[2] Toen de vijf priesters hun vrouwen in zo'n vertwijfelde omgeving aantroffen, vroegen zij hun wat zij daar aan het doen waren.
[3] EEN VAN DE VROUWEN, namelijk die van de priester van Minerva, was nog het flinkst, en zei tegen haar echtgenoot: ' Ach, kijk, we hebben gisteren een list voor jullie uitgedacht om jullie weer terug te brengen tot het oude godendom, dat veel opbracht! Je ziet hier een paar jammeraars en weeklagers op de takken van de bomen zitten en in de bosjes een aantal katten, die allemaal gisternacht bij jullie aankomst dat gehuil moesten aanheffen om jullie schrik aan te jagen, omdat jullie vanwege de grote toverkunsten van de vreemde kunstenaar die eergisteren hier is aangekomen, de goden hebben verlaten en onze goede, zeer winstgevende baan met één klap helemaal hebben teniet gedaan.
[4] Maar we zijn met onze list smadelijk en eigenlijk ontzettend afgegaan. Kijk, we hebben door deze misdaad in het heilige bos ofwel de oude goden erg beledigd, of de grote toverkunstenaar; want de straf voor onze misdaad is maar al te duidelijk! De jammeraars en weeklagers op de boomtakken lijken door een onzichtbare macht vastgeklonken te zijn en kunnen ondanks alle moeite niet van hun plaats komen, en de katten in de bosjes kan geen mens benaderen, want ze lijken meer op woeste furies dan op huisdieren, ze bijten en krabben ontzettend van zich af en kunnen daarom voor geen geld ter wereld losgemaakt worden. We weten ons nu geen raad meer en voelen ons hulpeloos. Wat moeten we doen?! O wat was dat een ongelukzalige gedachte waardoor wij ons hiertoe hebben laten verleiden!
[5] Wat denk je van de grote wonderman?! Zou hij ons niet kunnen helpen, want hij is toch eigenlijk de schuld van dit alles omdat hij door zijn onbegrijpelijke wilskracht onze godenbeelden vernietigd en het heilige meer in vaste grond heeft veranderd?! Ga jij eens naar hem toe en vraag hem dat uit ons aller naam!'
[6] DE PRIESTER zei: 'Dat zal niet veel uithalen, maar jullie allen moeten zelf daarvoor naar Hem toegaan! Hij staat daar midden tussen Zijn leerlingen. Hij weet er alles van en heeft ons dat in het huis van Jored verteld, anders waren we niet hiernaartoe gekomen. Hij wil en zal jullie helpen, maar jullie moeten eerst zelf naar Hem toegaan en Hem om vergeving vragen.
[7] Jullie hebben door wat je hier gedaan hebt, je niet bezondigd aan de oude goden, die nooit en nergens -behalve in de fantasie van de domme mensen -bestaan hebben, maar enkel en alleen aan de grote, almachtige Godmens, die in Zijn grote liefde voor alle mensen speciaal ook naar ons is gekomen om ons uit onze lange, voortdurende, grote dwaling te bevrijden en het enige ware levenslicht te laten zien en te geven. Door Hem en in Hem werkt de ware, eeuwig ondoorgrondelijk wijze en almachtige God. Dat is een waarheid die door niemand, al was die ook maar vanuit de verte getuige van Zijn daden, meer ontkend kan worden. En ook al heeft iemand Zijn daden, die alleen een God mogelijk kunnen zijn, zelfniet gezien, maar alleen Zijn leer getrouwen onvervalst van een ander gehoord, dan zal hij daaruit toch snel en moeiteloos gewaar worden dat die leer nooit van een mens, maar alleen van de enige en eeuwige God afkomstig kan zijn; want alleen een goddelijke mond kan woorden spreken die als levende vlammen in het hart van de mensen dringen en daarin een bewustzijn teweegbrengen waarvan eerder nooit enig mens een vermoeden heeft kunnen hebben. Ga dus daarom zelf in alle deemoed en liefde naar Hem toe, vraag het Hem, en Hij zal jullie niet onverhoord weg laten gaan!'
[8] Na deze overreding, die voor een Minervapriester bijzonder goed en waarachtig was, ging zijn vrouw snel naar haar collega's en zei tegen hen hetzelfde wat haar echtgenoot tegen haar gezegd had. Dat had een goede uitwerking, en de vrouwen met hun kinderen en bedienden kwamen naar Mij toe en vroegen Mij, geknield, om vergeving, en of Ik de mensen op de boomtakken en die bepaalde dieren in de bosjes vrij wilde laten.
[9] Maar IK zei: 'Wie niet weet wat hij doet, zondigt niet, - en dus hebben jullie ook niet gezondigd! Maar omdat jullie nu weten wie Ik ben, geldt van nu af aan dat jullie zwaar zouden zondigen tegen de hele goddelijke orde, die voor jullie het eeuwig beste voorschrijft en wil dat jullie volkomen zalig zullen worden, niet zozeer tijdelijk, maar des te meer eeuwig.
[10] Maar hoe de mens dat alles in dit aardse leven kan bereiken, zullen jullie mannen je vertellen. En ga nu heen en zie of jullie gevangenen al vrij zijn! ,
[11] Toen bedankten de vrouwen, kinderen en bedienden en gingen heen. En toen zij terugkwamen, vonden zij alles wat gevangen gezeten had, helemaal in vrijheid en dat deed hen veel genoegen.
[12] Zij kwamen echter meteen weer terug en dankten Mij op hun knieën dat Ik hen van die grote angst bevrijd had.
[13] IK beval hun echter op te staan en zei tegen hen: 'Leer datgene wat jullie nu gezien en uit de mond van jullie mannen gehoord hebben, ook met alle geduld en zachtmoedigheid aan jullie kinderen en bedienden, en later ook aan de kinderen van andere ouders. Vestig op die wijze een ware levensschool in Mijn naam, die jullie ook van je mannen zullen horen, dan zullen jullie omspoeld worden door de hemelse zegen -zoals een eiland in de rivier omspoeld wordt door het water van de rivier, en voor het voedsel van haar planten, struiken en bomen onafhankelijk is van wereldse regen uit een duistere wolk die het licht van de zon wegneemt. Denk daaraan en handel daarnaar, dan zullen jullie vanuit de dood van deze wereld tot het leven van de geest doordringen, zoals Ik in Mijn aards-menselijke deel Zelf doordrongen ben van de goddelijke geest! En als jullie werkelijk in Mijn naam zullen geloven, zullen jullie in alles door God geholpen worden; want Ik ben de levende band tussen God en de mensen'
[14] Toen DE VROUWEN, KINDEREN EN OOK DE BEDIENDEN de zaligheid van Mijn woorden in zichzelf waarnamen, zeiden zij: 'Ja, waarlijk, waarlijk, o grote, van God vervulde Meester, zoals U, kan geen mens spreken! Wie U slechts hoort, heeft geen ander teken meer nodig, omdat de woorden hem al het meest duidelijke bewijs geven wie achter degene verborgen moet zijn, die tot het uitspreken van zulke woorden in staat is. Het lijkt wel of U een mens bent, maar eigenlijk bent U alleen vanwege Uw geheiligde huid, een mens in onze ogen; maar onder Uw huid is bij U alles God, en oren die er voor bestemd zijn om datgene te horen wat inwendig in de mens is -zoals gedachten, wensen en besluiten, die hij hardop door woorden uit -, vernemen uit Uw mond alleen zuiver goddelijke zaken, en dus bent en blijft U, o grote Heer en Meester, voor ons de enige God! En onze latere nakomelingen zullen beslist nog met alle levenswarmte en -gloed vertellen, hoe wij, hun voorouders, werkelijk God gezien en met Hem gesproken hebben, en van Hemzelf onderricht hebben gekregen, en hoe WIJ Hem goed herkend hebben aan Zijn woorden en aan de tekenen die Hij voor onze ogen heeft gedaan. ,
[15] IK zei: 'Dat is goed! Blijf daarbij, en Ik zal in de geest altijd bij jullie zijn en blijven -reeds in deze wereld, en aan gene zijde in Mijn rijk dat Ik voor Mijn vrienden van deze aarde speciaal voorbereid en inricht in het innerlijk van ieder mens die van goede wil is, en er zal aan ons zuiver geestelijk en zalig samenzijn nooit meer een einde komen!'
«« 103 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.