De godsdienstige verhoudingen in Rome in Jezus' tijd

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 8 / 276 »»
[1] CYRENIUS zegt: 'Kindje, je hebt helemaal gelijk; zo staan in Rome, natuurlijk algemeen gesproken, de zaken met de PONTIFEX MAXIMUS en voorlopig is daar ook niets aan te veranderen! Maar Ik kan je ook heel beslist verzekeren, dat alleen het allerlaagste gepeupel, dat iedere beschaving mist, daar nog min of meer aan gelooft; van het betere volksdeel gelooft heus niemand dat meer, en daarom is er met ons Romeinen altijd nog wel iets aan te vangen.
[2] Vanwege het allerlaagste volk zal te eniger tijd de verbreiding van deze zuivere, goddelijke waarheden wel de nodige onprettige strijd opleveren, maar ook aanhangers die naar echt Romeinse zede met vreugde goed, bloed en leven voor deze leer zullen inzetten. Want je vindt op aarde niet makkelijk een ander volk dat voor de dood minder angst heeft dan juist de Romeinen! Als een echte Romein eenmaal voor iets gewonnen is, zet hij ook altijd zijn leven daarvoor in! Een ander volk doet dat niet, daarvan kun je volkomen verzekerd zijn!
[3] Onze priesters zijn een vijfde rad aan de wagen, en hun volksfeesten en preken dienen alleen om het volk te vermaken. Zedelijk stoort niemand zich daar meer aan. Daarvoor zorgt onze alles omvattende rechtswetenschap, die een samenvatting is van de beste en meest wijze filosofen die als mensen ooit ergens deze aarde hebben betreden.
[4] De P.M. wordt door de staat alleen onderhouden terwille van de laagste bevolkingsgroep, en zijn eertijds vrije doen en laten heeft men zeer beperkt. Ja, een paar eeuwen geleden ging het er nog heel zeldzaam aan toe; toen was de P.M. wel zogezegd een soort god onder de mensen! Hij was op zichzelf steeds een zeer wijs mens en moest dat ook zijn, omdat hij anders niet licht zo'n hoog ambt had kunnen bereiken. Hij moest goed thuis zijn in de mysteriën van Egypte en volledig op de hoogte zijn met alle orakels en hun geheimen. Ook moest hij een volleerd magiër zijn, waarvan hij altijd voor een geheim college van oudste patriciërs van Rome een uiterst streng examen moest afleggen. Bezat hij alle noodzakelijke eigenschappen dan werd hem het hogepriesterambt verstrekt met alle rechten, voor en nadelen.
[5] Daarna kon hij weliswaar van alles ten opzichte van het volk ondernemen, maar hij moest in 't geheim steeds voor de patriciërs een gepast respect hebben en ook doen wat zij verlangden. Wilden zij oorlog, dan moest hij zijn profetische mededelingen altijd zo inkleden, dat het volk daaruit de noodzakelijkheid van de oorlog als wil van de goden zag; maar de eigenlijke goden waren toch alleen maar de patriciërs van het rijk en met hen de voornaamste burgers, kunstenaars en dichters, die allereerst van de gedachte uitgingen dat men slechts de fantasie van de mensen een weliswaar veelomvattende, maar toch duidelijke richting moest geven, om hen te bewaren voor de ergste afdwalingen.
[6] Want ieder mens heeft een natuurlijke fantasie. Als deze verwaarloosd wordt, kan de edelste mens daardoor een verscheurend beest worden; wordt zijn fantasie echter bestuurd en naar edeler vormen geleid, waaronder hij zich heel ordelijk begint te gedragen, dan zal de fantasie ook zelf edeler vormen gaan voortbrengen en in een zuiverder denken en streven overgaan en haar beste innerlijke scheppingen willen realiseren.
[7] En zo is dus de hele godenleer niets anders dan een fantasieproduct dat steeds meer geordend wordt, en is uitgedacht om de algemene menselijke fantasie te besturen en deze zoveel mogelijk met alle menselijke middelen praktisch zichtbaar en effectief te maken. Voor ons wijze en ervaren patriciërs deed zich vanzelf heel begrijpelijk de noodzaak voor dat wij moesten schijnen te zijn wat het volk in onze ogen moest worden.
[8] Zoals het echter toen was, zo is .het ook nu nog, alleen met het verschil dat nu het proletariaat ook reeds in veel is ingewijd waarin vroeger wij patriciërs alleen ingewijd waren, en daarom gelooft het nog maar heel weinig aan het hogepriesterlijk ambt. De meesten geloven wel aan een hoger goddelijk wezen, maar velen geloven nergens meer aan, en een ontwikkelder deel is volgeling van Plato, Socrates en heel vaak van Aristoteles.
[9] Die priesters echter die jou de P .M. beschreven hebben, zijn voor een deel op hun manier vaak werkelijk zo dom dat ze alles woordelijk geloven wat hun ingeprent werd; maar dikwijls zijn het heel sluwe deugnieten, die voor het volk hoog van de toren blazen en doen alsof ze iedere dag met de goden aan het Perzische schaakbord zitten! Zelf geloven zij echter alleen maar de woorden van Epicurius, die ongeveer zo luiden: Ede, bibe, lude! Post mortem nulla voluptas; Mors enim est rerum linea*. (* Eet, drink, speel! Na de dood is er: geen plezier: meer:; want de dood is het einde van alles )
[10] Als jij, allerliefste Jarah, die voor je leeftijd overigens wonderbaarlijk wijs bent, denkt dat wij net zo zijn als de twee onderpriesters, dan zou je ons groot onrecht aandoen; want wij Romeinen zijn precies zoals ik hier nu verteld heb. Al het andere kan alleen maar een waardeloze uitspraak van een leek zijn, die het wezenlijke van Rome net zo weinig kent als jij het voorheen hebt gekend, maar wat ik je nu als mederegeerder van Rome heb onthuld. Nu je dat echter weet, moetje ons Romeinen toch wel met meer begrip beoordelen en behandelen! -Wat vind je, is mijn verzoek aan jou terecht of niet?"
«« 8 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.