De belevenissen van de leerlingen op het feest in Jeruzalem

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 159 / 248 »»
[1] Toen wij ontwaakten - wat ditmaal ruim een uur later dan anders gebeurde -, stond de ochtendmaaltijd al kant en klaar op tafel. Wij gingen dan ook meteen aan tafel en gebruikten opgewekt het goed toebereide maal. Daarna vroegen de leerlingen aan Mij wat Ik allemaal op deze dag ging doen.
[2] IK zei: 'Deze dag bestem Ik tot een dag van rust en daarom zal Ik niet zo bijzonder veel doen. Jullie kunnen echter naar het feest gaan en zien wat er allemaal gebeurt en luisteren naar wat er allemaal gezegd wordt! En als jullie dan op de middag terugkomen, kunnen jullie Mij vertellen wat de mensen zoal over Mij zeggen; want Ik wil vandaag met Mijn geestesoog en - oor bij het feest aanwezig zijn, omdat er vandaag een puur heidens feest gevierd zal worden. Wie echter hier wil blijven, blijve en denke niet aan dat domme feest!'
[3] Daarop stonden enkele leerlingen op en gingen rustig wandelend naar het feest; maar Petrus, Johannes, Jacobus, Andréas, Simon en Matthéus bleven, en de Joodse Grieken bleven ook bij Mij, -want deze laatsten hadden helemaal geen zin om in de stad door iemand, ondanks hun Griekse kledij, herkend te worden.
[4] Toen die paar leerlingen echter op het feest kwamen, werden zij al gauw door ENKELE JODEN herkend, die naar hen toekwamen en nogal heftig vroegen: 'Zijn jullie niet Galileeërs en leerlingen van de timmerman uit Nazareth? Waar is hij, dan kunnen we naar hem toegaan en met hemzelf praten?'
[5] De leerlingen gaven op die vragen echter helemaal geen antwoord. Toen drongen de joden nog meer bij hen aan.
[6] Dat ergerde NATHANAËL, en hij zei tegen de opdringerige mensen: 'Waarom vragen jullie dat toch? Loop heen en zoek Hem zelf! Wij zijn hier net zo goed bedevaartgangers als jullie, en jullie hebben geen reden om ons met wat dan ook lastig te vallen. Maar mochten jullie aan de gang blijven, dan zullen we je wel door de Romeinen bij ons laten verwijderen.'
[7] Daarop mopperden de Joden en lieten de leerlingen met rust; vervolgens liepen de leerlingen in de voorhoven van de tempel rond.
[8] Er werd echter op verschillende plaatsen druk over Mij gesproken, en veel Joden die in Mij geloofden, zochten Mij, en vroegen anderen of iemand Mij ergens gezien had. Maar niemand wist waar Ik was heengegaan.
[9] En SOMMIGEN zeiden: 'Hij heeft gisteren toch gelijk gehad toen hij zei: 'Jullie zullen mij zoeken en toch niet vinden! En waar ik zijn zal, kunnen jullie niet komen! "
[10] Er waren er echter verscheidenen die zeiden dat Ik een pure bedrieger en geschoolde magiër was. Anderen zeiden dat Ik kennelijk een profeet was, omdat Ik dingen deed die nog nooit door een magiër gedaan waren. Nog anderen zeiden dat Ik voornamelijk een heel vroom mens was. Daartegen protesteerden weer anderen die zeiden dat Ik van een machtige geest uit de onderwereld bezeten was, die door Mij zijn wonderen deed en daardoor de mensen verleidde. Maar niemand beweerde of geloofde dat Ik Christus was.
[11] Het feest kwam de leerlingen echter heel verlaten en woest voor en zij gingen daarom al gauw terug. T oen zij weer in Bethanië arriveerden, werd hun meteen gevraagd hoe het op het feest geweest was. En zij vertelden haarfijn wat zij meegemaakt hadden, en wat zij gezien en gehoord hadden. Toen ergerden Lazarus en de andere leerlingen en de joodse Grieken zich erover dat het volk zo erg verstokt was.
[12] En LAZARUS zei: 'Nee, het onbegrijpelijkste vind ik toch wel dat uitgerekend dit volk zo ontzettend verstokt is! Wat een tekenen zijn er al gedaan, en wat een lessen zijn er al gegeven, -en alles vergeefs! Nee, nee, dat is te erg! Iemand als U, o Heer, die de mensen alleen maar voortdurend de grootste weldaden bewijst, en naar mijn weten nooit van iemand ook maar een stater heeft gevraagd, maar zoveel armen toch welovergelukkig heeft gemaakt, en ieder die U een vriendendienst bewezen heeft meteen duizendvoudig daarvoor beloonde, ziet dit stekeblinde, minne volk als een bedrieger! O Heer, geef mij slechts een paar momenten Uw almacht, en deze plaats zal in een oogwenk van al zijn oude vuil gereinigd zijn! O, hopeloze mensheid! Nee, die heeft geen vijftig jaar meer nodig om rijp te worden voor een heel zwaar gericht; die is daar nu al meer dan rijp voor!'
[13] IK zei: 'M'n beste broeder, windje daar niet over op en bedenk dat Ik Zelf wel het best inzie, waarom toegelaten wordt dat zij zich zo onzinnig gedragen! Toch zullen wij hen niet richten, maar het goed begrijpelijke woord dat Ik zo vaak helemaal tevergeefs tot hen gesproken heb, zal hen richten. Maar het is goed dat ook jullie nu gehoord hebben, hoe het merendeel van het volk over Mij oordeelt. Morgen, op de grootste feestdag, zal Ik weer in de tempelonderricht geven en hun heel precies vertellen wat voor soort mensen zij zijn, en wat zij als zodanig te verwachten hebben. - Daarom houden we er nu over op en houden ons met iets beters bezig! ,
[14] LAZARUS zei: 'Ja, Heer, dat zal wel het beste zijn! Maar is er dan iets wat we nu direct kunnen doen? Het middagmaal zal pas over een uur klaar zijn.
[15] IK zei: 'O, maak jij je daar maar geen zorgen over, -daar zal Ik wel voor zorgen!'
«« 159 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.