed mogelijk zijn om te weten hoe ik en alle anderen heten? Maar ik dacht bij mezelf dat u mij misschien al vanuit Jeruzalem bij een of andere gelegenheid gezien en herkend hebt. En mocht dit mogelijk zijn, dan zou dat voor mij van dubbel belang zijn!"
[3] IK zei: "Zeg Me wat jou nu op deze gedachte heeft gebracht!"
[4] DE WAARD zei: 'Als u me maar bij voorbaat vergeeft wanneer ik me enigszins onbetamelijk mocht uitdrukken, - want ik heb nu al wat wijn gedronken en die heeft mijn tong misschien al iets losser gemaakt; maar ik zal er mijn uiterste best voor doen dat mijn tong me geen te grote schande veroorzaakt!
[5] Ziet u, ongeveer twintig jaar geleden was ik in Jeruzalem nog leviet en eigenlijk al een aankomend Farizeeër (VARIZAR = herder, ook leider van de herders). Het gebeurde op een keer - zoals daarvoor en daarna nooit meer dat ons bij de gebruikelijke toetsing van de twaalfjarige jongens een knaap met de naam Jezus uit Nazareth in Galilea werd voorgeleid. Deze knaap wist toen reeds meer dan alle tempeldienaren samen en hij was eigenlijk de belangrijkste reden waarom ik spoedig daarna de tempel voor altijd heb verlaten.
[6] Maar hier komt nog bij dat ik openlijk moet bekennen, dat u, meester aller meesters, buitengewoon veel lijkt op die werkelijk wonderbaarlijke jongen, vooral in uw gezicht. Ik wil daarmee echter helemaal niet beweren dat u nu de man bent die vroeger deze jongen was, maar het is ook niet bepaald onmogelijk; maar ik wilde hier alleen maar mee zeggen dat het hoogst merkwaardig is, dat verwante grote geesten, wanneer ze één en dezelfde tendens volgen, ook heel vaak in hun gezicht op elkaar lijken.
[7] Deze gedenkwaardige jongen heeft ons gedurende drie dagen in de tempel haarfijn bewezen dat hijzelf de beloofde Messias zou zijn! Daarna heb ik om verschillende redenen vrijwillig de tempel verlaten en ben naar deze eenzame plaats gegaan; later ben ik er nooit meer geweest, ook niet ergens anders, en ik kan dan ook niet weten wat er van deze knaap geworden is. Ik was weliswaar toen een tegenstander van hem; maar het duurde niet zo lang of de beweringen van de knaap werden me steeds duidelijker, de tempel begon me daarentegen steeds meer tegen te staan en steeds ondraaglijker te worden.
[8] ja, de woorden van deze jongen waren mijn redding uit de ware hel van de tempel! En ik zou van u graag ook nog willen horen wat er van deze knaap geworden is! Wat mij toentertijd van die oude verstokte tempelhelden het meest heeft verbitterd, was, dat ze heimelijk een prijs beloofden aan degene die deze knaap bij een of andere gunstige gelegenheid uit de weg zou ruimen. Zolang ik nog in de tempel was is dit weliswaar niet gebeurd; maar nu ik toch al bijna twintig jaar hier ben, -wie weet wat er intussen allemaal door de tempel tegen deze knaap is ondernomen! U, meester der meesters, zult dat zeker allemaal weten, daarom vraag ik u of u mij hierover iets zou willen vertellen!"
[9] IK zeg: 'Zie, juist om die reden ben Ik nu naar jou toegekomen; want Ikzelf ben die knaap die het toen in de tempel de oudsten, Farizeeën en schriftgeleerden flink lastig heeft gemaakt! En nu je dit weet zal het je ook heel gemakkelijk duidelijk worden, waarom Ik meteen bij Mijn komst tegen je zei: 'Vrede zij met je en je huisgenoten! Gods rijk is nabij gekomen!' Maar morgen zullen we hierover pas verder spreken! Laat nu echter voor ons goede slaapplaatsen klaarmaken, opdat we van onze kleine vermoeidheid herstellen en morgen weer daadkrachtig zijn!"
[10] Hierop gaf de waard Barnabe zijn dienaren bevel om onmiddellijk een goede slaapplaats voor ons klaar te maken, en deze deden wat hun bevolen was.
[11] Toen we opstonden van tafel kwam de genezen dochter nog een keer naar Mij toe en dankte Mij innig voor het genezen van haar kwalen, en dat deden de waard, zijn vrouwen zijn andere kinderen eveneens; want allen mochten de mooie en opgewekte Eliza heel graag en ze waren daarom zo blij dat ze hun Eliza nu weer helemaal fris en gezond voor zich hadden. Ik gaf hun allen Mijn zegen en begaf Me toen met Mijn leerlingen snel ter ruste.
«« 263 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.