[2] IK zei tegen hem: 'Enkele Joden en een paar oude Farizeeën, die vandaag niets te doen hadden, wilden je bezoeken en je tevens voor Mij waarschuwen; maar ze doen dat alleen maar om van jou te weten te komen of ik Mij soms bij jou bevind, of waar Ik bij jou vandaan eventueel naar toe ben gegaan. En kijk, de honden merken precies dat het geen vrienden van jou en Mij zijn, en rennen daarom naar de poorten om te zorgen dat die Joden en Farizeeën snel terug gaan! Want zodra degenen die komen ook maar van verre deze dieren in het vizier krijgen, zullen zij ogenblikkelijk omkeren en zo snel hun voeten hen kunnen dragen er vandoor gaan. Daarna zullen de honden ook weer heel rustig terugkomen.
[3] Wij gingen toen in dezelfde richting als de honden.Nog maar nauwelijks hadden we de poort bereikt, of we zagen ook al een zwarte groep mensen. De honden verlieten onder geweldig geblaf de poort en renden in woeste vaart de komenden tegemoet. Maar toen die de honden in de gaten kregen, keerden zij pijlsnel om en gingen er als razenden vandoor .
[4] Toen zij zagen dat ze niet meer door de honden achtervolgd werden, begonnen zij langzamer te lopen en zij waren erg boos op Lazarus, die zich nu al door verscheurende beesten liet bewaken om zichzelf en zijn huis te beschermen tegen de bezoeken van de mannen van de tempel; maar hij moest het geduld van de tempel niet op de spits drijven, anders zou het hem nog heel slecht vergaan. Waar hij nu toch die beesten vandaan gehaald mocht hebben? En zo mopperden zij tot ze in Jeruzalem waren; maar thuis zeiden zij niets) omdat zij zich schaamden voor honden op de vlucht geslagen te zijn.
[5] Toen Ik dat aan Lazarus meedeelde, vroeg hij Mij, wat hij in het uiterste geval van de tempeldienaren te vrezen had.
[6] IK zei tegen hem: 'Helemaal niets; want als zij je iets zouden willen doen, sta je immers onder het Romeinse recht, en daar heb je wereldrechtelijke bescherming genoeg aan omdat juist deze plaats al sinds meer dan vijftig jaar geheel onder het uitsluitende gezag van de Romeinen staat. Ja, als dat niet zo was, zouden de tempeldienaren je wel heel anders hebben aangepakt; maar zo hebben zij geen recht. Zij proberen alleen jou, als Jood, op deze manier in hun voordeel uit te buiten, en uiten tegenover jou alleen maar loze bedreigingen; maar in werkelijkheid kunnen ze je niets doen. Je verplichtingen kom je altijd gewetensvol na en dus kunnen zij ook niets reëels tegen je inbrengen. Dat is dan ook de voornaamste reden waarom zij zo boos zijn op jou.
[7] Zij weten maar al te goed dat jij de rijkste man van heel Judea bent, omdat jouw bezittingen als zodanig reeds een klein land vormen, en geheel onder de Romeinse jurisdictie staan. Zij hebben dus geen recht om je belasting op te leggen en dat is hun een gruwel. Zij zouden het graag zo willen aanleggen, dat jij je los maakt van de Romeinen en je dan tot zuivere onderdaan van de tempel verklaart. Omdat jij dat echter ondanks al hun opdringerigheid niet doet, vallen ze je overal op je bezit lastig, ruien je bedienden op, en doen stiekem nu weer dit, dan weer dat aan. Maar van nu af aan ben je beveiligd; en dus mogen ze heimelijk nog zo kwaad op je zijn, ze kunnen je toch niets doen, -en daarom kun je van nu af aan volkomen gerust zijn!'
[8] LAZARUS zei: 'Heer, ik dank U voor uw goede uitleg! Ik voel me nu erg gerustgesteld, en heus, ik adem nu weer vrijer; maar ik vind het toch nog erg onplezierig dat ik nu tegen mezelf moet zeggen: 'Je hebt als mens altijd volgens je beste weten en geweten heel bereidwillig al het mogelijke gedaan wat men ook maar met de schijn van wettigheid van je verlangd heeft, en bovendien heb je nog openlijk en verborgen uit goedhartigheid heel veel goeds gedaan, wat men nooit van je had kunnen verlangen, -en daarvoor word je nu door die ellendige tempeldienaren nog gehaat!' Ach, Heer, dat wordt me echt te erg!
[9] Die ellendige schepsels willen alles alleen maar zelf bezitten en houden er absoluut geen rekening mee dat ik, om de tempel zijn verplichte kosten voor het onderhoud van de armen te besparen, jaarlijks minstens duizend armen helemaal onderhoud en bovendien nog ieder jaar een heel behoorlijk bedrag in hun buidel stop. Ik heb de tempel ook al veel grote giften gegeven, -en dat alles telt bij die ellendelingen niet mee! In plaats daarvan proberen zij nu bovendien nog om mij helemaal te gronde te richten, wat zij zelfs op een sabbat ogenblikkelijk zouden doen als hun dat mogelijk was! Ja, Heer, ik weet maar al te goed dat ze mij niets kunnen doen, maar het ergert me toch ontzettend dat deze ellendelingen mij nu nog haten, terwijl ik hun toch zoveel diensten heb bewezen!'
[10] IK zei: 'Maar kijk dan eens naar Mij! Heb Ik niet deze aarde en Zon, maan en alle sterren geschapen? Verzorg Ik niet voortdurend de aarde, opdat zij allerlei soorten voedsel voor alle schepselen voortbrengt? Zorg Ik niet voor het leven van ieder mens? Ik heb deze aarde voorbestemd voor het kweken van Mijn kinderen, Ik ben nu Zelf volgens alle bekende voorspellingen op deze aarde gekomen om Mij door woord en daad als Heer van hemel en aarde in de gedaante van een mens te tonen, om hen daardoor Zelf zodanig onderricht te geven dat zij waarachtig Mijn evenbeeld worden. En wat doen deze tempelhelden? Zij haten Mij, vervolgen Mij en ieder die in Mij gelooft, omdat Ik hun toon dat hun daden slecht zijn. Zij proberen Mij voortdurend te doden en weldra zal de tijd komen dat Ik Zelf zal toelaten dat zij ook die gruweldaad aan Mij begaan. En kijk, Ik voel geen ergernis over hen in Mij! Aan gene zijde zal Ik echter ook eeuwig Heer blijven, en hun zal daar zeker vergolden worden wat zij hier doen!
[11] Omdat Ik als de Oereerste en als de enige, grootste weldoener van de mensen Mij daarover echter niet erger, moet jij je ook niet aan hen ergeren, want vergeleken bij Mij heb je voor hen iets heel gerings gedaan! Kijk eens naar die steen, hier op de weg voor ons! Wie zorgt er voor dat hij blijft wat hij is, -buiten Mij? Als Ik op dit ogenblik Mijn wil, die hem in stand houdt, terugtrek, bestaat hij niet meer als materie, maar gaat hij over in zijn geestelijk specifieke toestand, dus terug in de sfeer van Mijn oerideeën, en datzelfde zou Ik ook ogenblikkelijk met de hele aarde kunnen doen als de daden van haar bewoners Mij zouden kunnen ergeren. Omdat deze Mij echter niet ergeren en nooit kunnen ergeren, blijft alles bestaan en laat Ik Mijn zon om het even schijnen over goeden en kwaden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Pas aan gene zijde zullen de grote verschillen aan de dag treden, en ieder zal zijn rechter in zich dragen.
[12] Wil je echter aan gene zijde volledig bij Mij zijn, dan moet je ook daarin aan Mij gelijk zijn dat je je over niemand ergert. Wie Mij navolgt, moet Mij in alles navolgen, omdat hij anders niet volledig Mijn leerling is.
[13] Daar komt nog iets bij, namelijk, dat ergernis helemaal niet bevorderlijk is voor je noodzakelijke, lichamelijke gezondheid; want daardoor ontstaat er te veel gal, en die verpest het bloed en brengt het menselijk leven ieder ogenblik in gevaar. Hoedje dus ook in dit opzicht met name voor te grote ergernis, omdat je anders al gauw je lichamelijk leven kwijt zou raken! Bedenk dat alles goed, dan zul je ook niet bang hoeven te zijn voor lichamelijke kwalen!'
«« 164 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.