[2] Maar IK vroeg hun: 'Kinderen, vrienden en broeders, hebben jullie wat te eten en te drinken?'
[3] Toen vielen allen aan Mijn voeten neer en vroegen Mij om vergeving. Ik beval hen echter om meteen op te staan en eerlijk tegen Mij te spreken, omdat zij best wisten dat Ik nooit boos wordt als iets oprecht wordt gezegd. Toen stonden de broeders op en dankten Mij dat Ik hen niet verlaten had.
[4] Terwijl Ik echter zo met hen sprak, kwamen ook DE TWINTIG JOODSE GRIEKEN haastig aangelopen. En toen zij Mij zagen, zeiden zij: 'Heer, U bent ons voor! Wij waren in de tempel en hebben Uw wijze toespraak gehoord; toen U echter tijdens die ontzettend brutale aanval van de Joden en Farizeeën opeens onzichtbaar werd, gingen wij ook snel uit de tempel zo goed als het bij die grote drukte mogelijk was, en wilden zojuist de broeders vertellen dat U er was, wat hen zeker in hoge mate verheugd zou hebben, -en nu treffen wij U reeds hier! ja, dat is voor de broeders zeker nog veel fijner, en ook wij zijn uitermate blij, U, o Heer, weer in ons midden te hebben! In het vervolg zal zo 'n scheiding beslist niet meer voorkomen!'
[5] IK zei: 'O, er zullen nog tijden en omstandigheden komen dat jullie je allen aan Mij zullen ergeren, en wanneer de herder geslagen wordt, zullen de schapen vluchten en zich verspreiden! Maar als de herder dan terug komt, zal Hij de goede schapen nogmaals voor altijd om zich heen verzamelen. Wel, de Farizeeën zou het vandaag erg slecht vergaan zijn als Ik niet zo snel uit de tempel verdwenen was; want in de tempel was het aantal van degenen die in Mij geloven, verreweg het grootst, en als iemand de hand aan Mij geslagen zou hebben, zou er in de tempel een groot tumult zijn ontstaan, en de voorname mensen uit Jeruzalem zouden er samen met de Farizeeën, schriftgeleerden en tempeljoden heel slecht zijn afgekomen. Om dat te vermijden, verliet Ik dan ook de tempel en ben Ik nu hier
[6] Morgen doen wij niets en vandaag ook niets meer, maar overmorgen, wanneer zoals bekend dit feest met de grootste praal gevierd wordt, zullen ook wij in de tempel verschijnen en het volk onderrichten. Maar nu verlaten wij deze herberg, die te streng en te dom volgens oud Joods gebruik is ingericht; want hier krijgen we voor zonsondergang niets te drinken en al helemaal niets te eten. Laten we daarom naar Bethanië gaan; daar zullen we meteen wat te eten en te drinken krijgen!'
[7] Daar waren allen het volkomen mee eens; maar toen kwam DE WAARD VAN DE HERBERG aangelopen en zei: 'ja, wat is dat nu?! Is mijn herberg dan niet goed genoeg voor jullie? Waarom willen jullie bij mij weg, en vooral jij, zoon van Jozef uit Nazareth, je bent met je ouders toch al zo vaak hier in de herberg geweest, en ik ben met Jozef zelfs heel nauw verwant?'
[8] IK zei: 'je bent Me ten eerste teveel jood en je vindt al het uiterlijke erg belangrijk, -maar het innerlijke, ware en levende is je vreemd; daarbij komt nog dat men overal altijd beter opgenomen wordt dan in het huis van naaste bloedverwanten, wat de reden is waarom Ik Mij ook maar hoogst zelden in Nazareth laat zien, - want een profeet is nergens zo onbelangrijk als in zijn vaderland! ,
[9] DE WAARD zei: 'Maar je vader Jozef was toch altijd graag bij mij, en we hebben steeds veel over Mozes en alle andere profeten met elkaar gesproken, en hij heeft mij ook heel opmerkelijke dingen over jou verteld! Waarom wil je dan nu beslist niet in mijn huis blijven, terwijl je toch al bijna in geen driejaar in Jeruzalem bent geweest?!'
[10] IK zei: ' Als je ook maar ergens navraag gedaan zou hebben, zou je 'wel te weten zijn gekomen dat Ik vrijwel tijdens ieder feest hier was! Maar je bent een orthodoxe jood en daarbij ook nog een orthodoxe waard, en als zodanig kan het je ook niets schelen wat er voor belangrijks in de stad gebeurt! Blijf jij daarom maar zoals jij bent, en Ik en deze leerlingen van Mij zullen ook blijven zoals wij zijn! Schuldig zijn we je nog niets, omdat we nog niets gebruikt hebben; en dus gaan we!'
[11] Daarop stonden we op en gingen vlug weg naar Bethanië.
[12] Achteraf zei DE WAARD echter tegen zijn mensen: 'Ik ben echt blij dat die vertrokken zijn; want bij verwanten zit er voor een waard altijd erg weinig verdienste aan!'
[13] Ik vertelde dat aan de leerlingen en zij werden erg verontwaardigd over deze waard die de mensen naar de ogen keek.
[14] Maarbij Bethanië zei IK tegen de broeders: 'Gaan jullie nu vast vooruit en vraag aan Lazarus of hij een goed middagmaal klaar wil maken; maar spreek nog niet over Mij! Daarna zal Ik komen, en dat zal hem een groot plezier doen.'
[15] Toen gingen de broeders met de andere twintig leerlingen snel vooruit en brachten Lazarus de boodschap over .
[16] HIJ vroeg echter meteen naar Mij en zei: 'ja, mijn beste vrienden, aan jullie wens zal meteen gehoor gegeven worden; maar ik zou er wat voor geven als ook de grote, heilige Meester bij jullie was! Een half uur geleden kwamen hier een paar Grieken voorbij en ik vroeg hun of ze nieuws hadden over het feest. Want ik ben maar een uur in Jeruzalem geweest en al gauw naar huis gegaan omdat ik mij ergerde aan het hoogst dwaze feestgedoe en daarom kon ik dus ook niet weten of er verder nog wat gebeurd was.
[17] Toen zeiden de Grieken: 'Wij hebben gehoord dat de beroemde magiër uit Galilea in de tempel bezig was; maar wij zagen hem niet omdat we door het gedrang niet binnen konden komen. ' Wel dat zeiden de twee Grieken tegen mij. Ik heb er toen meteen een paar van mijn knechten op uitgestuurd om navraag naar Hem te doen en het mij direct te melden, zodat ik er dan zelf heen kon gaan, Hem opzoeken en Hem als meest geliefde gast bij mij uit zou kunnen nodigen; maar de uitgestuurde knechten zijn nog niet teruggekomen. -Zeg mij, beste vrienden, of jullie ook iets dergelijks in de stad gehoord hebben!'
[18] Die vraag bracht de leerlingen in niet geringe verlegenheid, en zij wisten niet wat zij daarop moesten zeggen. Maar toen maakte Ik aan hun korte verlegenheid een einde door op datzelfde ogenblik de kamer van Lazarus binnen te komen en hem als broeder te begroeten. Lazarus was buiten zichzelf van blijdschap en zijn beide zusters huilden tranen van gelukzaligheid omdat Ik weer eens gekomen was. Kortom, er heerste nu een blijdschap in het hele huis van Lazarus als nooit tevoren.
[19] Direct werd iedereen aan het werk gezet om voor ons een buitengewone, schitterende maaltijd klaar te maken. Daar mochten natuurlijk de echte joden en Farizeeën niets van te weten komen, omdat zoiets voor zonsondergang de gewijde feestsabbat in hoge mate ontheiligd zou hebben. Maar op deze sabbat hadden alle Farizeeën het in de tempel veel te druk en hun dienaren eveneens, en daarom kon er in Bethanië heel veel gebeuren waarvan de tempel nooit iets vernam. Tijdens het bereiden van de maaltijd bestegen wij buiten de reeds bekende heuvel, gingen onder de schaduwrijke palmen op de grasbank zitten, en Ik vertelde Lazarus wat Ik die dag in de tempel beleefd had.
[20] Johannes en Matthéus schreven daar toen ook hun evangelie, natuurlijk alleen de hoofdpunten, met weglating van de meeste bijzaken.
[21] En toen LAZARUS Mij het vierde en vijfde hoofdstuk van de profeet Jesaja hoorde uitleggen, zei hij: 'ja, Heer, dat slaat toch wel duidelijk op de huidige tijd en haar mensen, dat er geen enkel puntje is dat hierop niet van toepassing is! ja, dan is het wel heel begrijpelijk dat de tempeldienaren het op U gemunt hebben! O, deze les was erg heilzaam voor hen; want die kerels doen nu immers al net alsof zij zelf de goden en engelen zijn!'
«« 148 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.