[2] Het uiterlijke aanzien van een mens heeft bij Mij niet de minste waarde, maar wel het aanzien van zijn door Gods woord verlichte hart, dat vol leven is door de liefde tot God en de naaste. Maar als iemand een hoog werelds ambt bekleedt, is hij daardoor ook in staat gesteld om des te meer goed te doen; en doet hij dat, dan zal ook zijn functioneren voor Mij waarde hebben, -maar niet het hoge ambt op zichzelf.
[3] Keizer en bedelaar zijn voor Mij volkomen gelijk en hebben als zodanig geen waarde voor Mij, -het heeft voor Mij alleen waarde hoe zij dat in Mijn naam zijn; want voor Mij geldt werelds aanzien op zich helemaal niet. Laatje dat duidelijk en nadrukkelijk gezegd zijn!
[4] Ellendig zij degene die zijn naaste minacht omdat hij zelf een hoog werelds ambt bekleedt! Het ambt moet gerespecteerd worden, en de ambtenaar slechts in zoverre hij zijn ambt vertegenwoordigt; maar de beambte moet zich daarop vooral niet laten voorstaan, omdat hij slechts een dienaar van het ambt, en niet het ambt zelf is!
[5] Ik zei dit jullie hier alleen maar om te zorgen dat niemand zich vanwege een werelds ambt erg belangrijk gaat vinden; want wie dat doet bevindt zich niet meer in Mijn liefde, en zijn ambt dient hem dan niet tot leven, maar tot zijn ondergang. ,
[6] Toen zeiden MIJN OUDE LEERLINGEN: 'Heer in dat geval is het niet goed een ambt te aanvaarden! Wij hebben van U ook een ambt aanvaard en zullen er mettertijd echt niets aan kunnen doen als wij vanwege dit ambt door de mensen geëerd en misschien op een voetstuk geplaatst worden. ,
[7] IK zei: 'Dat de mensen jullie daarvoor niet mogen eren, heb Ik nog nooit voorgeschreven; maar als jullie je om die reden inbeelden dat jullie meer zouden zijn dan degenen die jullie eren, dan hebben jullie daardoor je loon al gekregen, en je werk zou dan voor Mij geen werk zijn en dus ook helemaal zonder verdienste.
[8] Willen jullie door Mij aangemerkt worden als verdienstelijke en goede werkers wanneer je in Mijn naam alles zo gewetensvol mogelijk gedaan hebt, zeg dan in je hart: 'Heer, ik ben een luie en onnutte knecht voor U geweest! (Luc. 17, 10) Als je daar waarachtig in jezelf van overtuigd zult zijn en in zult zien dat jullie slechts vrijwillige dienaars van Mijn alleen werkende geest zijn, zal Ik jullie werk zo zien alsof Ik het Zelf gedaan had, maar het rechtvaardige loon daarvoor aan jullie geven.'
[9] SOMMIGE VAN DE LEERLINGEN zeiden: 'Heer, in dat geval kunt U ons wel helemaal missen; want U heeft toch wel de macht om zonder onze hulp alles Zelf te doen! Als wij uit ons zelf niets kunnen doen en steeds moeten bedenken dat U alles, zelfs wat wij met opoffering van ons leven in Uw naam doen, alleen doet en wij dus alleen maar Uw blinde werktuigen zijn, dan kunnen wij bij U toch onmogelijk aanspraak maken op loon naar verdienste! Welke verdienste kan een dood weefgetouw hebben voor een wever, die het alleen maar gebruikt om zijn linnen daarop gemakkelijker te vervaardigen?'
[10] IK zei: 'Het weefgetouw heeft geen vrije wil; maar jullie hebben die wel, en kunnen helemaal vrij doen wat je wilt. Als jullie je dus vrij onderwerpen aan Mijn erkende wil en die opvolgen, doen jullie het niet zelf, maar dan werkt Mijn wil, die alleen goed is, in jullie! Wat voor verdienste hebben jullie dan vanwege je daden? Kijk, in jullie daden ligt jullie verdienste niet, - maar wel in het ondergeschikt maken van je kwade, wereldse wil aan Mijn enig goede wil, waardoor je één met Mij bent geworden door de hulp van je geloof.
[11] Waarlijk, Ik zeg jullie: Zonder Mij kunnen jullie niets verdienstelijks doen voor het eeuwige leven! (Joh. 15,5) Pas wanneer jullie daarmee in je hart instemmen, zijn jullie Mijn ware leerlingen - en nog meer: Daardoor zijn jullie ook Mijn echte broeders in de geest van God! ,
[12] Toen zeiden EEN PAAR LEERLINGEN weer: 'Die woorden zijn wel erg mooi en ook heel wijs, maar wij geven openlijk toe dat het allemaal wat hard en ook niet erg begrijpelijk klinkt. Want met de eigenlijke vrijheid van de eigen wil ziet het er dan niet zo gunstig uit! En als men iets goeds gedaan heeft, gaat dat de vrijwillige weldoener helemaal niets aan; voor die daad heeft hij geen loon te verwachten, maar alleen voor het feit dat hij zich vrijwillig als werktuig heeft laten gebruiken door de erkende goddelijke wil. Dat is erg vreemd! De mens is en blijft op die manier toch niets anders dan een werktuig van de goddelijke almacht, en is in en op zichzelf eeuwig een puur niets. Waarlijk, bij zo'n leer zouden zelfs wij, die al zoveel van U gehoord en gezien hebben, zwak in ons geloof kunnen worden!'
[13] Maar toen zei DE REUS: 'Beste vrienden, hoewel ik nog maar pas leerling van deze Meester en Godmens ben, deel ik deze mening niet! Hoe gaat het dan met een kind, waarin vaak ook al heel vroeg een kwade wil tot uiting komt? Moet het niet de wijze wil van zijn ouders gehoorzamen, en zijn eigen wil tenslotte alleen maar gebruiken om datgene te doen wat zijn ouders willen? En als het mettertijd meer en meer gewend geraakt is aan de wil van zijn ouders, wordt het zelf wijs, weet dan wat juist en goed is en verafschuwt uit zichzelf het kwade, verkeerde en onrechtvaardige. Daardoor komt het pas tot het ware zelfbewustzijn en tot de ware, redelijke zelfstandigheid. Zou het kind echter ooit zover gekomen zijn als het niet de wil van de wijze ouders tot de zijne gemaakt had?!
[14] En zo kunnen ook wij mensen pas dan tot het ware zelfbewustzijn en tot de ware levenszelfstandigheid komen, als wij door onze vrijwillige gehoorzaamheid de ons geopenbaarde goddelijke wil geheel tot de onze maken; want in de goddelijke wil moet toch duidelijk ook de hoogste vrijheid heersen, omdat God Zelf het meest wijze en dus meest vrije wezen is. En als wij ooit ook maar aanspraak op een ware levensvrijheid willen maken, dan kunnen wij deze alleen maar bereiken door geheel één met Hem zijn in ons denken, voelen en willen en dan ook volledig daarnaar handelen. -Heb ik gelijk of niet?'
[15] DE LEERLINGEN zeiden: 'Ja, ja, in dit opzicht heb je wel gelijk, en daarvoor kunnen wij je alleen maar prijzen! Maar het is toch ook waar dat ieder mens uiteindelijk met het gezicht dat hij gekregen heeft, volkomen tevreden moet zijn; want ondanks alle ontevredenheid zou hij geen ander krijgen. En kort en goed, alle eer aan de grote wijsheid, macht en goedheid van onze Heer en Meester, -maar een mens wordt daardoor toch nooit een vrije God, en God nooit een beperkt mens! En daarmee hebben we veel en alles gezegd, want dat een mens met zijn toch al hoogst beperkte krachten alles moet doen en uiteindelijk nog bij zichzelf moet zeggen -en dat zelfs met een volledige innerlijke overtuiging -, dat hij helemaal niets gedaan heeft en slechts een onverantwoordelijke, luie en onnutte knecht was, is zo'n vreemde eis, als er geen tweede op deze aarde ooit gehoord is!
[16] Een wijs vader zal zijn kinderen alleen maar prijzen wanneer zij op zijn velden ijverig gewerkt hebben; hier wordt daar echter niet alleen niets over gezegd, maar ook nog geëist dat men daarna bovendien, wanneer men alles met de grootste ijver gedaan heeft, zichzelf nog diep moet verachten. Ah, zoiets kan toch niet! Hoe kan een mens ooit geestdriftig worden voor het doen van iets goeds, als hij vanwege die goede daad zichzelf moet verachten?! Ja, een mens moet zichzelf verachten en verafschuwen vanwege een zonde, die hij mogelijk op lichtzinnige wijze begaan heeft, -maar niet vanwege een goede daad! Daar moet hij alleen maar ware vreugde aan beleven, en zijn eigen hart moet zichzelf in stilte op verheffende wijze loven en zijn geweten moet gerust zijn, ook dan, als de hele wereld hem vanwege die goede daad zou verachten! Maar zichzelf nog daarvoor verachten, en met zichzelf uitermate ontevreden zijn als men alles met alle mogelijke ijver gedaan heeft wat men volgens de goddelijke wil voor goed en juist hield, is echt te veel verlangd van een mens, die toch al zwak is!
[17] Heer, daarover vragen wij U meer uitleg, anders gaan ook wij weg, net als degenen die al eerder zijn weggegaan! U kwam tot ons, en wij hebben aan Uw roep gehoor gegeven en U altijd volkomen geloofd; maar dit kunnen wij, op de manier waarop wij dit begrijpen en inzien, echt niet van U aannemen, - want het kan vrijwel op geen andere manier worden ingezien en begrepen! ,
«« 143 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.