[2] In het stadje Nazareth aan de bovenloop van de Jordaan gelegen, niet in het plaatsje in de bergen dat dezelfde naam heeft, leefde een timmerman die bij zijn tweede vrouw een zoon had verwekt, die hij 'Jezus' noemde. Deze was tot zijn dertigste ook timmerman en een altijd stille man, die veel dacht maar weinig sprak. Hij was verder een uiterst beschaafd man; men hoorde hem nooit ruziën en zag hem nooit een of andere bekoorlijke Venus en evenmin Bacchus hulde bewijzen.
[3] Evenwichtige en zeer bescheiden nuchterheid was de overheersende karaktertrek in zijn leven. Daarnaast was hij altijd zeer deemoedig en barmhartig tegenover de armen, en vroeg voor zijn altijd uitstekende timmermanswerk slechts een heel klein loon, dat hij altijd uiterst stipt aan zijn ouders afdroeg. Op de dag echter dat hij precies dertig jaar oud werd, legde hij al zijn gereedschap aan de kant en raakte noch zijn bijl, noch zijn zaag meer aan.
[4] Zijn broers en zijn nog in leven zijnde moeder, allemaal volkomen eerlijke mensen, vroegen hem naar de reden daarvan en hij moet hun het volgende, hoogst mysterieus klinkende antwoord gegeven hebben: 'Het uur is gekomen, dat ik de wil van mijn Vader in de hemel moet vervullen, waarom ik dan ook naar deze wereld ben gekomen! ,
[5] Spoedig daarop verliet hij het ouderlijk huis, trok naar de kleine woestijn niet ver van de plaats waar de Jordaan in de zee stroomt, waar wij ons nu bevinden, nam daar leerlingen aan en leerde hun God en de naaste lief te hebben en waarschuwde hen voor het oude zuurdeeg van de Farizeeën; en dit is iets waardoor ik veel waardering voor de man kreeg, ofschoon ik nog niet het geluk had hem ergens persoonlijk te ontmoeten; want een tegenstander van de Farizeeën is altijd onze vriend en kan van ons alle steun krijgen.
[6] Aan deze zeer achtenswaardige leer schijnt hij ook een geweldige magische wilskracht te verbinden en wonderdaden te verrichten die tot nog toe geen enkele sterveling in zijn dromen voor mogelijk heeft gehouden. Men zegt bijvoorbeeld dat hij iedere dode zonder enig aards middel maar slechts door woord en wil weer in het leven terugroept; hoe ongelooflijk en fantastisch dit ook mag klinken, zegt men toch dat het volkomen waar is! Kortom, hij moet van de ene plaats naar de andere trekken, de mensen zichzelf en God leren kennen op een manier die heel goed te begrijpen is, en iedere stap die hij zet schijnt van de meest buitengewone wonderen vergezeld te gaan!
[7] Zijn intussen al zeer talrijke en altijd met hem mee trekkende leerlingen houden hem voor een God, omdat een werkelijke God met al zijn wonderbaarlijke eigenschappen onmogelijk tot meer in staat zou zijn. Maar laten we het daar maar niet over hebben; want een God, zoals wij ons die in allerlei vormen en gedaanten voorstellen, is immers toch niets anders dan een allerlei vormen aannemend product van de menselijke fantasie, met louter toegedichte vermogens die niets voorstellen, evenmin als de bezitter van deze vermogens, namelijk de gefantaseerde God!
[8] Maar als het echt zo gesteld is met de wonderman uit Nazareth, waar ik absoluut niet aan twijfel, dan zie ik ook helemaal niet in waarom men hem niet voor een God zou kunnen of mogen houden! Ik denk er het volgende over: Deze mens, door zijn natuurlijke aanleg zeker begaafder dan leder ander mens op de hele aarde, heeft door zijn levensinzet het centrum van zijn liefdeleven in zichzelf gevonden, en heeft vervolgens dit centrum zeer zorgvuldig verzorgd, gevoed, gesterkt en ontwikkeld.
[9] Met dit ware leven, dat volledig in hem is ontwikkeld en hem geheel doordringt, stelt hij zich in verbinding met de algemene levenskracht van de natuur, waardoor zijn wil dan niet alleen zijn eigen levensorganisme leidt, maar alle organismen in de hele natuur, omdat hij door zijn leven de leidraden van alle andere deellevens in de levende wezens in zichzelf verenigt en daardoor naar believen met alle wezens kan doen wat hij wil.
[10] Ik heb daarstraks al, toen ik nog volledig atheïst was, de opmerking laten vallen, dat en hoe een mens het alleen maar tot een werkelijke God en tot het eeuwige leven kan brengen door het levensprincipe in zichzelf te vinden, en dat misschien al verscheidene mensen heel lang geleden het zover gebracht hebben en in de toekomst nog meer mensen het zover zullen brengen. Nu hebben we de man uit Nazareth, die geen verzinsel is en die mijn bewering volkomen rechtvaardigt! Aan hem dacht ik dan ook toen ik die opmerking tegenover jou maakte. Ik zou er heel wat voor over hebben als ik hem ergens kon vinden! Ik zou zelfs zijn leerling worden en ik zou hem, als het allemaal waar is wat ik over hem gehoord heb van enkele van mijn collega's, zonder daar verder nog aan te twijfelen voor een ware God houden en hem met hart en ziel liefhebben en aanbidden, ook al zou je me daar duizend joodse Jehova's en honderdduizend Egyptische oppergoden tegenoverstellen!
[11] Ik zeg je: Alle Jehova's en alle Zeus en, de Egyptische, Griekse en Romeinse, en alle Athma's en Lama's van de Indiërs stellen niets voor bij deze ene Nazarener, die een ware wonderman is en waarvoor wij, Essenen, in 't geheel niet bevreesd zijn, want enkele van ons bevinden zich zelfs onder zijn leerlingen en hebben ons al meerdere malen per brief laten weten hoe deze man is, wat hij leert en wat hij allemaal doet! Ja, als die man hier toevallig zou zijn, dan zou ik jou helemaal niet vragen hoe dit wonderbaarlijke huis is ontstaan; want dan zou ik tegen je zeggen: 'Kijk, dit is een waar Godswerk! ,
[12] Voor een God is het mogelijk om hier ook een nieuwe wereld te scheppen; want hij heeft de centrale levensdraden in zich, en het kan niet anders dan dat hij hiermee alle wezens en alle elementen van de gehele natuur volkomen in zijn macht moet hebben. Hij hoeft maar iets vast te willen en het moet zich dan volgens zijn allerhelderste en hoogst volmaakte intelligentie vormen. Archimedes, 'n grote wijze, die met heel wat krachten vertrouwd was, zei: 'Geef me een vast punt boven de aarde, en ik licht de hele wereld uit haar voegen!' Dat was weliswaar een stoutmoedig, maar toch een groot woord; maar het zou hem wel zwaar gevallen zijn om met zijn schroefhefbomen de hele aarde uit haar voegen te lichten.
[13] De Nazarener heeft echter geen materiële schroefhefbomen nodig, hij hoeft maar zijn wil te laten werken en de hele aarde, wij incluis, ligt in atomen uiteengevallen voor ons, dat wil zeggen, voor zover wij ons na dit uiteenvallen nog een bestaan voor onszelf kunnen voorstellen!
[14] De Nazarener is het die de geschikte hefboom heeft gevonden en hij heeft geen vast punt buiten de aarde nodig, maar alleen zijn wil, en alle zichtbare natuur is opgehouden te bestaan! En kijk, deze Nazarener behoort in zekere zin ook tot ons instituut, dat wil zeggen tot het instituut van de ware, onbaatzuchtige naastenliefde, en wij hoeven daarom niet te vrezen voor een wonderdoener die nog groter en nog waarachtiger is, omdat wij er van overtuigd zijn dat vast niemand op deze aarde het tegen hem op zal nemen.
[15] Of voel jij er soms voor om het tegen hem op te nemen, je wou me Immers de haren te berge doen rijzen?! Kijk, mijn beste en verder zeer gewaardeerde jongen, altijd mooi bescheiden blijven! Je kunt dan wel tot heel veel in staat zijn, maar nog lang niet tot alles; de Nazarener is echter tot alles in staat! Met hem zou het slecht kersen eten zijn voor jou, beste vriend van me! Ik zal de Nazarener vast nog wel ergens zelf ontmoeten en jou dan aan hem voorstellen; pas dan echter op dat het je de kop niet kost! -Zo, weet je nu wie de wonderman uit Nazareth is?
[16] RAPHAËL zegt: 'Zo, denk je dat ik hem niet ken? Ik ben immers al een zeer geruime tijd bij hem in dienst!'
«« 54 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.