[2] Daar aangekomen zei IK tegen de bezitter van dit huis: 'Kijk, precies in de richting waar straks de zon zal ondergaan zie je niet ver hier vandaan een witte rotswand van aanzienlijke grootte; wel, dat is puur zout en jullie allen kunnen het meteen gebruiken, zonder enige voorafgaande reiniging! Alleen moeten jullie iets minder van dit zout bij de spijzen doen, want dit is krachtiger dan dat uit Nahim, ofschoon ook het zout uit Nahim weliswaar heel in de diepte -van dit massief wordt gewonnen. Wie van jullie erheen wil gaan moet dat doen en wat zout mee hier naar toe brengen!"
[3] De bezitter van het huis bood onmiddellijk aan om er snel naar toe te gaan, omdat het maar amper een kwartier zou vergen, als men snel liep. Hij nam een schep en een vat mee, maakte met gemak enkele stukken van de bergwand los, vulde het vat ermee en bracht het onmiddellijk naar ons toe. Allen proefden het zout en vonden het voortreffelijk. Toen bedankte men Mij weer. Ik zegende dit hooggelegen huis en vervolgens begaven wij ons allen op de terugweg; ook de ver weg wonende buur ging met ons mee en nam zelfs zijn vrouwen een paar volwassen kinderen mee.
[4] Toen we weer bij het huis van Barnabe aankwamen, wachtten reeds alle inwoners van het plaatsje op ons en prezen zichzelf luid gelukkig, dat ze Mij weer zagen en in hun midden hadden.
[5] En DE BUURMAN, die Ik 's middags van de slangenbeet genezen had, riep luid uit: 'Hosanna in den hoge voor Hem die tot ons gekomen is! Hier is nu het ware, nieuwe Jeruzalem waarover reeds een profeet geprofeteerd heeft; het oude en slechte Jeruzalem zal echter binnen korte tijd te gronde gaan!"
[6] Allen spraken deze woorden na en wel zo enthousiast en zo krachtig, dat het van de vele verre en hoge rotswanden in duizend echo's weerklonk. De bewoners, voor wie dit spel van de natuur nog vreemd was, dachten dat Ik wel een uiterst belangrijk geestmens moest zijn, omdat nu zelfs de lucht en berggeesten met hun lofprijzing ingestemd hadden.
[7] Maar Ikzelf verklaarde hun dit verschijnsel en ze aanvaardden Mijn verklaring ook dankbaar; ze probeerden hun krachtige stemmen nog eens en het klonk wederom terug, ook zonder het hosanna.
[8] En nu geloofden ALLEN en zeiden: 'U bent de enige waarachtige; want een dienaar van de tempel zou ons nu al gestenigd hebben als we niet geloofd hadden dat dit werkelijk berg en luchtgeesten waren geweest!"
[9] Ik zei tegen de waard dat hij eens moest kijken hoe al deze vele gasten, ongeveer tweehonderd, van een avondmaal konden worden voorzien.
[10] DE WAARD zei: 'Heer, alles wat ik heb zal klaargemaakt en opgediend worden; alleen ben ik bang dat het nauwelijks genoeg zal zijn voor iedereen."
[11] Maar IK zei: 'Ga naar binnen om te kijken!"
[12] DE WAARD ging binnen kijken en ontdekte dat al zijn voorraadkamers vol waren met brood, wijn, melk, honing en verse vis en nog een grote hoeveelheid van het fijnste meel voor broodjes en andere spijzen.
[13] Toen kwam hij gauw terug, sloeg zich op de borst en zei: 'O, dit overtreft nu toch wel alles! Ik weet precies wat ik voorheen in mijn provisiekamers had; ze waren slechts karig gevuld voor de behoefte van mijn huis, en nu puilen ze aan alle kanten uit van de grootste overvloed! Dat was U weer, Heer! Ja, nu kan er voor duizenden gekookt worden en niet alleen voor deze tweehonderd! Maar waar haal ik nu zoveel koks vandaan? Mijn lieve buren moeten vandaag wel hun uiterste best doen, want mijn eigen mensen zouden het vóór morgen niet klaarspelen!"
[14] Toen de vrouwen en dochters uit de buurt dat hoorden, gingen ze dadelijk naar de grote keuken en gingen aan het werk en zo was het grote maal binnen een uur klaar.
[15] Het maal was nu wel klaar; maar nu deed zich een heel ander probleem voor. De waard had nu veel te weinig tafels en banken, en zijn kamers waren voor tweehonderd gasten ook te klein. Kortom, het ontbrak hem aan alles voor zo'n gebeurtenis. Daarom kwam hij naar Mij toe en vroeg Mij om raad wat hij moest doen. .
[16] IK zei: 'Ja, Mijn vriend Barnabe, langs natuurlijke weg zal er met veel aan te doen zijn! Als het op deze hoogte niet zo koud was, zouden we hier buiten kunnen gaan zitten; maar de avonden worden nu al zeer koud en donker en daarom gaat het niet meer buiten. In een schapenstal passen weliswaar vele vreedzame schapen; maar omdat je ook geen banken en tafels hebt, is het toch wel een beetje moeilijk. Ook wat het licht. betreft is je huis niet zo goed uitgerust! Dat weet Ik. Maar we zullen toch middelen vinden waardoor we allemaal goed ondergebracht kunnen worden. Kijk in je huis hoe het met tafels en banken zit en kom het me daarna zeggen!'
[17] De waard ging zijn huis binnen, bekeek nu alles en kwam dadelijk vol verwondering terug. Ik vroeg hem hoe het er uitzag.
[18] En BARNABE antwoordde weer vol verwondering: 'O Heer, U bent zo goed, nu pas zie ik overduidelijk in dat voor U geen enkel ding onmogelijk is! De kamers aan de achterkant zijn met meer dan de helft vergroot, tafels en banken zijn er meer dan genoeg, en ook aan de mooiste lampen is geen gebrek. Op alle tafels staan de spijzen reeds klaar op ons te wachten en daarom denk ik, arme zondaar, dat we ons nu naar de kamers moeten begeven om de wonderbaarlijke avondmaaltijd tot ons te nemen."
[19] IK zei: 'Ja, dat doen we nu, dus volg Mij allen; want met jullie heb Ik een goede oogst binnengehaald!"
[20] Ik ging voorop en iedereen volgde Mij. In enkele ogenblikken zat iedereen in goede orde aan de tafels.
[21] Maar voordat iemand een hap naar zijn mond bracht ging DE WAARD staan en sprak: 'Mijn beste buren, luister allen naar mij! Deze maaltijd is een ware goddelijke maaltijd in het paradijs dat verloren ging door de schuld van de mensen. De grote, heilige God en Heer heeft het ons Zelf teruggebracht. Hij zit, o wonder aller wonderen, nu in levende lijve in ons midden en heeft Zelf dit ware paradijselijke maal voor ons toebereid! Deze maaltijd is derhalve een ten hoogste gezegend en heilig maal. Maar wij zijn zondige mensen - en willen nu toch graag dit maal genieten hoewel we onwaardig zijn. Laten we daarom van te voren allen tot de Heer bidden, dat Hij ons onze zonden vergeeft en ons dan een beetje waardiger acht om met Hem deze heilige maaltijd te houden. Verheffen jullie je en spreek met mij: O Heer, Gij Wonderbaarlijke! Vergeefons onze zonden, opdat wij waardiger worden met U aan tafel te zitten!"
[22] Hierop zei IK: 'Ik ben arts en kom om de zieken te genezen. Maar een zondaar is ook een zieke, en zo waren jullie dan ook ziek wat betreft je ziel en lichaam. En daarom heb Ik jullie opgezocht en volledig genezen, en daarom zijn jullie nu geen zondaars meer; neem nu dus welgemoed plaats aan tafel en eet en drink naar hartelust! Maar jouw woorden, Barnabe, hebben Mij echte vreugde verschaft en daarom zullen jullie allen nog meer dan tot nu toe aan Mij de heerlijkheid van God gewaarworden! Eet nu!"
[23] Hierop gingen allen zitten, dankten Mij en begonnen waarlijk naar hartelust te eten en te drinken; en Ik en de leerlingen deden hetzelfde. Tijdens het eten en drinken werd weinig gesproken; alleen na het beëindigen van de maaltijd gingen alle gasten uit de buurt staan, legden hun handen op hun borst en dankten Mij luid voor dit paradijselijk goede avondmaal. Toen ze hun dank beëindigd hadden, wilden ze naar huis gaan; maar Ik zei hen nog een tijdje te blijven om nog wat met elkaar over de gebeurtenissen van deze sabbat te spreken.
«« 270 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.