De listige vrouwen van de heidense priesters

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 102 / 248 »»
[1] 's Morgens wachtte er al een aantal mensen voor het huis om Mij te zien; maar Ik bleef met de leerlingen in de zaal en ging dit keer voor de ochtendmaaltijd niet naar buiten.
[2] Jored kwam echter om te kijken of we nog sliepen. En omdat hij ons klaarwakker aantrof, zei JORED tegen Mij: 'Heer en Meester, de maaltijd is gereed; als het U gelegen komt, laat ik meteen opdienen! Ook de vijf priesters en onze dokter zijn er al en zouden U willen zien en begroeten. Verder is er veel volk rondom het huis, dat niets anders wenst dan U een keer te zien. Heer, wat wilt U?'
[3] IK zei: 'Laat de maaltijd opdienen, en de priesters en de dokter hier komen, en natuurlijk ook jouw familie, die Mij erg dierbaar is geworden! Maar het nieuwsgierige volk moet wachten, want dat wordt er voorlopig niet beter of slechter van als het Mij bekijkt. Doe dat dus; na de maaltijd zullen we wel zien wat er gedaan kan worden!'
[4] Vervolgens gebeurde er meteen wat Ik gezegd had. De dokter en de priesters kwamen binnen en wij gingen aan tafel. Toen werden ook de spijzen binnengebracht, die heel goed toebereid waren, daar de zeven vrouwen van Jored prima kokkinnen waren, en wij aten en dronken opnieuw naar hartelust, en dronken de wijn na de vis.
[5] Na een half uur waren we klaar met de maaltijd, en een van de priesters vroeg Mij of hij wat mocht zeggen.
[6] IK zei tegen hem: 'Vriend, spreek zoveel je maar wilt, maar Ik zegje wel, dat Ik toch al woord voor woord weet wat je Mij wilt zeggen en waarom je Mij wilt vragen, en daarom kun je je de moeite wel besparen over zoiets onbelangrijks je mond open te doen!
[7] Kijk en luister! Toen jullie 's nachts -weliswaar reeds bij de ochtendschemering -thuis kwamen, hoorden jullie in jullie heilige bos gehuil en geweeklaag. Jullie gingen wat bangelijk dieper het bos in en hoorden zelfs dreigend zeggen dat de goden zich op jullie zouden wreken omdat jullie je eed tegenover hen gebroken hebben. Jullie haastten je toen niet weinig beangst naar jullie vrouwen en vertelden hun watje gehoord had, en dat was nu juist koren op hun molen. (Ten tijde van Jacob waren er al zulke molens. )
[8] Weten jullie waarom jullie sluwe vrouwen en kinderen en bedienden jullie gisteravond zijn komen halen? Wel, zij hadden voor jullie die spookgeschiedenis in scène gezet en jullie al graag eerder de schrik op het lijf willen jagen! Ze waren erg boos omdat jullie zolang treuzelden voor je in hun val liep.
[9] Hoewel Ik gisteren, net als nu, heel precies wist wat de vrouwen in de zin hadden, liet Ik het toch gebeuren, niet om jullie door je vrouwen een paar uur angst aan te laten jagen, maar juist om jullie nu daardoor te helpen jullie vrouwen en kinderen en dienaren op de goede weg te brengen.
[10] Daarom heb Ik de werktuigen van de list van jullie vrouwen zolang op hun plaats vastgeklonken tot wij nu aanstonds daar zullen zijn en jullie je ten aanschouwe van jullie vrouwen kunnen overtuigen van de wonderen die zij 's nachts voor jullie op touw gezet hebben, met in de struiken aan de staart vastgebonden katten en met enige gehuurde, omgekochte knechten en meiden die op dikke boomtakken zaten.
[11] Toen jullie vanmorgen naar Mij toekwamen, gingen jullie vrouwen, kinderen en bedienden vlug naar het heilige bos, en zij doen nu alle mogelijke moeite om de spookwerktuigen die zij voor jullie bedacht hadden te bevrijden; maar dat gaat nu net zo lang niet tot wij daar zullen komen om eerst de spookactrices heel duidelijk en krachtig toe te spreken en dan pas hun toverwerktuigen te bevrijden. Nu vriend, zeg eens of het niet zo in elkaar zit en of je Mij dat niet had willen zeggen!'
[12] DE PRIESTER zei: 'Ja, verheven Heer en Meester, precies zo was het! Ik dank U uit het diepst van mijn hart voor deze opheldering, we zaten gisteren niet weinig in angst, en dachten: Nou, als dat zo doorgaat, beleven we binnenkort nog de oude godenoorlog. Daaraan hebben we in feite wel nooit geloofd, maar we veronderstelden wel dat er in de oertijd op deze aarde heel grote, aardse, elementaire omwentelingen voorgekomen kunnen zijn, waarvan het bestaan en het gebeuren door de eenvoudige natuurmensen uit die tijd in allerlei beelden en wonderlijke sagen voor hun nakomelingen zijn vastgelegd. Maar gisteren begonnen wij al bijna aan de werkelijkheid van die fabels te geloven, en des te gemakkelijker omdat wij gisteren gezien en gehoord hebben waartoe een goddelijke macht, ook al woont die slechts in een mens, allemaal in staat is. Wij zagen U en Uw leerlingen al brandende bergen en reusachtig grote eiken met verschrikkelijke kracht omhoog slingeren. Maar nu zijn die domme gedachten wel helemaal verdwenen, en ik als spreker verheug mij er nu bijzonder op dat U, o Heer en Meester, onze oerdomme vrouwen tot de orde zult roepen!'
[13] IK zei: 'Je zegt terecht dat jullie vrouwen erg dom zijn, maar de schuld van hun domheid ligt bij jullie. Jullie hebben dat veroorzaakt, en daarom ligt de schuld van het feit dat jullie vrouwen en kinderen zo zijn als zij zijn, bij jezelf, en jullie moeten nu, maar wel met liefde en geduld, zelf weer aan hen goedmaken wat jullie aan hen bedorven hebben! Ik zal het Mijne wel doen, maar daarna moeten jullie ook je eigen aandeel op je nemen. Met liefde en geduld zul je veel bereiken, -maar met jullie vanouds gebruikelijke strengheid helemaal niets!'
[14] Toen zei DE ZEUSPRIESTER: 'Heer en Meester, we konden onmogelijk erg veel aan onze vrouwen bederven; zij waren van kind af aan zo erg in het keurslijf van de goden geperst, dat zij ons steeds corrigeerden als wij eens iets bij onze ceremoniële cultus achterwege lieten wat in zekere zin alleen maar bijzaak was en best weggelaten kon worden.'
[15] IK zei: 'Dat is wel zo, maar jullie zullen je nu ook nog best de tijd kunnen herinneren dat jullie naar de hand van jullie vrouwen dongen! Toen stelden jullie vast dat zij, als dochters van een priester in Sidon, de Schrift van de joden lazen en heel belangrijk vonden, evenals hun vader , al was het dan heimelijk voor zichzelf. Toentertijd prezen jullie dat om de dochters voor je te winnen; maar toen zij jullie vrouwen waren, begonnen jullie de leer van de joden bij hen van dag tot dag in een kwader daglicht te stellen, jullie toonden hun allerlei schijnwonderen en beweerden dat de goden dat allemaal deden. Vervolgens probeerden jullie door allerlei middelen de fantasie van de vrouwen uitzonderlijk te prikkelen, zodat zij tenslotte allerlei dromen en visioenen kregen. Deze dromen en visioenen wisten jullie dan door je welbespraaktheid altijd zo uit te leggen dat ze precies betekenden en aantoonden wat jullie in je kraam te pas kwam. Als je dat bedenkt, zeg dan eens wie de voornaamste schuld draagt aan het dom worden van jullie vrouwen!
[16] Maar Ik zeg er jullie nu nog iets bij , en dat is het volgende: Zo erg dom als jullie denken, zijn jullie vrouwen heimelijk helemaal niet; want als zij dat zouden zijn, en iets zouden verwachten van de hulp van de goden, dan zouden zij het nooit aangedurfd hebben zo, in naam van de goden die zij daardoor kwaad zouden maken, heel ongedwongen voor jullie voor spook te spelen. Maar omdat ze heimelijk juist nooit veel waarde gehecht hebben aan al die heidense goden, en nu al helemaal niet omdat zij door jullie bij geschikte gelegenheden als jullie meest vertrouwde en noodzakelijke helpsters zijn ingewijd in allerlei toverkunsten, hebben zij toch moeten leren inzien hoe en op welke wijze jullie goden hun wonderen verrichten. Bedenk dat eens en zeg dan wie eigenlijk schuld draagt aan het zogenaamde dom worden van jullie vrouwen! ..
[17] Maar dat geeft op dit ogenblik niet, want voortaan zullen jullie vrouwen, kinderen en dienaren jullie ook in de waarheid, die nu door Mij bij jullie is opgegaan, veruit overtreffen. Nu gaan we echter naar het heilige bos, en daar zal Ik jullie vrouwen, kinderen en bedienden van hun grote verlegenheid en naderende vertwijfeling verlossen! Want nu beginnen zij zelf te geloven dat de goden hen straffen om wat zij ongelovig in het heilige bos tegen hen misdaan hebben. Laten we daarom opstaan en vlug op weg gaan!'
[18] Wij verlieten meteen de zaal en gingen naar het heilige bos, maar kozen daarvoor een achterweg, om te voorkomen dat het vele volk dat nog aan de voorzijde van Joreds huis op Mij wachtte, zou opdringen en ons op de voet zou volgen.
[19] Onder het volk bevond zich ook onze Judas, die Mij voor een paar muntstukken aan het volk wilde tonen, omdat de mensen Mij immers nog niet persoonlijk konden kennen. Daarin werd de verraderlijke en op geld beluste leerling echter gehinderd omdat wij een achterweg naar het genoemde bos kozen.
«« 102 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.