De verwijten en twijfel van de leerlingen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 145 / 248 »»
[1] Ik bleef met de leerlingen de hele dag in het huis van Matthias en vertelde hem veel van wat Mij allemaal op deze reis van verscheidene weken overkomen was, hetgeen de waard in hoge mate interesseerde. De leerlingen gingen echter gezamenlijk naar buiten -behalve Johannes en Matthéus, die tot de avond hun aantekeningen ordenden en op elkaar afstemden. Ook de twintig Joodse Grieken gingen naar buiten en genoten van de aanblik van de zeer levendige, bewogen zee.
[2] Pas laat op de avond kwamen alle leerlingen weer naar huis terug, toen het avondmaal al enige tijd klaarstond. Wij gebruikten het nachtmaal in alle stilte en begaven ons al gauw daarna ter ruste. Vervolgens bleven wij nog enige dagen daar en hielden ons met allerlei goede en nuttige dingen bezig.
[3] De hoofdman zelfwas iedere dag bij Mij, en Ik genas enkel door Mijn woord verscheidene zieken waarover hij Mij had verteld. Enige van Mijn eerste leerlingen ergerden zich er heimelijk over dat Ik dat allemaal Zelf deed en hun geen opdracht gaf om dat in Mijn naam te doen, wat volgens hun mening meer zou getuigen voor Mijn leer dan door Zelfsteeds maar tekenen te doen. Want die getuigden wel voor Mijzelf van Mijn goddelijk meesterschap, maar helemaal niet speciaal voor het feit dat Mijn leer ook door Mijn leerlingen werkte, omdat de mensen zeiden: 'Nu trekken zij al zo lang met Hem rond en toch hebben ze nog maar weinig geleerd, want zij kunnen haast niets!'
[4] IK zei echter tegen hen: 'Vrienden en broeders! Voor jullie zal ook de tijd komen waarin je in Mijn naam tekenen zult doen; maar nu is het nog niet zover. Ik heb echter de meesten van jullie ook dezelfde kracht gegeven om alle soorten zieken te genezen, en jullie hebben ze ook genezen, en diezelfde kracht bezitten jullie nog, behalve een van jullie die zich ervoor liet betalen. Maar als jullie bij Mij zijn, is het echt niet nodig dat jullie in Mijn bijzijn tekenen doen; waar het echter nodig is, laat Ik ook jullie heel speciale tekenen doen. Wat willen jullie dan nog meer?! Ik ben nog niet opgevaren naar de plaats waar Ik vandaan gekomen ben, naar Mijn God en naar jullie God, en Ik heb de heilige geest van God nog niet over jullie uitgestort, die jullie binnen zal leiden in alle waarheid en wijsheid. Heb dus tot zolang geduld, - daarna zullen ook jullie dat doen wat Ik nu doe! - Zijn jullie daarmee niet tevreden?'
[5] Toen zei THOMAS: 'Heer, daarmee zijn wij wel tevreden, maar één ding van U begrijpen we nog steeds niet! Kijk, bij de heidenen heeft U wat betreft het doen van tekenen Uzelf werkelijk bijna overtroffen! De heidense tempels en afgoden heeft U in een oogwenk vernietigd, en de koppigste priesters hebben zich als lammeren naar U gevoegd; waarom doet U datzelfde ook niet in Judea? De tempeldienaren zouden allang Uw leerlingen zijn als U hun tempel met hetzelfde gemak weggeblazen zou hebben als U bij de heidenen aan de Eufraat de afgoden weggeblazen heeft! Doe dat ook in Judea, en Uw leer is geborgen!'
[6] IK zei: 'Jullie zeggen watje begrijpt, en Ik zeg wat Ik van de Vader uit weet, en wat Ik dus ook heel goed begrijp! Jullie weten de reden niet waarom bepaalde dingen moeten gebeuren om bepaalde doelen met zekerheid te bereiken; Ik weet het echter maar al te duidelijk en precies waarom bepaalde dingen moeten gebeuren om bepaalde doelen met zekerheid te bereiken. Daarom is het echt niet gepast dat jullie Mij nu willen voorschrijven wat Ik moet doen! Ik heb jullie echter al bij verschillende gelegenheden duidelijk uiteengezet waarom Ik bepaalde dingen doe en waarom nu de verhouding van de mensen tot God zo slecht en duister is, en waarom het zelfs gebeuren zal dat Mijn lichaam in Jeruzalem gedood zal worden.
[7] Maar jullie onthouden niets en denken er ook nooit dieper over na, zodat Mijn woord in jullie nooit helemaal goed wortel kan schieten; en zie, juist daarom is het geloof in Mij bij jullie nog lang niet levend, en jullie zijn dan ook juist daarom niet geschikt en in staat om tekenen te doen waardoor de mensen zouden zien dat jullie waarachtig Mijn leerlingen zijn! -Waarom onthouden jullie toch zo weinig en denken jullie er ook zo weinig over na?'
[8] Weer zei THOMAS: 'Heer, versterk ons geheugen, dan zullen wij ook zeker alles onthouden, en nadenken over wat wij allemaal uit Uw mond vernemen! ,
[9] Daarop zei IK: 'Dat heb Ik toch al gedaan voor zover het mogelijk was; maar verder dan jullie natuur verdraagt, gaat dat niet. Zodra echter de geest over jullie zal komen, zal deze jullie zonder meer in alle wijsheid binnenleiden, en jullie zullen dan in het vervolg je aardse geheugen niet meer nodig hebben. Maar terwille van de vorming van de ziel is de mens ook een aards geheugen gegeven, dat bij een werkelijk vaste wil sterk genoeg is om een ontelbare hoeveelheid woorden, waarheden en handelingen te onthouden; alleen als de mens totaalonverschillig aan allerlei dingen en gebeurtenissen voorbijgaat, blijven die ook niet in zijn geheugen hangen, daarvan heb Ik jullie de reden bij Caesarea Philippi helder en duidelijk laten zien. Denk daarover na, dan zullen jullie die wel vinden!'
[10] Op wat Ik nu gezegd had, had geen enkele leerling een weerwoord, en Ik sprak vervolgens met de hoofdman die deze dagen steeds aanwezig was, over veel dingen, waardoor hem nu in deze tijd allerlei toestanden in de wereld duidelijk werden.
[11] Maar de leerlingen onderhielden zich op hun manier en wisselden onderling van gedachten over allerlei dingen. Enigen beweerden dat God in Zijn macht toch beperkt moest zijn, omdat Hij bij alles wat Hij wilde doen ontstaan, ook gebonden moest zijn aan bepaalde voorwaarden, zowel wat tijd alsook wat aard betreft, zonder welke voorwaarden Hij heel wat zaken helemaal niet tot stand zou kunnen brengen. Anderen zeiden weer dat God dat niet deed terwille van Zichzelf, maar terwille van Zijn schepselen, om hen die vastheid te geven waardoor zij voor de eeuwigheid degelijk en bestendig worden. Bovendien zou het Hem Zelf hemelse vreugde moeten schenken als Hij Zijn werken in een bepaalde orde, die Hij Zelf vastgesteld had, pas geleidelijk aan tot Zich omhoog zag rijpen. Dat God echter door de almacht van Zijn wil ook ogenblikkelijk iets tot stand kon brengen, daarvoor had Ik hen al heel veel bewijzen geleverd.
[12] Daar kwam weer commentaar op, -kort en goed, bij het grootste deel van Mijn leerlingen werd het geloof zelf daardoor wat wankel gemaakt, en sommigen beweerden dat Ik misschien toch niet meer was dan een groot profeet, ongeveer te vergelijken met Mozes of Elia, bij wie het ook nooit aan verbazingwekkende tekenen ontbroken had. Met dergelijke beschouwingen en vergelijkingen kwam de avond en wij gingen na het avondmaal weer rusten.
«« 145 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.