De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 111 / 248 »»
[1] Daarop zei de schriftgeleerde niets meer; maar IK zei tegen de priesteres: 'Luister, erg wijsgerige priesteres, het maakte niets uit of Ik of deze leerling met je sprak, want ieder van Mijn leerlingen die wat dan ook in Mijn naam zegt, kan alleen maar datgene zeggen wat Ik hem Zelf in de mond leg! Hij heeft je precies gezegd wat Ik je gezegd zou hebben! Dat jullie egocentrische stoïcijnen niets dan de dood en de uiteindelijke volledige vernietiging van jullie bestaan in je voelen, is alleen maar jullie eigen schuld.
[2] Waarom zijn er dan zoveel heidenen die, net als de beste joden, niet alleen maar zonder te twijfelen geloven aan het voortleven van de ziel na de dood, maar zich dat ook innerlijk in hoge mate en levendig bewust zijn?! Waarom is dat bij jullie dan niet het geval?
[3] Ik zal jullie echter vertellen waar dat aan ligt! Kijk, dat komt door jullie hoogmoed, jullie eigenliefde, en de begeerte om bij de mensen als hoogdravende veel en zelfs allesweters te schitteren en ieder ander met jullie oude, wijsgerige brokken in het stof te doen bijten! Wie kan er iets tegen jullie zeggen of jullie wat aanraden, als jullie er altijd alleen maar op uit zijn dat iedereen naar jullie luistert maar jullie niet naar iemand anders? Dat is echter de gevaarlijkste soort hoogmoed, en daarop slaat de spreuk: Wie geen raad aanneemt, is ook niet meer te helpen!
[4] Zolang jullie vasthouden aan deze hoogmoed, zullen jullie ook in plaats van het leven, slechts de eeuwige dood in je voelen; want hoogmoed drijft de ziel met alle kracht in het vlees van haar lichaam, en daardoor wordt zij, omdat zij zich steeds meer opblaast, volledig één met haar vlees en in die toestand kan zij dan niets anders meer voelen en ervaren dan de dood van haar lichaam.
[5] Als de ziel echter helemaal afstand doet van haar hoogmoed en zich verdeemoedigt, isoleert zij zich ook steeds meer van het grove vlees van haar lichaam en staat daarmee alleen maar door de aan haar verwante zenuwgeest in verbinding. Als deze situatie bij een ziel eenmaal is ingetreden, zal zij ook leven in zich voelen, en zal zij ernaar streven zich ook steeds meer in te spannen voor de naastenliefde en daardoor ook voor de zuivere liefde tot God, die zij in haar deemoed ook snel en moeiteloos zal vinden. Daardoor wekt zij ook haar geest aan gene zijde uit God en begint daarmee één te worden. Als dat eenmaal gebeurt, wordt zij reeds opgenomen in het volmaakte, eeuwige leven en zij gaat daardoor steeds meer in alles op God lijken, en heeft dan een helder inzicht gekregen in het eeuwige leven.
[6] Zolang een ziel echter in haar wereldse hoogmoed volhardt en zich door haar naasten overmatig laat bewieroken, begraaft zij zich steeds verder in haar grove vlees en daardoor ook noodzakelijkerwijs steeds verder in de dood van het vlees. Welke woorden en welke daden en tekenen moeten dan een van de dood vervulde ziel het bewijs kunnen leveren dat zij na de lichamelijke dood verder leeft, en dat er slechts één waarachtige God is?!
[7] Je vindt nu wel dat een zeer wijze, alwetende, almachtige god zo'n mens toch op de een of andere manier wel een licht zou kunnen geven, zodat hij gewaar zou kunnen worden hoe hij er voor stond. Dat doet God altijd; maar hoogmoed laat niet toe dat de mens zich dat alles realiseert.
[8] Ik zeg jullie: Wie ook maar ooit begint te denken dat er een god is die alles wat bestaat geschapen heeft en alles onderhoudt en bestuurt, die zal ook snel inzien dat alles wat bestaat, goed en doelmatig is ingericht. Hij zal door het wijze bestel ook al gauw beseffen dat de Schepper van alles wat bestaat, zeer goed moet zijn. Als een mens daar vaak aan denkt, en zo Schepper en schepsel beoordeelt, zal hij de Schepper gaan liefhebben en de liefde tot God zal zich van dag tot dag steeds in het hart van die mens vermeerderen en hechter worden, en deze liefde is nu de geest van de mens van gene zijde, die met zijn licht de ziel doordringt en met zijn warmte de ziellevend maakt. En als dat eenmaal bij de mens het geval is, is het hem ook niet meer mogelijk ooit te denken dat hij de dood in zich heeft.
[9] Dat voor ieder mens de mogelijkheid bestaat om dat op eenvoudige wijze bij en in zichzelf te verwezenlijken, is af te leiden uit het feit dat ieder mens ogen heeft om te zien, oren om te horen en reukzin heeft en smaak en gevoel, en bij dat alles verstand, rede, en handen en voeten, en een vrije wil waarmee hij naar believen zijn ledematen kan activeren en zijn liefde kan regelen. Zo toegerust, ziet hij de zon op en ondergaan, -en ook de maan. Hij ziet de sterren en talloos vele soorten schepselen, die hij kan bekijken en waardoor hij God de Heer steeds meer en beter kan leren kennen.
[10] Iedere berg, iedere vlakte met zijn vele vruchten, iedere rivier, alle verschillende, op allerlei wijze versierde grassen, planten, struiken en bomen getooid in al hun schoonheid, en alle dieren geven hem immers toch stof genoeg om over hun ontstaan en bestaan na te gaan denken.
[11] Als een mens daar echter over nadenkt, zal een innerlijke stem hem zeggen dat dit alles niet zo maar vanzelf en uit zichzelf kon ontstaan, maar dat er een zeer wijze, liefdevolle en almachtige Schepper geweest moet zijn die dit alles geschapen en geordend heeft, het nu nog steeds in stand houdt en op een steeds meer veredelde en volkomener wijze eeuwig verder in stand zal houden, omdat Hij het sinds voor het mensenverstand onvoorstelbare tijden tot op heden onderhouden heeft.
[12] Wie zich zo een God en Schepper voorstelt, moet toch ook wel een steeds grotere achting voor Hem en liefde tot Hem in zich wakker roepen. Als die er eenmaal is, begint ook het innerlijke levend worden van de ziel in haar geest, dat toeneemt naarmate de liefde tot God toeneemt, welke toename des te gemakkelijker plaatsvindt omdat de liefdegeest de ziel steeds meer verlicht waardoor zij over het wezen van God steeds meer duidelijkheid krijgt.
[13] Heeft een mens op deze wijze de weg naar God en dus tot het ware, eeuwige leven gevonden, dan kan hij die uit naastenliefde ook aan zijn naasten wijzen en hen op de juiste wijze leiden, en hij zal daarvoor door God met nog meer licht en wijsheid begiftigd worden, en zijn leerlingen zullen hem liefhebben en met al het nodige ondersteunen.
[14] Als jullie dat vanaf het begin gedaan zouden hebben - toen jullie je juist door je mentor, die een volgeling van Plato was, op een heel goede weg bevonden -, dan zouden jullie ons nu niet met jullie Diogenes volledig de mond willen snoeren; want dan zouden jullie zelf al van leven vervuld geweest zijn. Maar jullie Diogenes en jullie heimelijke, grote hoogmoed hebben jullie helemaal veranderd, en daarom zullen jullie nu je innerlijke leven helemaal van voor af aan volgens Mijn hier gegeven leer moeten gaan vormen. Met veel ijver en liefde zul je weldra grote vorderingen maken; maar als je eigenzinnig blijft, zul je ook in je innerlijke doodblijven. - Hebben jullie dat goed begrepen?'
[15] DE PRIESTERES zei: 'Ja, Heer en Meester, het was duidelijk, en ik heb de waarheid ervan nu heel goed ingezien; maar voor een enige, ware en almachtige God zou het toch ook een kleinigheid geweest zijn om de geest van onze gestorven mentor voor ons te laten verschijnen, omdat hij ons dat, als het uiteindelijke bewijs van zijn leer van het zieleleven, zo vaak heel nadrukkelijk onder ede beloofd heeft. Als hij ons verschenen zou zijn, zou dat de waarheid van zijn leer voor ons bevestigd hebben en dan zouden wij ook ons hele leven daarnaar ingericht hebben; maar nu hij ons dat tot op heden steeds schuldig is gebleven, is het toch vanzelfsprekend dat wij daardoor aan de waarheid van zijn leer moesten gaan twijfelen. Waarom verscheen hij ons dan niet?'
[16] IK zei: 'Hij is jullie zevenmaal in je droom verschenen en heeft jullie steeds dezelfde reden opgegeven waarom hij jullie niet anders dan in je droom kan bezoeken. Waarom geloofden jullie hem dan niet? Omdat jullie, als knappe dochters van een opperpriester, reeds te ijdel en te hoogmoedig zijn geworden, en om jullie brave mentor reeds tijdens zijn leven alleen maar meer hebben gelachen dan met blije levensijver naar hem hebben geluisterd! Jullie zielen begroeven zich te vast in het vlees; daardoor verloren jullie de voor het zien van geesten noodzakelijke, uitstralende sfeer van de levensether waardoor het voor de geest onmogelijk was om zich zichtbaar voor jullie te maken.
[17] Wie echter door de overvloed van zijn innerlijke leven ook buiten zijn lichaam een levensatmosfeer krijgt, kan de zielen van gestorven mensen zien en zich met hen over de belangrijkste levenszaken onderhouden, wanneer en hoe vaak hij maar wil. Maar daarvoor is vanzelfsprekend een innerlijke, bijna algehele levensvervolmaking nodig.
[18] Denk daar nu echter over na, pleeg overleg met jullie mannen, die Mijn leer reeds gekregen hebben, en dan zullen jullie bij jezelf wel tot een juist besluit komen! Als dat eenmaal gebeurd is, zullen wij daar vanavond nog wel iets aan toevoegen wat jullie wat meer licht zal geven.
[19] De mensen van deze aarde hebben de hoge bestemming, soevereine kinderen van God te worden; daarom moeten zij zichzelf ook helemaal zelfstandig oefenen en ontwikkelen. - En nu is het genoeg tot vanavond!'
[20] Toen zeiden de vrouwen niets meer, en Ik ging met de leerlingen en huisgenoten naar buiten.
«« 111 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.